metropolis m

Kunstenaars in Istanbul
De ruimte voorbij de stad

Culturele wereldstad enerzijds, doorgangssluis voor vluchtelingen en zwarte geldstromen anderzijds: Istanbul is een stad van tegenstellingen. De complexiteit van de miljoenenstad vormt in toenemende mate een bron van inspiratie voor een jonge generatie van kunstenaars.

Italo Calvino schreef begin jaren zeventig een tekst getiteld ‘Quale Utopia?’ waarin zijn ideeën zijn over de betekenis van een utopie te lezen zijn.1 Hij propageert een beeld van een stad die niet is opgebouwd uit onze utopische projecties noch een utopie in zichzelf wil zijn, maar de verbeelding van een stad die bevrijd is van meta-urbane projecten die zich baseren op systemen en paradigma’s. Istanbul in al zijn particuliere chaos en grilligheid doet mij denken aan dit wensbeeld van Calvino.

Istanbul is een perfect voorbeeld van hoe ruimten worden geproduceerd en gevormd door geografische en politieke omstandigheden en tijdelijke, lokale economische strategieën. De stad biedt een samenleving die bestaat uit enorme veel verschillende identiteiten en etnische gemeenschappen en uit het beroemde conflict tussen oosterse en westerse waarden. Deze sociale gelaagdheid van Istanbul in de vorm van stedelijke segregatie, is niet alleen een erfenis van het Ottomaanse rijk, maar ook van een omvangrijke migratie die in de jaren zestig een aanvang nam.

De Turkse econoom/socioloog Çağlar Keyder heeft aangetoond dat economische subsidies van de overheid in de jaren zestig de belangrijkste reden waren voor migranten om van het platteland van Anatolië naar de steden te verhuizen. Deze migranten vestigden zich in zogenaamde gecekondus in de periferie van Istanbul, waar ze verantwoordelijk werden voor het ontstaan van een compleet nieuwe informele economie. Veel van deze illegale districten, die zich kenmerken door hun zwart geldcircuit, zijn inmiddels als gevolg van allerlei lokale afspraken min of meer gelegaliseerd.2 De informele economie heeft zich zelfs verder versterkt door, volgend op het militaire regime na 1980, mede dankzij de liberalisatieprocessen en het snelle kapitaal van een geglobaliseerde markt, te zorgen voor nieuwe infrastructuren en voorzieningen.

In de afgelopen tien jaar is Istanbul enerzijds uitgegroeid tot global city, met een modern zakencentrum. Anderzijds heeft het zich op de golven van de belangrijke historische gebeurtenissen als de val van de muur in Berlijn, de politieke omwentelingen in de Balkan, 911 en de oorlog in Afghanistan, ontwikkeld tot een transit space waar ook ruimte is voor tal van andere economieën. Dit beeld van de stad als global city tegenover dat van de stad als transit space zorgt voor een sterke tegenstelling in de stad, ook op stedenbouwkundig niveau. Er zijn wijken waarin de global economy zich laat gelden en anderen waar de informele economie het gezicht bepaalt. Inzicht in de conflicten over ruimte en lokale identiteit kunnen een belangrijke bron van kennis zijn over de stad.

Derde ruimte

Het onderzoek naar het alledaagse leven, performatieve strategieën, mengvormen tussen lokale en globale discussies (die de duale structuur manipuleren), het zoeken naar ruimten tussen publieke en private sferen en translokale ervaringen, zijn de kernthema’s van de hedendaagse Turkse kunstpraktijk. Vanaf de jaren negentig zijn kunstenaars zich gaan richten op de stedelijke realiteit en nemen ze het individuele leven als onderwerp voor een kritische evaluatie van de economie en de politiek van de stad.

De Turkse kunstenaar Esra Ersen bijvoorbeeld werkte in verschillende steden als Malmö, Stockholm, Graz, Berlijn en Münster om uiteenlopende sociaal-politieke omstandigheden te kunnen ervaren. Ze onderzoekt in haar werk de tegenstelling tussen de westerse benadering van de stad en meer lokale (Turkse) realiteiten en ervaringen. Haar video Brothers & Sisters (2003), die te zien was op de vorige biënnale van Istanbul, geeft haar beeld van het leven in een migrantengemeenschap in Istanbul. Voor dit werk werkte ze maanden nauw samen met Afrikaanse, illegale immigranten en vluchtelingen. De belangrijkste vraag die het werk stelde was hoe de Afrikanen zichzelf positioneren ten opzichte van de sociale/openbare ruimte van Istanbul. In Brothers & Sisters wordt de stedelijke ruimte bepaald door de ervaringen van de Afrikanen gedurende hun tijdelijke verblijf in Istanbul. Er wordt een gefragmenteerd beeld van de stad in opgeroepen, waarin diverse individuen aan de hand van zeer verschillende gegevens hun identiteit bepalen.

Vanwege de onderontwikkelde infrastructuur van hedendaagse kunst in Istanbul waar kunstenaarsinitiatieven ontbreken, is het project Oda Projesi, opgezet door de kunstenaars Özge Açıkkol, Seçil Yersel en Güneş Savaş, een vermeldenswaardig initiatief. Oda Projesi concentreert zich op lowbudgetprojecten in het centrum van de stad. Sinds 1997 werkt Oda Projesi in de Sahkulustraat in de oude wijk Galata in Istanbul aan projecten in samenwerking met bewoners die vanuit verschillende delen van Anatolië naar Istanbul zijn geëmigreerd.

Zo heeft Oda Projesi recentelijk een lokale radiozender in het leven geroepen waar bewoners van de wijk, naast kunstenaars en wetenschappers aan deelnemen. Oda Projesi wil als bemiddelaar functioneren. Ze laten mensen vanuit verschillende disciplines elkaar ontmoeten en proberen zo een alternatieve ruimte te creëren (de zogenaamde derde ruimte waar Calvino het ook over had). Daarnaast probeert Oda Projesi kritiek te geven op, en een publieke bewustwording tot stand te brengen over de op handen zijnde stadsvernieuwingsprojecten, die bepaalde wijken in Istanbul een nieuwe veiligheidspolitiek en een kunstmatige stedelijke consumptiecultuur opleggen.

Ook Aydan Murtezaoğlu biedt zicht op Calvino’s derde ruimte, maar dan in meer abstracte zin. In haar foto’s creëert en onderzoekt ze een specifiek moment, een vrijzone waarin vanuit een persoonlijke benadering een eigen ruimte en realiteit gebouwd kan worden. Zoals ze zelf schrijft: ‘Ruimte wordt ook bepaald door het geheugen. Als we de verschillende gelaagdheden ervan willen begrijpen is het beter om dit geheugen als uitgangspunt te nemen en niet te proberen die lagen afzonderlijk proberen te benoemen.’3 Met name in haar laatste werken legt Murtezaoğlu daarbij de nadruk op een stedelijke context, op de subjectivering van een stedelijke ruimte die is aangetast en getransformeerd door sociale structuren.

Valse getuige

Het spanningsveld tussen het afbeelden van de werkelijkheid en het fictionele aspect binnen de fotografie wordt ook geproblematiseerd door de in Amsterdam en in Istanbul wonende kunstenaar Banu Cennetoğlu. Cennetoğlu nam deel aan de derde Berlijn biënnale in 2004 met het werk A false witness, een foto-installatie over de relatie tussen de ruimtelijke organisatie van het asielzoekerscentrum in Ter Apel in Nederland en de instabiele identiteit van de vluchtelingen die er verblijven. Cennetoğlu gebruikte de paradoxale status van fotografie (zowel informatief als subjectief) om op een krachtige manier de onzekere omstandigheden waarin de mensen daar verblijven af te beelden. In haar meest recente werk Are there any palm trees in grozny? (2005) brengt ze een gebied van Istanbul in beeld. Het is een locatie die ligt ingeklemd tussen een spoorwegemplacement, een militair gebied en een potentiële plek voor een recreatiegebied nabij de Bosperus in het centrum van de stad. Cennetoğlu zoekt met haar foto-installatie naar de mogelijkheden van deze onbestemde, stedelijke zone.

De uit Istanbul afkomstige kunstenaar, architect en musicus Cevdet Erek ten slotte, die nu aan de Rijksakademie studeert, koppelt in zijn werk geluid aan een ruimtelijke, stedelijke context. Op het IFFR 2005 was de video-installatie The Second Bridge (2003) van hem te zien waarin geluid en beeld elkaar versterken. De installatie bestaat uit twee schermen waarop een dubbele presentatie van een brug te zien is, die twee delen van Istanbul met elkaar verbindt. Het ene scherm laat de brug zien terwijl grote schepen vanuit de Zwart Zee passeren, op het andere scherm is de brug te zien met Turkse vlag hangend over de reling. Het werk speelt met het stereotiepe beeld van Turkije en Istanbul als zijnde de brug tussen Europa en Azië, Oost en West, hier en daar.

De stedelijke structuur en de ruimtelijke context van Istanbul zoals die in de kunst van veel kunstenaars uit Istanbul naar voren komt, is onmiskenbaar verbonden met een sociaal-culturele erfenis, waarin de discussie over de stedelijke context en politiek-economische aspecten een belangrijke rol spelen. Het artistieke perspectief dat hieraan door kunstenaars wordt gegeven, laat een ruimte zien waarin meerdere realiteiten naast elkaar kunnen bestaan. Het vestigt onze aandacht op het sociaal-politieke conflict tussen de stedelijke ruimte en het individu. Het droombeeld van Istanbul als ‘een wereldstad’ of ‘culturele hoofdstad’ zou het gevaar in zich kunnen herbergen van een normalisatie van de huidige complexe publieke ruimte en semi-illegale stedelijke structuur, met gevolg een privatisering van de publieke ruimte en een vergroting van de aandacht voor de veiligheid in de stad. In het beeld van Istanbul als safe society klinkt Calvino’s waarschuwing tegen een al te simpel gedachte stedelijk Utopia des te scherper. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat de werkelijke utopie een aanmerkelijk veelzijdiger beeld toont.

www.odaprojesi.com

1. Italo Calvino, ‘Quale Utopia?’, in Almanacco Bompian 1974, Milaan, 1973. Citaat afkomstig uit: ‘On Fourier, III: Envoi: A Utopia of Fine Dust’ in Italo Calvino, The Uses of Literature, A Harvest/HBJ Book, 1987, p. 245-255.

2. Ç. Keyder, Istanbul: Küresel ile Yerel Arasında (Istanbul: Between Global and Local), Metis Publishing, 1999, p. 21.

3. Geciteerd uit een gesprek tussen Aydan Murtezaoğlu en Zühre Sözeri (architect) over het werk van Murtezaoğlu.

Pelin Tan

Recente artikelen