metropolis m

Net echt
Kleine geschiedenis van de netkunst

Hoewel het internet nog in zijn kinderschoenen staat, is er in enkele jaren al heel veel gebeurd. Ook waar het kunst op het net betreft. In de kunstwereld heeft netkunst nog niet echt haar plek gevonden, maar Josephine Bosma voorspelt dat dat niet lang meer duurt.

Sinds 1996 heeft de wereld er een kunstterm bij: netkunst, ofwel kunst gemaakt met internetcultuur als basis, in technisch, politiek en/of sociaal opzicht. Netkunst is geen nieuwe kunststroming of stijl, maar eerder een symptoom van een zich steeds verder ontwikkelende mediakunst.

Het internet, een wereldwijd computernetwerk dat eind jaren tachtig pas echt voor een groter publiek ontsloten werd, functioneerde lange tijd voornamelijk als ‘tekstomgeving’, dat wil zeggen dat communicatie en het organiseren van informatie bijna uitsluitend door middel van tekst werd gerealiseerd. 1 Kunstenaars gebruikten deze tekstuitwisselingen in performances en multimedia-installaties, maar ook in mail art-achtige werken (zoals La Plissure du Texte van Roy Ascott in 1983).2 Het ontsluiten van het world wide web in 1994 veranderde veel. Cyberspace, zoals het geheel van computernetwerken graag genoemd wordt, veranderde van een relatief besloten ruimte waarin zich slechts een aantal fanatici, professionals en vooral veel studenten bevonden tot een helder verlicht ‘winkelcentrum’. Veel oudgedienden maakten zich ernstig zorgen over de technische en culturele toekomst van het internet. Ze zagen hun mooie wereld met zijn eigen regeltjes (nettiquette) en het delen van informatie vervangen worden door pure commercie en steeds ingewikkelder software. Ze waren bang dat het internet zou instorten onder de uitwisseling van zware databestanden van glimmende webpagina’s, met hun bewegende en geluid producerende onderdelen. De tamelijk idealistische instelling van veel eerste netizens, die via het front van de nieuwe media hoopten de wereld op een positieve manier te kunnen beïnvloeden, of die een eigen virtueel wereldje hadden opgebouwd, liep hierdoor gevaar ten onder te gaan in wat een totale ‘Disneyficatie’ werd genoemd.

De cultuurtjes die zich tot de komst van het world wide web op het internet bevonden zijn weliswaar voor een groot deel verdwenen of veranderd, er kwam ook wel iets voor terug. De oudere internetculturen leven voort in kleinere on line ‘gemeenschappen’, en een erfenis ervan is ook in afgezwakte of aangepaste vorm te vinden in bijvoorbeeld het enthousiasme voor het delen en uitwisselen van informatie bij een nieuwere generatie netizens. Met de toevloed van nieuw bloed in de laatste vijf jaar is duidelijk geworden dat niet zozeer het internet puur op zichzelf ons een mooie nieuwe wereld zonder grenzen of verschillen biedt, zoals sommige utopisten ons graag voorspiegelen, maar dat verschillende input een verschillende uitkomst geeft. Het internet is een grote verspreidingsmachine, waaraan iedere gebruiker meewerkt en, tot op zekere hoogte, meebouwt. Zowel infrastructuur en wetgeving (of regelgeving) als de sociale omgeving rond deze nieuwe mediale ruimte is nog lang niet uitontwikkeld.

Van net.art tot musea online

Netkunst bestaat al zo lang als er computernetwerken bestaan. Pas in 1996 kwam het fenomeen in de spotlight te staan en brak het daardoor uit een tamelijk kleine cirkel van belangstellenden. Dit gebeurde op de mailinglist nettime 3 waar een aankondiging gepost werd voor een bijeenkomst in Triëst, Italië, genaamd net.art perse. De naam raakte vergroeid met een groep kunstenaars die allemaal lid waren van de nettime mailinglist en die bekend werd als de net.art groep.4 Hun aanwezigheid in de nettime gemeenschap tekende voor een vrij sterk (media)politiek engagement. Veel van hun werk wordt ook nu nog gekenmerkt door een kritische houding ten opzichte van de techniek en/of de sociale omgeving van het internet. Voor sommige critici is deze mediakritische vorm van netkunst nog steeds de enige ware.

Door de dominante aanwezigheid van de net.art groep op verschillende mailinglists en festivals, en vooral door de discussies rondom hun werk, begon het discours rond netkunst zich met horten en stoten te ontwikkelen. Het debat bleef vrij lang hangen in een focus op het werk van deze groep, dat steeds als uitgangspunt werd genomen voor de discussie of netkunst in het algemeen nu een nieuwe kunstvorm is ja dan nee, en of de gemaakte werken überhaupt wel kwaliteit hadden. Eigenlijk is dit debat nooit tot een goed einde gebracht. In het kort komt de kwestie erop neer dat bij het beoordelen van kunst in een mediale omgeving de kunstkritiek er onderhand echt niet meer omheen kan mediatheorie en mediakritiek erbij te betrekken in haar beoordeling van kunst. Wellicht zelfs niet in haar beoordeling van niet mediale kunst die zich onderhand bewust buiten de media ontwikkelt. De vraag is alleen hoe ver en hoe diep mediatheorie en mediakritiek in een kunstdiscours toegelaten kunnen worden zonder dat te zeer te vernauwen tot een technische of politieke discussie. 5

Intieme interactiviteit

Hoe netkunst eruit ziet wordt meer en meer bepaald door grote kunstinstellingen zoals het SFMoma of het Guggenheim. Dat valt niet gunstig uit voor de kunst. Op hun gecompliceerde websites wordt zonder veel kennis van zaken een selectie gemaakt van technisch makkelijk toegankelijk en eenvoudig te archiveren werk. Zichtbaarheid van de individuele kunstenaar, zijn of haar werkstijl en intimiteit met het publiek verdwijnen. Er ontstaat vervlakking. Veel netkunst op deze sites bestaat uit speciale producties die vooral gericht zijn op puur visueel spektakel, zonder veel boodschap te hebben aan inbreng van het publiek of zonder werkelijk contact te zoeken met dat publiek. Maar zoals Sean Cubitt, auteur van Digital Aethetics op de mailinglist nettime zei: ‘Iets is pas netkunst als de “gebruiker” verantwoordelijkheid neemt voor het werk.’ Zichtbaarheid, communicatie en intimiteit zijn sleutelwoorden voor netkunst, of zoals Robert Adrian, kunstenaar en in 1980 oprichter van het artex netwerk, zegt: ‘het is niet een kwestie van een netkunstwerk bekijken, het is een kwestie van het meemaken in het netwerk.’

Het is moeilijk directe betrokkenheid bij een netkunstwerk uit te leggen als iemand (nog) geen ervaring heeft met een on line gemeenschap. De aanwezigheid in zo’n gemeenschap draait om het vormgeven aan en bewust meemaken van de virtuele omgeving. Dit is de wereld waarbinnen netkunst zich bevindt. Twee aspecten van netkunst moeten in het bijzonder nader bekeken worden: interactiviteit en virtualiteit.

‘De informatiemaatschappij is ongelooflijk steriel’, zegt theoretica Margaret Morse. ‘Alles draait om het verwijderen van elke vorm van subjectiviteit, van tijd en plaats van iets, dat dan als handelswaar online geplaatst wordt. De taak van cultuur is op de een of andere manier deze zaken op een virtuele manier te reconstrueren, en ik denk dat interactiviteit daar een heel grote rol in speelt.’6 Waar begint en eindigt interactiviteit? Informatie aandragen, bouwstenen verschaffen, is een manier om mee te werken aan een project. Verschillende projecten van kunstenaars draaien om het verzamelen van data, waarbij de medewerking van het publiek wordt gevraagd. Databanken, als symbool voor een steeds verder evoluerende informatiemaatschappij, verzamelen gevoelige of ongebruikelijke informatie, waarbij de vraag rijst wat het verzamelen van gegevens uiteindelijk voor beeld of wereld oplevert. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld 10-dencies van Knowbotic Research en art of work van Rachel Baker. In dat laatste werk probeert de Engelse Baker uitzendkrachten zo ver te krijgen dat ze alle mogelijke interessante informatie die ze tegenkomen in het bedrijf van hun tijdelijke werkgever doorgeven aan een database. Ze probeert op een tamelijk chaotische, ongestructureerde manier interessante bedrijfsinformatie een meer publieke functie te geven. Rachel Baker wilde uiteindelijk de macht van bedrijven verkleinen en die van de slechtst beschermde werknemers (uitzendkrachten) versterken, maar het project ging ten onder aan de onduidelijkheid van zijn functie. 10-dencies van Knowbotic Research is ook een zeer gecompliceerd en enigszins onduidelijk project. In 10-dencies werden mensen uit verschillende grote steden (Tokyo en een stad in Brasilia) uitgenodigd mee te schrijven aan een soort dagboeken. Er werd getracht de infrastructuur van de steden te overstijgen door los van de fysieke werkelijkheid staande (virtuele) verbindingen tot stand te brengen. De ‘interface’, oftewel de zichtbare toegang tot de structuur van het project, heeft een zeer dominante esthetiek, waardoor het een puur functionele website ruim overstijgt. Dit ingewikkelde project heeft geen grenzen. Knowbotic Researchlid Yvonne Wilhelm zegt zelfs dat in dit project ook alle berichtgeving eromheen tot het kunstwerk gerekend wordt. Afgezien van het verzamelen van data op een ongebruikelijke manier binnen een database structuur heeft dit werk dus nog duidelijke vertakkingen buiten bijvoorbeeld de website zelf en daarmee een groot scala aan mogelijkheden tot interactiviteit.

Performances

Een nog directere vorm van interactiviteit vinden we soms bij internet performances. Deze kunnen uiteraard heel verschillend van vorm zijn. Tekst, beeld en geluid worden op uiteenlopende manieren gecombineerd. Aan een performance in cyberspace gaat heel wat organisatie vooraf, omdat onderdelen van de performance op verschillende locaties in tijd gesynchroniseerd moeten worden. Een aantal kunstenaars laat in performances ruimte voor inbreng van buitenaf, dat wil zeggen voor samenwerking met buitenstaanders op verschillende niveaus. Hiervoor worden bijvoorbeeld op een mailinglist oproepen gedaan, of wordt een groep bekenden uit een online gemeenschap aangeschreven. Fakeshop, een kunstenaarsgroep uit Brooklyn New York, werkt op deze manier sinds 1994. Zij combineren beelden van ‘medewerkers’ met teksten en projecteren dat in bijvoorbeeld een installatie of environment , al dan niet met geluid. Alle ingrediënten worden in real time, live, geproduceerd. Het geheel is zeer poëtisch. Fakeshop heeft als thematiek vaak lichamelijkheid en technologie.

De als rebel bekend staande Engelse kunstenaar Heath Bunting is op weer een andere manier zeer bekwaam in het opzetten van interacties tussen het publiek, zijn werk en hijzelf. Hij heeft veel verschillende projecten gedaan en daarom noem ik nu alleen een paar relatief eenvoudige. In het x project schreef Heath Bunting op verschillende plaatsen op de wereld met een krijtje een webadres op een stoep, muur of straat. Wanneer dit adres op het web wordt opgezocht, is daar een vragenformulier te vinden dat zich vooral richt op wat men verwachtte bij het lezen van dit webadres op straat. Na wat doorzoeken vinden we ook de antwoorden van diegenen die voor ons het betreffende adres hebben bezocht.

Ook software kan kunst zijn en wellicht uiteindelijk zelfs de ultieme vorm van interactieve kunst: het is door de gebruiker naar eigen believen in te zetten. Wat software tot kunst maakt, blijft evenwel de vraag. Is Linux, dat in 1999 de Ars Electronica prijs won eigenlijk wel kunst? Dit ultieme open source project werd voornamelijk op mediapolitieke gronden gekozen. Een dominant Europees politiek activistisch technodebat gaf de doorslag. Ondertussen zijn Webstalker of Earshot veel duidelijker aan kunst verwant en beide ook echt door kunstenaars gemaakt dan Linux. De eerste geeft als browser een onduidelijk maar fraai beeld van de wereld achter het web. In plaats van het televisie-achtige beeld van de normale webbrowser zien we een soort zwevend web zich ontvouwen voor onze ogen. De tweede is een geluids-editor die de gebruiker nauwelijks controle over de uitkomst geeft, ten behoeve van de esthetiek van het geheel. Ook hier een gelijksoortig beeld van een sterachtige vorm die zich beweegt als door een zwaartekrachtloze ruimte. Beide zijn echter ook uitgesproken politiek getinte werken, zoals de webpagina van Webstalker duidelijk laat weten: Technical Innovation = Class War.

Lichtere vormen van interactiviteit in een netkunstwerk houden overigens niet een mindere waarde van het betreffende werk ten opzichte van meer gecompliceerde projecten in. Zoals bij alle kunst blijft de waarde van een werk afhangen van veel verschillende factoren.

On line/off line

Een opvallend aspect van netkunst en zelfs digitale kunst in het algemeen is de geïsoleerdheid ervan. Het werk lijkt in eerste instantie besloten te liggen in een ruimte die alleen toegankelijk is via het scherm, het keyboard en de muis van de computer. Een kunstenaar kan grofweg twee keuzes maken in deze: of de virtuele wereld wordt ‘verlengt’ en gebruikt buiten de computer, of het werk bestaat alleen in cyberspace. De laatste variant wordt soms ten onrechte ‘pure’ netkunst genoemd, een term waar de Duitse kunstenaar Joachim Blank zich tijdens een discussieforum in Berlijn recentelijk behoorlijk over opwond. Het kunstenaarsduo Blank & Jeron waar Joachim Blank deel van uitmaakt maakt veel installaties. Voor hen is het absurd de digitale wereld los te zien van de werkelijke en is de term ‘pure’ netkunst zeer dubieus. De grootste bedreiging voor het debat rondom deze kwestie, dat eigenlijk ook weer een definitievraagstuk is, is de institutionalisering van netkunst. De vraag naar een snel overzicht en makkelijke antwoorden heeft geleid tot een simpel ‘aannemen van’. Men neemt aan dat ware, ‘pure’ netkunst mediumspecifiek is en dus alleen in een computer voorkomt. Ook leidt de behoefte voor weinig geld zo snel en zo veel mogelijk netkunsttentoonstellingen uit de grond te stampen vaak tot eindeloze rijen links naar de website van een echte of virtuele tentoonstellingsruimte. Werk dat zo getoond wordt kan natuurlijk vrij moeilijk een verbinding met de werkelijke wereld tonen, en men selecteert dan ook liefst niet complexe, website specifieke netkunstwerken (webkunst).

Netkunstwerken met of zonder duidelijke componenten in de echte wereld staan echter naast elkaar, er is geen hiërarchie. Wat ik zelf heel interessant vind aan netkunst met segmenten in de tastbare ruimte, is dat dit soort werk als het ware de virtuele wereld bereikbaar maakt voor meer mensen dan die ene persoon achter een terminal. Er wordt een grotere ruimte betrokken bij het netwerk dan slechts de kleine ruimte van computer, keyboard, muis en gebruiker. Via dit werk wordt het netwerk als het ware over een ruimte heen gelegd, en stapt men erin. Je wordt je bewust van de aanwezigheid van de tot dan toe onzichtbare netwerken om je heen. Er zijn min of meer drie varianten denkbaar: allereerst het internet als verzamelplek (van data) en ontmoetingsplaats (van mensen) binnen een groter project; ten tweede het internet als bijna puur medium (vloeiend) voor gedecentraliseerde performances; en ten derde het internet als ruimte achter een installatie of als ruimte waaruit een installatie voortkomt.

Meesters in het samenbrengen van mensen, data en media is het TNC-network uit Parijs. De website stelt niet veel voor. Het werk speelt zich af in het samenspel van alle mogelijke media en netwerken. De mensen van TNC noemen zichzelf datajockeys. In een TNC project is het internet een krachtlijn in een grote gebeurtenis en een verbinding tussen verschillende mensen en media. Hun great web crash in 1996 simuleerde de ineenstorting van het world wide web in verschillende media door heel Europa. Een later gemixte cd met geluiden uit deze performance waarvan het geluid live uitgezonden werd via het internet laat stemmen horen in verschillende talen. De mix van gesprekken, berichten en muziek heeft nog steeds de spanning van het moment, een spanning die alleen veroorzaakt wordt wanneer publiek direct betrokken raakt in een grootse happening. Radio-uitzendingen, chats op het net, e-mailverkeer, faxen creëerden een virtuele deken die zich even over Europa verspreidde. In 1992 had Van Gogh TV een dergelijk project al gerealiseerd, waarbij ook televisiestations betrokken waren. De impact van dergelijke projecten kan worden afgelezen uit de woorden van Kathy Rae Huffman, als organisator van Van Gogh TV, die vertelde hoe ze nog jaren later mensen tegenkwam die haar lieten weten hoe sterk het meemaken van deze mediaperformance hun leven veranderd had. Het mediavirus sloeg over. Meemaken dat media ook voor andere zaken dan voorgekookte programma’s en berichtgeving gebruikt kunnen worden is dan ook bijzonder spannend.

Heel gewoon informatie versturen is ook mogelijk via internet. Dit is wat gebeurd tijdens een performance verspreid over verschillende locaties. Ars Electronica directeur Gerfried Stocker was in 1992 medeverantwoordelijk voor Chipradio en in 1993 voor winke winke. Beide projecten zijn pure geluidsperformances waarvan voor derden op het internet niets te beleven valt. Alleen direct betrokkenen en het publiek in de zaal en bij de radio maken er iets van mee. Nu worden dit soort concerten nog steeds georganiseerd en gecomponeerd door bijvoorbeeld musici als Jerome Joy uit Frankrijk. Naast gedecentraliseerde muziekconcerten horen ook de performances van het eerder genoemde Fakeshop ook bij deze catagorie van tijdsgebonden intensief gebruik. Van alle performances in deze categorie blijven net als bij analoge performances vrijwel geen sporen achter.

Het internet als ruimte achter een installatie hoeft niet in de vorm van een computer aanwezig te zijn. Naast vrij letterlijke extensies van het internet zoals in het Global String van Atau Tanaka, dat V2 in Rotterdam en het Ars Electronica centrum in Linz verbond via een gigantische gitaarsnaar waarop aan beide kanten tegelijk gespeeld kon worden (zie recensie p ), zijn er ook minder voor de hand liggende voorbeelden te noemen. Zoals de dikke marmeren plakkaten van Blank & Jeron in de expositie net_condition in De Balie in Amsterdam (2000), met daarop de ironisch bedoelde introductie op netkunst van netkunstenaars Alexei Shulgin en Natalie Bookchin. De vage scheidslijn tussen cyberspace en meatspace wordt door Alexei Shulgin sowieso graag op de hak genomen. In een performance in Wenen in 1997, genaamd real cyberknowledge for real people, deelde hij kranten uit aan winkelende Weners met daarin zwaar theoretische stukken van de mailinglist voor internetkritiek nettime. Soms dwaalt netkunst ver af van het tastbare internet, maar bijna altijd blijft ze toch diep van haar cultuur doordrenkt.

Noten

1. In de tijd voor het world wide web gebruikten kunstenaars bijvoorbeeld MIDI (een methode om digitale informatie voor alle mogelijke computergestuurde apparatuur, waaronder muziekinstrumenten, in te zetten) en CUseeme (een gratis te verkrijgen programma waarmee je bewegende beelden (webcams) van verschillende locaties kunt verenigen) in performances. MIDI werd zelfs al in voorlopers van het internet gebruikt.

2. Zie voor inzicht in vroege netkunst bijvoorbeeld het artikel van de Duitse journalist Tilman Baumgaertel in de catalogus van de eerste grote netkunst tentoonstelling net_condition van het ZKM in Karlsruhe. Zie ook: art+telecommunication, samengesteld door Heidi Grundmann, uit 1984. Een kleine kijk in kunstenaars computernetwerken vanaf 1980 is te vinden op:

http://www.chscene.ch/ccc/ds/46/025_urheben1.html

ook zeer goede voorgeschiedenis van netkunst op:

http://www.screenshock.com/theory/kmdipl/netzk2.htm

3. Nettime werd in die tijd nog bevolkt door zowel kunstenaars als theoretici en politieke activisten. De laatste jaren is de list helaas vooral richting politiek activisme gestuurd, ten koste van het kunstdebat. Voor het archief zie http://www.nettime.org, en zoek onder nettime-l. Over de eerste netkunstdebatten is ook veel te vinden in de nettime uitgave zkp4, een gratis krant.

4. Hierin zaten Heath Bunting, Vuk Cosic, Olia Lialina, Alexei Shulgin, Jodi, Rachel Baker en Akke Wagenaar. Ze vormden nooit een echte groep want ze hadden geen gezamenlijk streven behalve hun interesse in werken met het internet.

5. In Duitsland en Oostenrijk wordt mediapolitiek en mediatheorie al veel meer in het (net)kunstdebat opgenomen. Zie bijvoorbeeld de boeken Paramour van Katharina Gsollpointer en Ursula Hentschlager of [net.art] van Tilman Baumgaertel (de laatste bevat voornamelijk interviews). Zie ook bijvoorbeeld: Hans Dieter Huber, Die digitalen Obdachlosen. Kunsthistoriker und das internet.

http://www.lueneburg.net/hfk/texte/huber/hallo.html

6. uit Talkback: http://talkback.lehman.cuny.edu/tb/issue3/scene/index.html

genoemde kunstenaars en projecten:

Roy Ascott, La Plissure du Texte: http://www.bmts.com/~normill/Text/plissure.txt

SFMoma’s door Intel gesponsorde webkunst tentoonstelling: http://www.sfmoma.org/010101/

Guggenheim: http://www.guggenheim.org/exhibitions/virtual/index.html

Sean Cubitt: http://www.ucl.ac.uk/slade/digita/

Robert Adrian: http://www.t0.or.at/~radrian/

Knowbotic Research: http://io.khm.de/

Rachel Baker’s Art of Work: http://www.art-of-work.com/

Fakeshop: http://www.fakeshop.com

Heath Bunting: http://www.irational.org/cgi-bin/cv/cv.pl?member=heath

Linux: http://www.linux.org/

Earshot: http://www.deepdisc.com/earshot/

Webstalker: http://bak.spc.org/iod/

Blank & Jeron: http://www.sero.org/

TNC-network: http://www.tnc.net/

Van Gogh TV: http://www.vgtv.com/cgi/vmsprg?tplt=index

Kathy Rae Huffman: www.nettime.org/nettime.w3archive/199808/msg00004.html

Gerfried Stocker: http://kultur.aec.at/lab/show_one.asp?wid=196

Jerome Joy: http://homestudio.thing.net/

Helen Thorington, Adrift: http://www.turbulence.org/adrift/

Atau Tanaka, GlobalString: http://www.sensorband.com/atau/globalstring/main.html

Alexei shulgin & Natalie Bookchin, introduction to net.art: http://www.easylife.org/netart/catalogue.html

Josephine Bosma

Recente artikelen