Beauty and the Right to the Ugly Voor en achter de schermen
’t Karregat in Eindhoven is inderdaad geen mooi gebouw, en net daarom is het een bijzonder dankbaar onderwerp voor een film.
Aan het begin van de jaren ’70 kon Frank van Klingerens wijkcentrum gelden als één van de meest radicale woonexperimenten in Nederland; strikt genomen was ’t Karregat niet veel meer dan één grote, industriëel ogende dakstructuur die verschillende functies huisvestte, waaronder een school, een bibliotheek, een supermarkt, een café en een grote gemeenschappelijke ruimte. Dit zou allemaal niet zo bijzonder zijn, ware het niet dat Van Klingeren het gebouw vooral ook als een sociaal experiment opvatte, en het ontwerp baseerde op zijn principes van hinder en ontklontering; het gebouw moest situaties ensceneren waarin mensen niet anders konden dan met elkaar in contact treden en er het beste van maken.
Een voorbeeld: het café deed ook dienst als leesruimte van de bibliotheek en als wachtzaal voor een tandartspraktijk, en bepaalde lessen van de basisschool moesten in de supermarkt gegeven worden; verschillende functies werden niet van elkaar afgescheiden. Bovendien konden de buurtbewoners in ’t Karregat zelf activiteiten organiseren; zo vonden er jazzconcerten plaats en kon er gesport worden.
Het is dit gebouw dat zowel het onderwerp als de locatie van Van Oldenborghs film wordt. Een halve dag bezoek aan een opnamesessie van Beauty and the Right to the Ugly – en dus ook aan ’t Karregat – maakt duidelijk dat de film wellicht een mooi eerbetoon aan ’t Karregat van de jaren ’70 wordt, in die zin dat ook de productie van de film een sociaal experiment is dat bepaalde parallellen vertoont met Van Klingerens aanpak. “Niets is verboden, behalve dan de camera in kijken”, zo valt Van Oldenborghs benadering tot regie samen te vatten. Een paar opnames, waaronder een pianoconcert worden in scène gezet, maar voor de rest wordt iedereen vooral aangemoedigd met elkaar te praten, vrij rond te wandelen, en ’t Karregat te becommentariëren; de totstandkoming van Beauty and the Right to the Ugly is een open proces.
Iedereen, dat zijn de verschillende mensen die Van Oldenborgh uitnodigde om zowel voor als achter de schermen te figureren tijdens de shoot: oud-medewerkers van Van Klingeren, vroegere buurtbewoners, huidige buurtbewoners, een groep jongeren die nu een anti-kraakwoning in ’t Karregat bewonen, de architect die de volgende verbouwing op zich zal nemen, en bijvoorbeeld ook een student kunstgeschiedenis annex Metropolis M-stagiair; hier wordt aan ontklontering gedaan.
In de gesprekken staat vanzelfsprekend vooral de geschiedenis van ’t Karregat centraal. Er wordt gesproken over de verschillende levensfases van de wijk, over de verschillende verbouwingen, en natuurlijk vooral over hoe het vroeger was; nostalgie is de algemene teneur, vooral bij de oud-bewoners. Dat er ergens iets fout is gegaan, daar lijkt iedereen het over eens te zijn; ’t Karregat vandaag is niet ’t Karregat dat Van Klingeren voor ogen had. Nogal vaak werd geschreven dat de wijk als experiment gedoemd was te mislukken, maar daar is niet iedereen het mee eens: “de wijk is door de pers, die voor Van Klingerens visie maar weinig begrip had, inderdaad maar al te vaak voorgesteld als een mislukking," zegt een gepensioneerde oud-bewoner, “terwijl het experiment voor ons, de bewoners, wél gewoon werkte.”
Of de schuld nu ligt bij de pers, de verbouwingen, het beleid van de gemeente of in het concept van Van Klingeren; in ieder geval staat vast dat het oordeel van de geschiedenis over ’t Karregat niet mild is geweest. Tegenwoordig dient het gebouw zich vooral aan als een in verval geraakte en daarom inderdaad behoorlijk lelijke yesterday’s tomorrow. Precies hierin ligt natuurlijk de waarde van Van Oldenborghs film over ’t Karregat: het complex is perfecte casus voor wie wilt reflecteren over hoe we met dit soort complexe en gelaagde artefacten uit een schijnbaar onoverbrugbaar en onherstelbaar verleden omgaan. Hoe kijken we terug op de potentiële toekomsten die in het verleden besloten lagen maar niet verzilverd zijn? Moeten we deze toekomsten als relicten conserveren, terug tot leven proberen te wekken, of simpelweg beschouwen als afgesloten hoofdstukken, als roads not taken?
Het is riskant en misschien wel ongeoorloofd uitspraken over een werk te doen voor het af is en de wereld ingaat. Toch lijkt het er nu al op dat Beauty and the Right to the Ugly dit soort pregnante vragen op een treffende manier probeert te articuleren. Het zou mooi zijn als dit inderdaad ook gaat lukken; de behoefte aan meer kunst die indruist tegen de alomtegenwoordige fatalistische gelatenheid tegenover de maatschappelijke status quo wordt stilaan nijpend. Daarom kan nu al gesteld worden dan Beauty and the Right to the Ugly, Van Oldenborghs film over ’t Karregat, op precies het juiste moment lijkt te zullen komen.
Steyn Bergs
is kunsthistoricus en criticus, en werkt momenteel bij Casco – Office for Art, Design and Theory in Utrecht