Hoe iets onbelangrijks ineens heel belangrijk kan worden
Het is een curiosum, de kunst van Ron Nagle. Het Boijmans wijdde een tentoonstelling aan een serie nieuwe werken: Chewing Gum Monuments.
Ze zijn slechts een paar centimeter hoog, deze sculpturen, maar bezitten verder alle karakteristieken van de monumenten zoals je ze op straat kunt tegenkomen. Steeds is er een hoekig bouwsel waar iets over, op, of half hangend tegenaan is gedrapeerd. Monumentaal blijkt hier geen kwestie van formaat. Hoe klein ook, je kijkt er tegenop.
Het meest is van keramiek. Micro-keramiek. En de helft heeft fluorkleur-accenten. Als de gemiddelde keramist een half oermens is, met de handen tot aan de ellebogen in de klei, is Nagle een wufte patissier, bezig met toefjes, kloddertjes en glimaccenten. Chef Ronny houdt van felle kleurtjes, en geestige knipoogjes naar zijn aardse collega-keramisten. Zijn objecten geven niet voor niets de indruk eetbaar te zijn; de tentoonstelling is een vitrine vol gebak.
Chewing Gum Monuments – de titel alleen geeft al aan dat het een soort pop-art is die Nagle maakt. Volkomen over the top maar in verkleinstand. Dit is kunst die niet al te serieus genomen wil worden, grappend het leven door gaat in een diep verlangen naar belangeloosheid. Vrij, vrij, eindelijk vrij. Het is wat je stand-up sculpture zou kunnen noemen. Ik kan me althans niet voorstellen dat je de werkjes zonder te lachen passeert.
In de catalogus lees ik dat Nagle vooral graag ‘stuff’ maakt, met ‘direct emotioneel effect op de toeschouwer’. Het moet niet heel anders in zijn effect zijn dan een liedje, waar muzikant Nagle overigens ook mee bezig is.
Het is een typering die hem wel wat tekort doet. Zoveel onderbuik biedt zijn kunst niet. Ze zit vol toespelingen, lees alleen de titels: Karma Gouda, Ms. Elaine, Sebaceous Sister, Moniker Lewinsky, The Chadwick Chuck. Nagle kent zijn pappenheimers. Ik zie hem in gedachten gniffelend bezig op zijn atelier.
De meest kosmologische objecten zijn mijn favorieten. Menhir meets wereldbol, oersteen versus ranke globe. Wereldwijze Nagle blijkt een pestkop en een plaaggeest.
We leven in The Age of the Wunderkammer – de tweede of derde welbeschouwd. Er was, in het kader van de opgeleefde interesse, niet te lang geleden al een hele Biënnale van Venetië volgestouwd met curiosa, het ene object nog gekker dan het andere. Het ging er over werelden, vreemde werelden en hun gekke scheppers, en over het idee van totale kennis, de onzinnigheid van het verlangen daarnaar. Te zien was hoe de mens vol overmoed ostentatief stukloopt op zijn eigen kennistekort, maar met boerenslimheid en wilde speculatie nog een heel eind weet te komen. Als je maar gek genoeg doet.
Laat die duivelse Ron Nagle ook van de partij zijn geweest, in het Venetië van Massimiliano Gioni.
Ik neem aan dat hij zijn komst naar Rotterdam eraan te danken heeft. Zoals we sinds Venetië een hele trits Wunderkammer-exposities hebben zien passeren in kunstcentra die over het algemeen toch een wetenschappelijke functie pretenderen te hebben.
Moeten we, gezien deze omarming van de Wunderkammer, concluderen dat het met de kennisopbouw in die instituten wel meevalt? Dat we de historische pretentie van al die instituten voortaan beter niet te serieus nemen, omdat een museum per saldo een groot huis vol gekke dingen is? Zegt de Wunderkammer-cultus met andere woorden dat musea langzaam veranderen van monumenten van vooruitgang in half verduisterde krochten van het menselijk tekort? Met de daarbij horende kwalificaties van warm, donker, grillig en onberedeneerd, in plaats van het (modernistische) wit, kil, afstandelijk en rationeel.
De aanwezigheid van ‘Wunderkammer-Nagle’ zal door het museum vooral op verantwoorde kunsthistorische manier verklaard worden – zie ook de keurige museale presentatie van het werk. Het museum zal stellen dat zijn objecten gezien moeten worden als een dwarse cross-over tussen diverse afdelingen in de verzameling, van keramiek, pop-art, Amerikaanse kunst in het verre Umfeld van Warhol en de Nederlandse Wim T Schippers, tot en met de surreële grappen waar het museum via Dalí het nodige van bezit.
Maar ik neig de kleurrijke baksels van Nagle toch eerder te zien als een potentiële splijtzwam, die het wilde bouwsel dat de zo diverse Boijmanscollectie feitelijk is, met veel satanisch genoegen verder uiteen splijt.
Nagle mag zonder meer zijn kunsthistorische betekenis hebben, op dit moment in de tijd werkt hij toch vooral mee aan de bredere acceptatie van dit museum als een heel grote Wunderkammer. En vermoedelijk is het museum daar helemaal niet ongelukkig mee.
Ron Nagle
Chewing Gum Monuments
Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
25.4 – 30.8.2015
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M