MoMA Local 2110, de leden protesteren bij het Museum of Modern Art voorafgaand aan onderhandelingen, foto courtesy MoMA Local 2110
De opvallende groei van vakbonden in de beeldende kunstmusea in de Verenigde Staten
De grote Hollywood writers & actors staking van het moment laat het belang van georganiseerd verzet zien. In de Verenigde Staten sluiten zich de laatste jaren ook steeds meer medewerkers van beeldende kunstmusea aan bij een vakbond. Alix de Massiac bespreekt de geschiedenis van de voortdurende machtsstrijd tussen bedrijven en hun arbeidskrachten in de kunstsector van de VS. Wat levert het op?
In de Verenigde Staten is er de laatste paar jaar sprake van een opleving van vakbonden, ook in de kunstsector. Na de enorme groei van vakbonden in de jaren dertig van vorige eeuw, toen een derde van de werkende bevolking lid was van een vakbond, nam het aantal leden significant af. In de jaren zeventig was er een kleine opleving, maar sindsdien stagneren de lonen en is het verschil van inkomen en vermogen tussen arm en rijk explosief toegenomen.
In de VS werden de jaren dertig gedomineerd door de Great Depression, een wereldwijde economische crisis na de Beurscrash in New York in 1929. De massale armoede werd actief bestreden door president Franklin D. Roosevelt die een aantal wetten tekende ten gunste van de werkende mensen, waarmee ondermeer het oprichten van een vakbond vereenvoudigd werd en de oprichters ervan wettelijk beschermd werden, bijvoorbeeld tegen ontslag. Nadat de economie langzaam opkrabbelde, richtte in 1936 de één jaar eerder geformaliseerde UAW, de United Auto Workers vakbond, de pijlen op een van de grootste bedrijven in de automobielindustrie: General Motors. Zes weken lang organiseerde UAW in een van de belangrijkste fabrieken in Flint, Michigan, een sit-down staking. In plaats van de traditionele manier van staken, waarbij men met spandoeken vóór de werkplek demonstreerden, gingen de stakers op hun werkplek zitten en weigerden op te staan, waardoor alle werkzaamheden werden geblokkeerd. Het zou de boeken ingaan als de grootste staking van de twintigste eeuw in de Verenigde Staten. General Motors bond in en bood een loonsverhoging van vijf procent. Daarnaast stemde het bedrijf in met de eis dat het niet langer strafbaar zou zijn om op en rondom de werkvloer te spreken over (het oprichten van) een vakbond.
In de jaren vijftig en zestig stijgt het percentage van in vakbonden georganiseerde werkenden van twaalf procent naar 34 procent. Met blijvend resultaat. Werkdagen worden maximaal acht uur, werkweken maximaal veertig uur. Zorgverzekeringen worden beter gedekt door werkgevers. Ondanks die successen raakten vakbonden uit de mode en daalde het lidmaatschap tot een kleine tien procent van alle werkende mensen rond 2020.
Keerpunt
Het verleden bewijst dat een financiële crisis gepaard met een gunstig politiek klimaat een belangrijke aanleiding kan vormen voor een toename van vakbonden. Ook op dit moment groeien de vakbonden, zij het lang niet zo explosief als in de jaren dertig en veertig. De naweeën van de crisis in 2008 hebben een kleine tien jaar geduurd, bijna tot aan de pandemie, met lonen die stagneren en mede dankzij de inflatie per saldo dalen. Grote en middelgrote bedrijven gaat het over het algemeen genomen financieel voor de wind met recordomzetten, en de financiële hulp van de overheid tijdens de pandemie heeft hier enkel aan bijgedragen. En toch betaalt die winst zich niet direct uit voor de werkers van Starbucks of Amazon. Sla een willekeurige Amerikaanse krant open en lees over de 250 Starbucks locaties die allemaal per locatie in de afgelopen paar jaar een vakbond zijn begonnen. Google, Amazon, Apple: hun interne trendontwikkelingsrapporten die een stijging in vakbonden voorspelden werden al snel ingehaald door de werkelijkheid.
Hoewel musea in de VS berucht zijn om hun slechte salarissen, bleef de kunstwereld in de VS tot voor kort achter bij die ontwikkeling, op drie musea na: het Museum of Modern Art in New York, het San Francisco Museum of Modern Art en het Bronx Museum. Musea in de VS zijn berucht om hun slechte salarissen. De fictieve scheiding tussen blue-collar en white-collar werk (respectievelijk verwijzend naar manueel werk en kantoorwerk) droeg hieraan bij. Lid worden van een vakbond, dat doe je als je olie van je handen veegt of aan de lopende band plukt, was het heersende idee.
In 2019 kwam daar verandering in, met werkers van het New Museum die met een overweldigende meerderheid instemden om onderdeel uit te maken van UAW local 2110 (de afdeling in New York). Dana Kopel, een van de werkers van het New Museum die het meest met de media sprak rondom de formatie, heeft uitgebreid over dit proces geschreven in the Baffler en Texte zur Kunst. Daar schrijft ze dat men haar wellicht terloops had gewaarschuwd voor de slechte salarissen, ondermaatse werkomstandigheden en het hoge verloop van medewerkers maar, zo vergoelijkte ze het voor zichzelf, zó slecht kon het toch niet zijn?
Het vormen van een vakbond binnen de muren van het New Museum werd een bittere strijd. Het museum huurde vrij snel een union busting bedrijf in, ANH Labor relations consultants. Dit zijn consultants die bedrijven adviseren om de formatie van vakbonden tegen te gaan. Op de website van ANH staan allerlei getuigenissen van tevreden klanten: ‘Don’t wait to take back the control you’ve worked so hard to achieve.’ Het is haast ironisch. De machtsstrijd wordt in één zin helder verwoord, en zou tegelijkertijd perfect dienst doen als leus voor een vakbond.
De pandemie vormde de aanleiding voor het New Museum om in twee ontslagrondes vrijwel iedereen te ontslaan die actief deel uitmaakte van de vakbond, inclusief Kopel. Zij verklaarde zichzelf hierna in de podcast van het Canadese kunstblad MOMUS ‘unhireable’. Na in meerdere kranten te hebben laten optekenen dat ze niet kon wachten tot alle musea in de VS een vakbond binnen hun muren zouden hebben, werd ze persona non grata in de beeldende kunst. Niemand in besturen die daarop zit te wachten.
Tijdens de lunchpauze mag er nu ook in musea met elkaar worden gesproken over vakbonden, en als er een veld is wat van kaffeeklatsch houdt, is het wel de kunst
You can’t eat prestige!
Het MoMA in New York heeft het volledig anders aangepakt. Al sinds 1971 hebben ze daar te maken met PASTA, oftewel the Professional and Administrative Staff of the Museum of Modern Art, ook bekend als MoMA Local 2110, dat valt onder de paraplu van UAW local 2110. Volgens Maida Rosenstein, directeur van UAW local 2110, heeft de vakbond ervoor gezorgd dat de lonen en bijbehorende arbeidsvoorwaarden bij het MoMA op verschillende fronten beter zijn dan wat gebruikelijk is bij musea in de VS. PASTA komt deels voort uit bewegingen als de Art Workers’ Coalition (AWC) en de Black Emergency Cultural Coalition die in de jaren zestig en zeventig politiek engagement vanuit het museum probeerden af te dwingen. Men was tégen de oorlog in Vietnam, tégen racisme, tégen seksisme, tégen ongelijke behandeling en vóór transparantie. Tijdens de stakingen in 1973, 1982 en 2000 werd de slogan uit de jaren zeventig van PASTA naar hartenlust gebruikt: ‘You can’t eat prestige!’
Buiten het onderscheid tussen manueel werk en ‘hoofd’ werk, is dit een tweede reden waarom het zo lang zo moeilijk is geweest voor vakbonden om voet aan de grond te krijgen in musea. Werken in de beeldende kunst wordt door velen nog steeds ervaren als een voorrecht. In een veld waar de werkplekken schaars zijn en de aanwas groot, is het hebben van een baan bij een instituut als het MoMA of het New Museum een buitenkans waar men niet al te kritisch mee om dient te gaan. Een gegeven paard kijk je immers niet in de bek. Daar stap je gewoon op.
MoMA is een enorme organisatie, met veel gewicht in de kunstwereld, maar veel navolging kregen de ontwikkelingen daar niet. Tot 2019, toen na de veelbesproken strijd in het New Museum de tijdsgeest rijp bleek. In rap tempo organiseerden de werkers zich waardoor een hele lijst aan musea zich aansloot bij een vakbond: Solomon R. Guggenheim, the Tenement Museum, the Harriet Beecher Stowe Center, Portland Museum of Art, Museum of Fine Arts Boston, the Massachusetts Museum of Contemporary Art, Dia Art Foundation. Allemaal worden zij nu (deels) vertegenwoordigd door UAW Local 2110.
Tijdens de lunchpauze mag er nu ook in musea met elkaar worden gesproken over vakbonden, en als er een veld is wat van kaffeeklatsch houdt, is het wel de kunst. Bij de eerste ‘hoe gaat het bij jou’- gesprekken tussen werkers van het New Museum en het MoMA schrok men van de significante verschillen in lonen en arbeidsomstandigheden. Vergelijkbare posities waren velen malen beter af bij het MoMA. Dit is geen verrassing. Keer op keer wijst onderzoek uit dat een sterke, of überhaupt bestaande, vakbond meer kan afdwingen op collectief niveau.
PS Ook Chicago Art Institute heeft nu een coontract met een vakbond, meldt Artforum vandaag, vrijdag 18 augustus
DIT ARTIKEL IS EERDER GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M NUMMER 1-2023. STEUN METROPOLIS M, NEEM EEN JAARABONNEMENT. ALS JE JE NU ABONNEERT STUREN WE JE HET NIEUWSTE NUMMER GRATIS TOE. MAIL [email protected]
Alix de Massiac
is redacteur bij Metropolis M en maakt podcasts