metropolis m

A living archive – over dans in diverse tentoonstellingen

De gekwelde, verknipte, irrationele mens. De mens die lijdt en de mens die liefheeft, de verdorven mens. De ontaarde mens en de mens die zichzelf is. De mens in al zijn gedaantes. De tentoonstelling La La La Human Steps in Museum Boijmans Van Beuningen probeert ze te vangen en doet dit met het tekort als uitgangspunt, la condition humaine. Deze is het meest nadrukkelijk in de onbeholpen vleselijkheid van het lichaam, zo blijkt uit de tentoongestelde werken uit de eigen collectie. In het werk van Robert Gober steken twee benen hulpeloos uit een muur, bij Pipilotti Rist zijn we in een van haar films getuige van de slijmerigheid van een pasgeborene en bij Bruce Nauman voelen we ons claustrofobisch door een beklemmende kooi. De werken zijn ranzig, smakeloos of luguber; ze tonen de krochten van het menselijk bestaan. Maar welke kunstvorm kan het tekort nu eigenlijk beter aan het licht brengen dan de dans, dachten curatoren Sjarel Ex en Els Hoek.

De Bodonzaal van Boijmans werd daarom in februari voor een deel met hekken afgebakend waarbij twee mannen een streetdancewedstrijd hielden. Licht agressief, energiek en rauw deed het denken aan een hanengevecht. Ter viering van de opening van de tentoonstelling werden deze twee dansers van het HipHopHuis uit Rotterdam uitgenodigd. Tijdens de tentoonstelling zijn er ook andere speciaal gechoreografeerde duetten te zien van de dansgroep La La La Human Steps, het Scapino Ballet en House of Makers.

De interesse van Boijmans in dans staat niet op zichzelf. Musea lijken steeds minder terug te deinzen voor het tonen van dans. Nationaal en internationaal wordt het volop geprogrammeerd in de grote en kleinere instituten. Tegelijkertijd lijken ook de cynische kritieken af te nemen waarin dans afgedaan wordt als louter spektakel, ingezet om de bezoekersaantallen te verhogen.

In 2009 schreef choreograaf en danser Boris Charmatz een manifest voor zijn dansmuseum. Hij is een belangrijk voorvechter voor de benadering van dans als een beeldende discipline die, hoewel hij lastig handelbaar is, toch zeker museumwaardig is. Dans, zo stelt Charmatz, strekt verder dan enkel de choreografie. Het bestaande bereik moet vergroot worden om zijn potentie te kunnen verwezenlijken. Charmatz wil een einde maken aan de strikte grenzen die door culturele instituten worden opgesteld, ten gunste van de wisselwerking tussen de verschillende disciplines.

De ideeën van Charmatz zijn ondertussen werkelijkheid geworden. Toen hij in 2009 directeur werd van het Centre Choréographique National de Rennes et de Bretagne transformeerde hij het direct in het Musée de la Danse. Zijn manifest gaf daarbij een sterk signaal af naar de danscultuur en andere instituten met als gevolg dat de dans als discipline inmiddels breder geaccepteerd lijktbuiten de traditionele danspodia. Zijn dansgroep heeft intussen menigmaal in musea en op andere plekken voor beeldende kunst opgetreden.

In het jaar dat Charmatz zijn manifest schrijft, beweegt een groep van musici en dansers onder leiding van Sasha Waltz door het Neues Museum in Berlijn. Op dat moment staat het gebouw op het punt compleet verbouwd te worden. De dans werkt als een ideaal overgangsritueel, met oog voor de architectuur. Precies om die reden bracht ook curator Hendrik Folkerts in de reeks Stage it! (2012-2014) dans naar het nieuwe, en nog niet geheel ingerichte gebouw van het Stedelijk Museum in Amsterdam.

Het conserveren van kunst wordt vaak als het fundament van het museum gezien. Het onthalen van dans – dat nomadisch en een van de meest efemere en onmiddellijkste kunstvormen is – kan precies dit fundament aan het wankelen brengen. Als we dit positief bekijken dan opent het zo het instituut voor andere richtingen. Maar kritisch bekeken dient zich de vraag aan hoe het museum iets kan bewaren dat weigert bewaard te worden. Is dans wel in staat zich te voegen naar de museale traditie van de beeldende kunst?

Een greep uit het recente aanbod van dans in musea maakt duidelijk dat de verschijningsvormen van dans gevarieerd zijn, waardoor concrete conclusies niet zo gemakkelijk te trekken zijn. De dans in de traditie van de minimal art geeft een sterk geformaliseerde verbeelding van de overbrugging van ruimte en tijd. In lijn daarmee wordt nog steeds veel dans geprogrammeerd als verkenning van de architectuur. Maar er zijn nu ook choreografieën met een geheel andere opdracht; specifieker, brutaler, autonomer. Het aanbod is niet alleen groot maar ook zeer uiteenlopend.

Simone Forti, wier werk eind dit jaar in De Vleeshal in Middelburg te zien zal zijn, wordt beschouwd als pionier van zowel de postmoderne dans als de minimalistische beeldende kunst. Afgelopen najaar was haar retrospectief te zien in het Museum der Moderne in Salzburg, getiteld Simone Forti. Thinking with the Body: A Retrospective in Motion. Belangrijk aspect in haar werk is het onderzoek naar hoe het lichaam plaatsneemt in de ruimte. In haar werk Hangers bijvoorbeeld, doet zij dit door dansers in een touw te laten balanceren dat als een lus aan het plafond bevestigd is. Het balanceren geeft een sterke indruk van de werking van de zwaartekracht, hoe die aan het lichaam trekt. Ondertussen lopen andere performers om hen heen, wat de slingerende bewegingen versterkt. De choreografie als geheel is subtiel, omdat het gaat over de grenzen tussen dans, performance en minimalistische installaties.

Terwijl Simone Forti zich in veel van haar dansen laat leiden door een object, ziet Tino Sehgal dans juist als de uiterste vorm van dematerialisering, en speelt het object geen rol. Door dans, zo stelt hij, wordt hij in staat gesteld zuiver te werk te gaan. Wat hij vervolgens voortbrengt vanuit dit uitgangspunt is alsnog een product, maar niet in de materiële zin van het woord. Een overzicht van zijn werk is sinds 1 januari een jaar lang te zien in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Elke maand wordt een ander werk getoond, telkens in een andere zaal. De subtiliteit van het werk van Sehgal zit vooral in zijn gevoel voor de interactie tussen publiek en performer, en de vaak vervaagde grens daartussen.

In vergelijking met Forti en Sehgal onderzoekt Anne Teresa De Keersmaeker de mogelijkheden van een choreografie als tentoonstelling op een meer expliciete manier. Dit voorjaar is van haar Work/Travail/Arbeid te zien in WIELS. Hiervoor bewerkt ze haar bestaande choreografie Vortex Temporum (2013) in cycli van negen uur. Door de transformatie van een traditionele dansvoorstelling in een museale tentoonstelling creëert ze een nieuwe tentoonstellingsvorm.

Dit is slechts een greep uit het aanbod. Er is veel meer, waaronder op dit moment in het Tate, Fondation Marguerite et Aimé Maeght, Huis Marseille, het New Museum en het Whitney Museum. Dans raakt zelfs zo ingeburgerd in het museum, dat de architectuur erop aangepast wordt: het nieuwe, door Renzo Piano ontworpen gebouw van het Whitney Museum bevat een danstheater en het MoMA heeft plannen in dezelfde richting. De museale acceptatie roept nieuwe vragen op. Hoe nu verder? Door de veelheid aan initiatieven is de noodzaak ontstaan het aanbod ook te kunnen duiden. Terwijl Tino Sehgal een kritisch experimentator is, die zich sterk verhoudt tot de museale collectie, is Boijmans vooral geïnteresseerd in multidisciplinariteit. Bij Sasha Waltz gaat het om de tijdelijkheid van het evenement, de tussenfase, terwijl Simone Forti verder werkt vanuit de traditie van het minimalisme.

Dans was altijd een leuk extraatje in het museum, maar is nu een museale kunstvorm van belang aan het worden. De kritische duiding houdt echter nog geen gelijke tred hiermee. Het wordt daarom tijd dat musea zich ook inzetten om de onderlinge verschillen expliciet te maken, zodat er een vakinhoudelijke discussie op gang kan komen.

Julia Steenhuisen is kunshistoricus en medewerker Museum Voorlinde in Wassenaar.

Julia Steenhuisen

is kunsthistoricus

Recente artikelen