metropolis m

In METROPOLIS M nummer 2 en 3 schreven Anna Tilroe en Domeniek Ruyters een aan elkaar gerichte open brief met betrekking tot het hedendaags engagement in de kunst. Als derde en laatste in de reeks een reactie van Jonas Staal.

Het artikel Wie trekt er aan de bel? (METROPOLIS M Nr 2-2010) van Anna Tilroe opent met een verwijzing naar de website van de Amerikaanse kunst-glossy Artforum. Een site waar schaarse inhoudelijke beschrijvingen van kunstwerken en tentoonstellingen worden gelardeerd met foto’s van openingen en de celebrity’s die er verschenen, de prijzen waarvoor het werk de deur uit is gegaan en interviews met kunstenaars over de relatie met hun accountant. De website is, kortom, een schaamteloze opvoering van hedendaagse kapitalistische cultus rond kunstenaars met te dure coltruien, te veel assistenten en een sponsorcontract met Apple.

De vraag die zij hierbij stelt is de volgende: waarom voelen wij geen verontwaardiging over de wijze waarop de kunsten het kapitaal zijn gaan omarmen, of eerder nog, waarop het kapitaal de kunsten in zijn warme en geruststellende schoot heeft opgenomen? En daaropvolgend: is het idee dat de kunst een rol heeft om een andere wereld voor te stellen dan werkelijk een illusie?

Ik wil als reactie op deze kwestie twee andere vragen poneren: Hebben wij in de kwestie die Tilroe aansnijdt niet allereerst te maken met een probleem van verslaglegging? Want hoewel zowel binnen als buiten de kunstwereld het waardesysteem van het kapitalisme allesomvattend is, bestaat er toch nog altijd een extreem verlangen om dit niet zo te laten zijn? En waarom dan niet dit verlangen als uitgangspunt te nemen voor zowel kunstenaar als criticus?

Waar ligt in deze kwestie de verantwoordelijkheid van de kunstenaar? Wat betekent het voor de politieke agenda van belangwekkende kunstenaars als Teresa Margolles, Santiago Sierra en Thomas Hirschhorn als zij bereid zijn bijzonder matige beursedities te realiseren bestaande uit met bloed geïmpregneerd canvas van overleden anonieme Mexicanen in achterstandswijken (Margolles), 18-karaats diamanten kettingen met cynische inscripties als Diamond Trafficking Kills (Sierra) en met bic-pennen bekladde koffietafeldecoraties van verpakkingstape vervaardigd door een team van onderbetaalde kunstacademiestudenten (Hirschhorn)? Is het dan niet zo dat hun maatschappijkritiek in essentie gecorrumpeerd wordt door precies datgene waar hun kritiek aanvankelijk op gericht leek te zijn?

Als dit zo is, dan betekent dit dat het kunstenaarschap zoals wij dit vandaag de dag kennen binnen het kapitalistisch systeem fundamenteel antirevolutionair van aard is en uiteindelijk, zelfs met haar imago van avant-gardistische maatschappijkritiek, niets anders doet dan de kapitalistische politiek weerspiegelen: dat zij uiteindelijk, juist door de schijn te verkopen zich te onttrekken aan het systeem, het systeem in zijn almacht bevestigt.

Dat de hoofdredacteur van dit blad, Domeniek Ruyters, in reactie op Tilroes betoog in zijn artikel Politicus of Ambtenaar? (METROPOLIS M Nr 3-2010) lyrisch schrijft over een visuele interventie van schilderes Marlene Dumas in de advertentiesectie van de offline versie van Artforum mag hierin exemplarisch heten: als advertentieruimte de plek is van waaruit hij de vraag stelt ‘of het ongepast en naief [is] om in de kunst nog te dromen over een betere wereld?’ (METROPOLIS M Nr 6-2009) dan lijkt mij dat het antwoord daarop niet eens meer een ‘ja’ of ‘nee’ kan zijn, maar slechts een allerlaatste gesmoorde kreun van de kunstkritiek. En dat deze betere wereld volgens hem doorgang zou kunnen vinden middels het symbool van de ‘vlek’ als ‘vijand van de controlemaatschappij, [..] wezenlijk onbepaald en onbeheerst’, is in de context van het vlugkapitaal dat zich in zijn vrije tijd met aardige vlekken (schilderkunst) bezighoudt als opleukende wanddecoratie voorbij iedere tragiek.

Als reactie op zowel Tilroe als Ruyters denk ik dat het allereerst van belang is om vast te stellen dat kunstenaars met een wezenlijk politieke agenda die zogenaamde kunstmarkt, met de beurs als ultiem exces, op geen enkele wijze serieus nemen. De kunstenaars om mij heen die ik van betekenis acht maken in sommige gevallen wel gebruik van het fenomeen, maar stellen serieuze interesse in heel andere platforms. Platforms waar het denkbaar is de betekenis van geld als ruilmiddel, de staat als collectief beginsel en materieel eigendom als hoogste streven te vervangen – of in ieder geval in verlangen te overtreffen! – door andere, interessantere, uitdagendere en existentieel bevredigendere vormen van betekenistoekenning.

Concepten als geld, en nog onsmakelijker: arbeid, liggen voor deze kunstenaars in de eerste vuurlinie. Eigenlijk zijn de kunstenaars waarin ik vertrouwen stel niet meer dan plunderaars van het systeem in het belang van een eigen politieke agenda die zij gerealiseerd willen zien.

Het excessieve fenomeen van de kunstbeurs is vanuit dit perspectief dus simpelweg niet relevant, en als iemand stelt dat de musea en andere instellingen zich teveel laten leiden door de opportunistische en betekenis-onteigenende hand van het kapitalistische systeem dan leidt dit bij mij niet tot meer verontwaardiging dan wanneer ik stromen van mensen voor een Pathé bioscoop zie, Lady Gaga hoor verkondigen dat Andy Warhol haar grootste inspiratiebron vormt of wanneer ik door de Rotterdamse koopgoot wandel.

De wereld waarin ik leef ademt hoe langer des te meer zijn eigen onhoudbaarheid uit. Kort geleden sprak ik in Athene met kunstenaars voor het decor van demonstraties en brandende banken en aldaar realiseerde ik mij dat er momentum aan het ontstaan is in – ditmaal – de vorm van een economische crisis en de radicale vervreemding die daarvan het gevolg is. Tussen de miljardenbedragen waarmee regeringen en speculanten schermen en de feitelijke dagelijkse levensgang van burgers ontstaat een onoverbrugbare kloof die tot een belangrijke breuk zal leiden. En het is voor dit momentum, en ook degene die minder voorspelbaar zijn maar onvermijdelijk nog gaan komen, dat wij andere politieke agenda’s klaar moeten hebben. En anarchisme als uitkomst is in deze zin contraproductief: want het kapitalisme gedijt nergens beter dan in een wereld zonder orde, zonder grenzen. Een revolutionair esprit is – zo heeft de geschiedenis uitgewezen – volstrekt zinloos indien er geen scenario’s zijn vastgelegd. Mijn essay Post-propaganda (Fonds BKVB, 2009) dat zowel Tilroe als Ruyters aanhaalden is bedoeld als een dergelijk scenario.

Ieder scenario veronderstelt een band tussen kunstenaars en het volk. Ter illustratie: vorig jaar bleek het hoofd financiën van het Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst te Amsterdam, een bedrag van 15,5 miljoen euro weggesluisd te hebben en met familie en al met de noorderzon vertrokken te zijn. Wat belangrijk is aan dit voorval is niet zozeer dat dit binnen, maar vooral buiten de kunstwereld tot verontwaardiging leidde.

Van frauderende politici en bankiers kijken wij al lang niet meer op, en eigenlijk verwachten wij dat dit hun voornaamste agenda vormt. Maar in het geval van de kunsten raken wij bij fraude aan iets wezenlijks: namelijk aan de band die de kunst tussen mensen en de wereld verbeeldt. Weinig mensen zullen de huidige politieke gebeurtenissen aanmerken als een moment waarop zij een waarachtige band met de wereld ervoeren (de AOW leeftijd wel of niet verhogen naar 67 jaar, de hypotheekrenteaftrek wel of niet afschaffen). Velen zullen echter een kunstwerk daarvoor aanmerken: idealen worden immers vertolkt door de beeldende kunst, muziek, theater, poëzie en literatuur. Deze band, het verbond tussen de kunst en het volk wordt gevormd door het voorstellingsvermogen waarin de voorwaarden gelegen liggen nieuwe sociaal-politieke en esthetische kaders te scheppen. De belofte van de kunst aan het volk is de wereld steeds opnieuw te zullen verbeelden. En het idee dat deze belofte alleen bedoeld zou zijn om te maskeren dat kunstenaars, net als het cartooneske beeld van de graaiende bankier of politicus zich eigenlijk middels geld zouden willen onttrekken aan de samenleving staat gelijk aan een ideologische dolksteek: aan verraad. Kunstenaars zijn in mijn visie dienstbaar aan het politieke, en niet aan het kapitaal.

En daarom nodig ik mijn collega-plunderaars graag uit hun politieke agenda’s met mij te delen. En de critici die de gevolgen van deze agenda’s op zullen tekenen om interessantere kaders dan de website of advertentiesectie van Artforum aan te dragen om deze gevolgen te beschrijven en interpreteren.

Jonas Staal is beeldend kunstenaar, woon- en werkzaam in Rotterdam

http://www.jonasstaal.nl/

Jonas Staal

Recente artikelen