metropolis m

LEX TER BRAAK
Directeur Jan van Eyck Academie, Maastricht

Boek

Ik geloof dat ik het afgelopen jaar met name non-fictie heb gelezen. Ik kies daarom voor de roman The Sense of an Ending van Julian Barnes, omdat dat me in de gelegenheid stelt het te verbinden met de studie Anachronic Renaissance van de kunsthistorici Alexander Nagel en Christopher Wood. Beide boeken zijn geweldig geschreven, zacht van toon, gedecideerd in hun formulering en verreikend in hun behandeling van het verleden. In terugblik lijkt het wel alsof de onmogelijkheid van het verleden, de onbetrouwbaarheid van de herinnering en de beperking van het herinnerend individu een verbindend motief in de boeken van het afgelopen jaar vormde. Maar nu moet ik mijzelf onderbreken: ik vergeet een absoluut meesterwerk te noemen: HhhH. Himmlers hersenen heten Heydrich, het debuut van de Franse schrijver Laurent Binet. Het concrete onderwerp is de geplande moordaanslag op Heinrich Heydrich in Praag door Tsjechische verzetstrijders, het reële onderwerp het denken over het verleden, de vragen waarmee een schrijver zich geconfronteerd ziet om dat verleden op te roepen en hoe het heden toch de dominante kracht is. Sinds Kant en Hegel is geen van deze vragen ons vreemd, maar de manier waarop ze nu met andere accenten en zo breed aan de orde gesteld worden, is een veelzeggend teken van onze tijd.

Tentoonstelling

Ik zou Gabriel Lester in Boijmans Van Beuningen willen noemen, vanwege het gemak waarmee hij zijn casino van het leven ruimtelijk en inhoudelijk realiseerde, of een tentoonstelling of eerder nog de gehele reeks van het Van Abbemuseum. In Nederland is er geen ander museum dat zichzelf, als heilige Halle der Kunst, zo op het spel durft te zetten met zijn kritische bevraging van de eigen collectie en de betekenis van kunst. Hier geen klakkeloze verering van overgeleverde relikwieën en het daaraan gekoppelde geloof in wonderen, maar een zoektocht naar nieuwe betekenissen in een, wat de kunst betreft, geseculariseerde tijd. In het verlengde daarvan kies ik voor de zomertentoonstelling van De Appel: Iedereen kan alles!? Genie zonder talent. Ook hier werden – speels, ernstig – actuele vragen gesteld, zoals van wie is de kunst, wat is een kunstenaar, is er een scheidslijn tussen kunstenaar en amateur en zo ja, wat betekent dat? Gelukkig werd er niet op alle vragen antwoord gegeven, daarvoor zijn ze ook te complex. Een goede tentoonstelling is, wat mij betreft, eerder een vraag dan een antwoord, eerder een voorstel dan een conclusie.

Citaat

Ik stuitte op het volgende citaat in het boek Futures and Ruins. Eighteenth-Century Paris and the Art of Hubert Robert (2010) van Nina L. Dubin. Het stamt uit J.G.A. Pococks Modes of Political and Historical Time in Early Eighteenth-Century England. Het biedt genoeg stof tot overdenken, zowel in het licht van het eerder gezegde als van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen: ‘When time is the dimension of continuity, the institutional structure is seen as successfully creating its own time – though if it is fully successful in doing so, this will by no means be the same as creating its own future, but rather ensuring that no future ever comes into existence. When time is the dimension of contingency, the structure is seen as striving to maintain itself in a time not created by it, but rather given to it by some agency, purposive or purposeless, not yet defined.’

Recente artikelen