metropolis m

Biënnale van Venetië
Over de p-factor in de kunst

Mammoetexposities roepen vaak hetzelfde gevoel op: goede moderne kunst lijkt vooral een kwestie van het juist parafraseren van wat zich elders afspeelt. De afgelopen Documenta was een soort politiek pamflet, die dogmatisch de Waarheid liet zien, als een tv-journaal of filmdocumentaire. Artistieke diepgang zocht je er tevergeefs. Ook de Venetiaanse Biënnale 2003 heeft er een handje van, al shoppend her en der ons een ondubbelzinnige waarheid over de wereld in het gezicht te wrijven. Iets relaxter, maar van de andere kant ook doorzichtiger. Omdat meerdere curatoren er het plaatje mogen vullen, zie je des te duidelijker hoe ze vooral kunstpolitiek bedrijven. Dat is niet echt een mooi gezicht, al die bedrijvige curatoren die ietwat schijnheilig kunst als politiek instrument hanteren. De ontelbare kleine zetbaasjes voor de nationale glories, en een tiental andere curatoren voor een soort kunst van de Verenigde Naties. Maar kunst als een spiegel van een maatschappij is als programma zelden interessant, zeker als je er hier nu ook nog eens de onzichtbare regisserende hand van Berlusconi achter kunt vermoeden. Het gaat er dan ook om achter de politiek-correcte gevel de uiteenlopende artistieke opvattingen van de curatoren te ontwaren.

Dit keer was ik aanvankelijk gebrand op de alomtegenwoordige Hans-Ulrich Obrist. Een curator die overal in de kunst zijn vinger in de pap heeft, iemand die nauwelijks slaapt, onvermoeibaar de wereld overvliegt, de hele dag aan zijn mobieltje hangt, altijd met iedere nieuwe wind meedraait en als een soort secretaris de belangen van de initiator van de laatste mode behartigt. Hij heeft zich in last-minute-shoppen gespecialiseerd, maar is niet iemand die ik ooit op een artistiek geweten heb kunnen betrappen.

In Venetië parasiteer je natuurlijk behalve op je reisgids, op typisch Venetiaanse schrijvers als J.W. Goethe, Thomas Mann, Henry James, Jean Baudrillard of Ian McEwan. Je reisgids helpt je er uiteindelijk weer uit als je verdwaalt, de schrijvers geven je vrede met je doorstane angsten die altijd nog erger blijken te kunnen uitpakken. Zo ga je toch nog gerustgesteld in op hoe de kunstenaars je verleiden, je weet dat ze op de loer liggen en overal uit het donker tevoorschijn kunnen schieten om je onverwacht bij de strot te grijpen. Dat is de gemeenschappelijke afspraak als je in Venetië verblijft. Maar waar en wanneer je gepakt wordt is onzeker. Ik liep bij Fransesco Bonami’s en Daniel Birnbaums Delays and Revolutions met open ogen in de val, ergens in een achterafzaaltje – een soort sluis naar een illegaal urinoir om de hoek. Met zijn ironische voorkomen, rustig aan zijn sigaartje trekkend, wat gegeneerd zijn glas wijn sippend, links en rechts wat bekenden in het oog houdend, werd ik door een schijnbaar prettig relaxte Marcel Duchamp opgewacht. In breedbeeld op DVD, met Andy Warhol achter de camera. De heren begrepen elkaar wel, zo te zien, talenten onder elkaar die hun methode hier even op elkaar uittestten, zoals ze dat op iedereen hadden gedaan of zouden gaan doen, daar ergens in de jaren zestig van de vorige eeuw. Ook ik kon me niet aan hun spel onttrekken, hun scherpzinnigheid is immers even banaal als geniaal en hun trucje werkt verdovend.

Ik bleef de biënnale verder met hun gemeenschappelijke artistieke blik bekijken. Een die je met de p-factor kunt omschrijven: plunderen, parafraseren, parasiteren, provoceren. Je pikt een fragment uit een roman, of verwerkt een scène uit een film, bakent de grenzen duidelijk af en presenteert het als een uitgewerkt Idee, of idee, of gimmick, of conceptueel werk. Succes verzekerd!

Dat Warhol en Duchamp als dode dichters de regie van deze biënnale nog stevig in handen hielden blijkt bijvboorbeeld uit de kolderieke bijdrage van de allang overleden Martin Kippenberger in het Duitse paviljoen. Een mooi oud ‘idee’ van hem, iets als een variatie op Opwaaiende Zomerjurken, ontleend aan Billy Wilders film The Seven Year Itch. Daar laat Marilyn Monroe zich in een verzengende stadshitte op een straatrooster door een voorbijrazende ondergrondse trein verrassen. In het Duitse paviljoen werd de prachtige marmeren vloer opengebroken voor een rooster waar om de paar minuten een voorbijrazende trein zijn verkoelende wind doorheen blies. Het was er daarbinnen weliswaar lekker koel, maar de meiden stonden in rijen klaar om zich de rokken op te doen waaieren, een gemakkelijke prooi voor hun fotograferende vriendjes.

Maar het echte succes van Duchamp en Warhol vind je wel in Z.O.U. Zones of Urgencies van curator Hou Hanru, de echte verrassing van het jaar. Veel Chinese en Aziatische kunstenaars die zich strikt aan de lessen van de artistieke godfathers houden. Een combinatie van parafraseren en parasiteren, dus eigenlijk iets als ‘paraciteren’. Hun aanwezigheid in de Arsenale is een verademing tussen de zichzelf net iets te serieus nemende westerse en Afrikaanse kunst. Met de computergame en de rampenfilm als inspiratiebron, is er in Z.O.U een ratjetoe aan installaties opgesteld waarbij de gebeurtenissen van 11 september 2001 als artistiek uitganspunt zijn genomen, en het geheel werkt prima. De Aziaten hebben de aanpak van de terroristen goed begrepen. Je hoeft het niet met Karlheinz Stockhausen eens te zijn dat ze artistieke genieën waren, maar hun boodschap aan de kunstwereld dat artistieke bevlogenheid werkelijk levensgevaarlijk kan zijn is niet mis te verstaan. Prachtig die over elkaar heenvallende filmpjes, gimmicks, beamers, beelden en vooral de aanwezige kunstenaars die zelf ook niet echt weten wat hen overkomt als ze in dit reizende circus een plek als de biënnale aandoen. Ze zijn daarom ook zo succesvol omdat ze zich schijnbaar strikt aan alle regels houden van wat zij denken wat wij denken wat de westerse kunst aan eisen stelt. Maar ze hebben geen boodschap aan wat wij aan associaties en allegorieën bij moderne kunst ervaren. De nooit expliciet geformulerde traditionele patronen en gedachten waarmee een biënnale met haar landenpaviljoens vooral een kunstpolitiek gebeuren is, bestaat hier even niet. De anarchistisch aandoende, geordende chaos is even vermakelijk als onthutsend. Provoceren, niet om het provoceren, ze zijn niet politiek correct, ze doen wat ze denken dat moderne kunst is, en winnen zo de harten van de bezoekers. Daar komt bij dat ze nog vaardig zijn in technieken die veel westerse kunstenaars aan hun ‘assistenten’ overlaten, ze raken, al knutselend, nog verwonderd bij ieder ontdekking die ze doen, kortom ze missen de vermoeidheid en de zelfingenomenheid van de westerse kunstenaars. En doen je weer inzien waar het ook al weer over ging.

Het kwam niet onverwacht, dit jaar van de Chinezen, het was overal al voorspeld. Maar Rein Wolfs, de samensteller van de Nederlandse bijdrage We are the world had even niet goed opgelet. En dus ging hij aan Fow Pyng Hu voorbij. Fow’s film Jacky bevat meer prachtige scènes dan de gemiddelde tentoonstelling waarmee Montevideo een videokunstenaar bij zijn pensioen met een overzichtsexpositie eert. Net uit is Visiting, Fow’s nieuwe installatie, annex DVD, met vijf subtiele en minder subtiele impressies van ingeburgerde Nederlanders. In z’n eentje is hij de vijf door Wolfs gekozen kunstenaars gemakkelijk de baas. Visiting zou dan ook een mooi alternatief geweest zijn voor de hysterisch politiek-correcte en voorbij iedere ironie gaande Nederlandse bijdrage. Als ik op Koninginnedag de straat op ga zijn de spelletjes die mijn buurjongens van tien verzinnen spiritueler en succesrijker dan wat je nu te zien krijgt. En de oranje pruiken van het klootjesvolk dat ze erin laten tuinen ogen ook nog eens beter dan die van Wolfs.

Overigens had deze vertegenwoordiger van de politiek-correcte politie uit Rotterdam met Erik van Lieshout wel raak geschoten. Schande sprak men in de wandelgangen over de gefilmde tongkussende broers in zijn filmpje. Drie kwartier heb ik Van Lieshout in de boot van het Lido naar zijn hotel geobserveerd. Heel lang in vergelijking met de gemiddelde tijd die je aan iemands bijdrage zelf besteed. Met de gloeiende kooltjes achter zijn bril onafgebroken aan het woord straalde hij een echte kunstenaarsziel uit. Van Lieshout was net als ik onverrichterzake teruggekeerd van een party ver weg op het Lido waar algemeen-secretaris Hedwig Feijen van de Manifesta half artistiek Venetië heen had gelokt. Alleen de heel snuggeren wisten er binnen te dringen, en maken nu kans op een ticket voor de volgende Manifesta. Dus Erik mist die maar mooi…

En Hans-Ulrich Obrist?

Net voor de biënnale kreeg ik het juni-nummer van het nerds-blad Wired in handen, en, asjemenou, Hans-Ulrich nu in de rol als slippendrager van Rem Koolhaas, met de boodschap dat de kunst de Grote Bevrijder in de nieuwe wereldorde moet zijn. In Venetië heeft hij deze boodschap in Utopia Station verpakt, een gezellig rommelige loods en bijbehorend groen parkje waar op lekker slordige manier de nieuwste ideetjes van de antiglobalisten worden doorgenomen. Alle namen die bij zo’n gelegenheid gedropt moeten worden vallen dan ook, natuurlijk ook Rem Koolhaas die weliswaar bouwt voor Prada (superkapitalisten) en het Cultuurministerie in Peking (een wat grimmiger Stasi dan we uit Oost-Berlijn kenden), maar dat doet er natuurlijk niet toe.

De p-factor, sorry, ik was er nog een vergeten, de p van prostitueren.

Paul Groot

Recente artikelen