
‘De mens is inherent een imiterend wezen’ – in gesprek met Bernice Nauta
In haar eerste solotentoonstelling If it is true that I am someone I want to be a person bij galerie m.simons in Amsterdam, toont Bernice Nauta werk waarin ze haar fascinatie voor de dubbelganger onderzoekt. Met een lichtheid en gevoel voor humor snijdt Nauta serieuze onderwerpen aan en reageert ze op een lange traditie van schilderkunst. Tessa Bourguignon spreekt Nauta over de rode draad en de te ontrafelen lagen in haar werk.
In je tentoonstelling is onder andere de serie T-paintings te zien. Waar komen deze T-vormige schilderijen vandaan?
‘De T-paintings zijn allemaal variaties op eenzelfde idee. Elk schilderij is gebaseerd op de maat van mijn torso van 73 centimeter. Ik ben al sinds 2019 bezig met deze werken, maar ik heb nooit eerder een tentoonstelling met de serie gemaakt. In het werk komen verschillende interesses samen, waardoor er meerdere lagen te ontdekken zijn. Het raakt onder andere aan mijn doorlopende fascinatie met imitatie en dubbelgangers. Er zit ook een methode van verhalen vertellen in, elk schilderij is een personage. Het gaat over schilderen zelf.’
Op wat voor manier gaat het over schilderen?
‘Het staat in de traditie van shaped canvases, zoals bijvoorbeeld Blinky Palermo, die trouwens ook een T-vormig schilderij heeft gemaakt in 1966. Ik kende dat werk, maar reageerde daar in eerste instantie niet op. Er is een rijke geschiedenis van schilderijen die een onconventionele vorm hebben. In die zin reageert de serie op de schilderkunst zelf. Ik geloof niet in het idee dat iets nieuw moet zijn of afgesloten is van de geschiedenis en je omgeving.
Het is mijn overtuiging dat de mens een inherent imiterend wezen is. We imiteren meer dan dat we authentiek zijn. Het idee van een genie met onafhankelijke ideeën vind ik ongeloofwaardig. Komen die ideeën dan uit een abstracte binnenwereld? Ik vind het aannemelijker dat we reageren op dat wat naar binnen komt. Alles komt van buitenaf. Ook het verhaal van de modernisten, die braken met traditie en iets maakten wat er nog niet was, vind ik moeilijk om te geloven. Kan iets überhaupt echt uniek en nieuw zijn?’
Maar toch bevindt jouw werk zich in deze traditie.
‘Hoewel het niet een vooropgezet plan was om te spelen met deze traditie, doet het werk dit inmiddels wel. Ik ben bijvoorbeeld ook fan van Paul Thek, die sokkels maakte die tegen de minimalistische industriële beeldhouwkunst ingingen. Hij speelde een spel met het minimalisme door vlezigheid, menselijkheid en echtheid terug te brengen in het werk. Mijn shaped canvases zijn een soort barbiepoppen die ik kleertjes heb aangedaan. Deze toevoeging kan je zien als een toe-eigening van die mannenwereld.’
Ben je in je werk vaker bezig met de rol van vrouwen in de kunstwereld?
‘In samenwerking met GC Heemskerk maakten we recent de film The Plantriarchy, waarin we alternatieve, niet-hiërarchische vertelvormen onderzochten die ruimte bieden aan vrouwelijke en niet-menselijke perspectieven.In de T-schilderijen speelt het subtieler een rol. Als een verborgen laag die je zelf kan ontdekken.
Ik vind het ook leuk hoe een werk een eigen leven kan gaan leiden. Zo is er een schilderij van de bijenorchidee. Door de vorm die het heeft noemt iedereen het de Mirena spiraal. Naast de spiraal hangt een schilderij die de Amazone verbeeldt en één waarop de bidsprinkhaan te zien is die het mannetje opeet na het paren. Er ontstaat daardoor een soort feministische energie die niet opzettelijk was. Het is maar net door welke bril je de tentoonstelling bekijkt.’
The Plantriarchy gaat onder andere over de hiërarchie tussen mensen en niet-mensen. Zit dat ook in deze serie schilderijen?
‘Het ‘ik’ is een heel wezenlijk, sociaal en alledaags onderwerp. Maar ook binnen de filosofie en het recht blijft het een actueel thema; het verlangen om een persoon te zijn betekent ook het verlangen om bepaalde rechten te hebben. Met de serie wilde ik personages creëren die allemaal tot dezelfde categorie van T-paintings behoren, variërend van een computer tot een dier, een mens tot een fictief wezen. In deze categorie van nabootsers zijn ze allemaal gelijk. Ik wil het categorisch onderscheid tussen manieren van imiteren, van een stunt double in een film tot een insect in de natuur, verbreken.’
Vind je het belangrijk dat de toeschouwer deze verschillende lagen doorheeft?
‘Mensen hoeven niet alle lagen te begrijpen. De film Nightlife (2015) van Cyprien Gaillard is daarin een voorbeeld voor mij. Het is een complexe film waarin allerlei verhalen uit de geschiedenis aan elkaar verbonden worden. Er is geen voice-over, alleen muziek. Je kan de lagen van het werk alleen ontrafelen als je meer informatie leest over het werk. Maar ook zonder die informatie, is het visueel heel impactvol.’
Wat zou je zeggen dat je werk verbindt?
Een bepaalde methode. Ik werk met verhalen en karakters vanuit het idee van een personage. Dat is een rode draad. Het zit bijvoorbeeld in The Plantriarchy waar het hoofdpersonage een plant is die verandert van gedaante. Hetzelfde geldt voor de schilderijen in deze serie.
De tentoonstelling bevat verschillende media. Waarom werk je met zo veel verschillende materialen?
‘Ik heb dat altijd al gedaan. In 2020 had ik bedacht om alleen maar in 2D te gaan werken, maar dat is niet gelukt. Ik miste focus en diepgang door de veelheid aan media. Het is nu wel meer gefocust en gereduceerd dan het was. Ik vind het juist fijn meerdere vormen naast elkaar te zetten.’
Een van de schilderijen, If it is true that I am someone, I want to be a person, draagt een tasje. Waarom?
‘De curator, Berber Meindertsma, schreef een tekst bij de tentoonstelling en refereerde aan de carrier bag, toen ze het werk zag. Het komt van een boekje van Ursula K. Le Guin, The Carrier Bag Theory of Fiction, dat ook een inspiratiebron voor The Plantriarchy was. Het essay is een soort aanklacht op het standaard heroes journey verhaal. Er zijn ook andere verhalen die nog niet zijn verteld. In de film wilden we een verhaal vertellen dat is gebaseerd op verzamelen. Ik had dus al een band met het boek, maar had zelf niet direct de link gemaakt met Person. Ik vond het ingewikkeld hoe een persoon eruit kon zien. Op een gegeven moment dacht ik; een tas, een broek en een shirt, dat zijn drie basics van een persoon. Onder andere kleding toont hoe een persoon zichzelf construeert, een verhaal vertelt. Als laatste toevoeging schilderde ik Wiske Heemskerk, een hondje waar ik goed bevriend mee ben, die in het schilderij langs het achterste been van de persoon loopt. Ik vind het interessant te zien hoe twee diersoorten zoals een mens en een hond elkaars persoon-zijn kunnen beïnvloeden.’
In het begin van de galerie ligt een sculptuur van de helft van jouw lichaam. Waar is de andere helft?
‘De andere helft van het lichaam is de ruimte. Berber en ik lazen samen The Second Body van Daisy Hildyard, waarin wordt beschreven hoe een ruimte of je omgeving kan functioneren als een tweede lichaam. Het werk Left in right toont de linkerhelft van mijn lichaam, versmolten met de wand. De hele galerie wordt daardoor een half lichaam. De linkerhelft zit als het ware in de rechterhelft, als een soort slakkenhuisje waarbij het huisje de slak omsluit. Er ontstaat een Droste-effect. De galerie is een lichaam en daarbinnen hangen de schilderijen die ook een soort lichamen zijn.’
Klopt het dat in de scenografie van de ruimte ook een soort Droste-effect zit?
‘In elk werk zit een verlangen om iets anders te zijn dan zichzelf. Dat zit heel letterlijk in de schilderijen en hun titels. In deze scenografische installatie zit het verlangen van de ruimte die nu de rol aanneemt van white cube naar zijn voormalige functie; een garage. White cubes doen alsof ze niet bestaan, maar in elke white cube zie je een soort echo van wat het ooit was. Door de gecodeerde manier van kijken te verbreken en ontwrichten, hoop ik dat de werken minder schilderijen en meer karakters kunnen worden.’
‘In elk werk zit een verlangen om iets anders te zijn dan zichzelf.'
Ga je de serie T-paintings verder uitbreiden of ben je bezig met ander werk?
‘Ik wil graag verdergaan met het thema van de dubbelganger. Ik zou wel specialist willen worden in dat onderwerp. Concreet ben ik bezig met een film over mijn moeders familiegeschiedenis in Suriname, waar zij vandaan komt. Ik heb al een script geschreven, ten dele gefictionaliseerd, en de volgende stap is om daarheen te gaan en research te doen. Dat wil ik komend jaar gaan uitwerken.’
De tentoonstelling If it is true that I am someone I want to be a person is tot 28 juni te zien bij m.simons in Amsterdam.
Tessa Bourguignon
is kunsthistoricus, volgt master aan de Universiteit Utrecht