metropolis m

De tussenliggende noodzaak
Over Hou Hanru

De oorspronkelijk uit China afkomstige curator Hou Hanru gelooft dat de toekomst van de moderne kunst gezocht moet worden in Oost-Azië. Daar is de openheid te vinden die het mogelijk maakt artistieke activiteit anders vorm te geven. Henk Slager bespreekt Hou’s projecten van de afgelopen tijd en zijn bijdrage aan de Biënnale van Venetië.

Een belangrijke bijdrage aan de actuele, interculturele dialoog wordt geleverd door tentoonstellingsprojecten, die zich expliciet richten op interactie met de plek waar zij plaatsvinden. Daardoor wordt een abstract discours gedwongen om zich nader te specificeren en concreter te worden. Dit experimentele tentoonstellingsmodel werd met name ontwikkeld door de nu in Parijs wonende curator Hou Hanru. Zijn recente projecten, Cities on the Move (in samenwerking met Hans Ulrich Obrist), My Home is Yours, Your Home is Mine (in samenwerking met Jerôme Sans), Pause (in samenwerking met Charles Esche) en Zone of Urgency (Biënnale van Venetië), richten zich namelijk op de wijze waarop het debat over de geglobaliseerde architectuur de publieke en de private ruimte – en dus het besef van de identiteit – op indringende wijze heeft geherdefinieerd. Het is daarom volgens Hou nu de taak van de actuele beeldende kunst om, vertrekkend vanuit de lokale omstandigheden, een kritische, reflexieve afstand te creëren om vervolgens van daaruit alternatieve waarden te formuleren.

Steden op drift

Om de specificiteit van de lokale (Aziatische) situatie nader te bepalen, werd in het project Cities on the Move onderzocht welke consequenties de stedelijke transformaties in de jaren negentig hadden voor het denken over individu en samenleving. Hou omschrijft deze stedelijke situatie als een aanhoudend proces van onderhandelen tussen de gevestigde sociale structuren en vreemde, globale leefwijzen en waardesystemen. Dergelijke culturele vertaalprocessen brengen voor wat betreft de reconstructie van de stedelijke omgeving doorgaans een proces van ‘beweging, verplaatsing en transformatie’ met zich mee. Als voorbeeld van zo’n vertaalslag wordt het werk van de in Peking werkende architect Yung Ho Chang aangehaald. Chang ontdekte dat de traditionele stadsuitbreiding, die plaatsvond op basis van de assen van de Verboden Stad, momenteel wordt ontmanteld en dat de grenzen tussen de door de assen gevestigde zones inmiddels worden geschonden. ‘Peking wordt nu horizontaal en verticaal gereorganiseerd in nieuwe gelaagde zones die gemarkeerd worden door de verschillende snelheden om je te verplaatsen, met de auto, met de fiets, te voet. Chang realiseert zich dat deze zones verschillende tijdsopvattingen genereren en dat deze diversiteit de verschillende gradaties van vertaling en opname van vreemde culturen in de Chinese samenleving representeert. De verschillende verplaatsingssnelheden en tijdsopvattingen getuigen van het tempo van de integratie van de Aziatische stedelijke samenlevingen in de global village. Zijn hebben een enorme visuele impact op de alledaagse stedelijke omgeving en worden zo een teken des tijds.’ 1

Deze ervaring van verplaatsing, snelheid, uitwisseling en grensoverschrijding leidt bovendien tot het verlangen om nieuwe, kritische mogelijkheden te ontwikkelen voor het herstructureren van de leefomgeving. Deze behoefte gaat gepaard met een actief verzet tegen het eerder klakkeloos overnemen van westerse, hyperkapitalistische en postmoderne samenlevingsmodellen die inherent bleken te zijn aan de architectonische iconografie. Dit actieve verzet, aldus Hou Hanru, ‘leidt tot nieuwe ontwikkelmodellen en de mogelijkheid van verschillende samenlevingen om zich een toekomst onder andere bestaansvoorwaarden voor te stellen. Deze inspanningen brengen een ondermijning met zich mee van de vaststaande ‘universele’ ordening van het sociale, economische, politieke en natuurlijk culturele leven op onze planeet.’ In de catalogus bij het project Cities on the Move omschrijft de Hongkongse architectuurhistoricus Desmond Hui dit model als volgt: ‘Dit andere model is het product van de specifieke noodzakelijkheid die bij het lokale leven hoort en in harmonie is met zowel de sociale werkelijkheid als de natuurlijke omgeving.’2 Uiteraard betekent dit benadrukken van de lokale noodzakelijkheid een kritiek op het westerse model van globale modernisering. Maar bovendien, en dit is ongetwijfeld essentiëler, dringt het aan op de ontwikkeling van alternatieve moderniseringsmodellen voor de toekomst.

Mijn thuis is het jouwe

Een eerste uitkomst van het project Cities on the Move is dan ook dat de beeldende kunst zich dient te herpositioneren in dit debat over nieuwe urbaniteit. Met name de mogelijkheid voor het publiek om actief te kunnen participeren blijkt daarbij van belang. Deze herpositionering zou vervolgens het expliciete uitgangspunt worden voor het nomadische tentoonstellingsproject My Home is Yours, Your Home is Mine (Seoul, 2000/Tokio 2001). Vanwege de eerder beschreven verstedelijking is het thuis, in zowel het Oosten als het Westen, het meest elementaire onderdeel van de sociale ruimte, – de universele, traditionele ankerplaats van de menselijke identiteit – inmiddels opgelost. Dit project legt aan een aantal kunstenaars de vraag voor of het thuis als concept wellicht van een nieuwe, artistieke betekenis voorzien kan worden. De kunstenaars in dit project blijken gekozen te zijn op grond van hun existentiële ‘mutatie’. Zij verplaatsen zich voortdurend tussen hun thuisland en vreemde plaatsen en beschikken daardoor over een hybride identiteit. De verplaatsingen naar diverse delen van de wereld veroorzaken immers een voortdurende spanning tussen de vertrouwde herinnering van de thuissituatie en de uitdaging van het onbekende heden. Een dergelijke beweging constitueert dan ook, zo stelt Hou, de voorwaarden voor een andersoortige ruimte voor de artistieke verbeelding. Een ruimte die bijna letterlijk wordt verkend in het werk van Kim Sora en Gimhongsok. In Seoul demonstreerden zij deze beweging door het volledige meubilair uit een anoniem Koreaans huishouden als functionerend restaurant tentoon te stellen. In Tokio onderzochten zij vervolgens opnieuw de spanning tussen privé en openbaar door met behulp van afgedankte huishoudelijke apparaten een iglo te bouwen.

Aldus toont My Home is Yours, Your Home is Mine ons een nieuw perspectief op grenzen en de tussenliggende territoria. In plaats van openbaar, en gedeeld door velen, blijkt het namelijk meer om een insluiting van externe factoren in de persoonlijke ruimte te gaan: het delen van een deel van je identiteit met anderen. Dit idee van een ‘tussenliggend territorium’ bleek bovendien het fundament te leveren voor een eigentijds thuis voor de kunst en werd als zodanig ingezet als conceptueel vertrekpunt van de meest recente Biënnale van Gwangju, vorig jaar, die Pause als titel had. Niet-institutionele kunstruimten, alternatieve subruimten en kunstenaarsinitiatieven vormen volgens Hou de ‘tussenliggende territoria’ voor de actuele kunst. Ze zijn spontaan, efemeer, en in een hoge mate ad hoc. Het zijn flexibele ruimten die zich door de stad kunnen bewegen en die daarbij voortdurend hun eigen lokale parameters ter discussie stellen. Zij richten zich niet simpelweg op de ontkenning van de globalisering en hybridisering van diverse culturen, maar ontwikkelen creatieve oplossingen die garanderen dat de toekomst open en veelzijdig blijft.

Urgentiezones

Vertrekkend vanuit dit paradigma van de alternatieve ruimte ontwikkelen Hou Hanru en Charles Esche een experimenteel tentoonstellingsmodel, The Event City, voor de Biënnale van Gwangju. Niet langer concentreren zij zich op het tonen van absoluut nieuwe producten, de tijdelijke hypes, maar in plaats daarvan demonstreren zij de lokale metaproductiviteit van een twintigtal alternatieve kunstruimten uit de gehele wereld (onder andere Casco uit Utrecht, red.). De voortdurende vraag naar de nieuwste producten wordt een halt toegeroepen, en maakt plaats voor het creëren van een betekenisvolle plek, een ‘tussenliggend territorium’, waar kunstenaars en publiek diverse lokale atmosferen, esthetische innovatie en ethische betrokkenheid kunnen delen.3 Een plaats waar het mogelijk is ideeën en emoties uit te wisselen en waar begrip bestaat voor de huidige sociale, ethische, religieuze en economische tegenstrijdigheden.

De noodzaak van deze ontmoetingsplek vormt ook de inzet van Hou’s meest recente project Zone of Urgency (Biënnale van Venetië, 2003). En ook hier is de huidige stedelijke omgeving het vertrekpunt voor het onderzoek. Het is vanwege deze stedelijke ontwikkelingen dat, wil de kunst haar invloedrijke, kritische positie behouden, zij zich zal moeten bezinnen op nieuwe vormen van moderniteit: moderniteiten die in staat zijn om zich te verhouden tot de nieuwe maatschappelijke noodzakelijkheden, maar ook moderniteiten die vrijplaatsen verschaffen voor de meest individuele belevingen. Deze nieuwe moderniteiten, aldus Hou, worden op dit moment vooral ontwikkeld in Oost-Azië. Immers, aldaar heeft men niet te kampen met dominante kunstinfrastructuren, en bovendien voltrekken zich juist daar de meest radicale stedelijke ontwikkelingen.

Richtte het project Pause zich nog op het in kaart brengen van de institutionele mogelijkheden, Zone of Urgency gaat een stap verder: zij biedt een platform voor strategische inhouden die het Westen kan importeren. Bijvoorbeeld het gebruikmaken van de stedelijke omgevingen als laboratorium voor overlevingsstrategieën (Surasi Kusolwong, Atelier Bow-Wow), of het activistisch verzet van de netkunstenaars Young-Hae Chang en Heavy Industries tegen de economische hegemonie van multinationals zoals Samsung. Maar ook is er kritiek in de vorm van ruimte voor nieuwe vormen van verbeeldingskracht, fantasie en jouissance (Sora Kim en Gimhongsok). En ten slotte bestaat er nog de (tijdelijke) mogelijkheid om de ruimte van de vrijheid te reconstrueren. Dit geschiedt vooral in samenwerkingsprojecten, zoals Canton Express en Campement Urbain – ad hoc werkverbanden tussen architecten, theoretici, kunstenaars en activisten – die zich richten op het creëren van ruimten waarmee met name gemarginaliseerde stadsbewoners zich opnieuw kunnen identificeren.

Mondialisering

Maar wat zijn hiermee nu feitelijk de uitkomsten van Hou’s onderzoek naar nieuwe begrippen? Hou situeert zijn theoretische taak immers, in de lijn van Deleuze en Guattari’s What is Philosophy, ‘niet in het verkrijgen van de waarheid, maar in het ontwikkelen van nieuwe concepten’. In de eerder beschreven tentoonstellingen lijkt dit toch vooral gelegen te zijn in het herdefiniëren van het concept van thuis. In de traditionele samenleving was het thuis een geprivilegieerde ruimte waar oorsprong en bestemming samenkomen, een plek waar zekerheid en zuiverheid onwrikbaar zijn. Het is de sacrale vrijplaats van waaruit alle andere ruimten verkend en in kaart gebracht worden. Met de komst van het globaliserende modernisme werd deze stabiele identificatieruimte ingeruild voor een onsamenhangende reeks van tijdelijke schikkingen. Door een voortdurende behoefte aan verandering raakte de intrinsieke betekenis van de plek ondergeschikt. Dit betekent echter niet, aldus Hou, dat het concept thuis daarmee volledig oplost. Integendeel, het wordt in het artistieke discours van de nieuwe moderniteiten volledig herzien en hernomen. ‘Deze artistieke zoektocht naar het thuis is geen nostalgische terugkeer naar een bekend verleden noch een defensieve reactie tegen de brutaliteiten van het heden. De betekenis van thuis wordt nu gevonden in toekomstgerichte projecten die een gevoel van “behoren tot” creëren in een context van veranderingen en verplaatsingen.’4 Dit concept thuis laat zich, naar het schijnt, analoog aan Appadurai’s begrip neighbourhood 5 beschrijven: het is een context die tegelijkertijd zowel contexten maakt als ze nodig heeft. Het thuis is in die zin een context dat een frame levert waarin een verscheidenheid aan menselijke activiteiten (producerend, reproducerend, interpreterend, performatief) op een betekenisvolle wijze geïnitieerd en uitgevoerd kunnen worden.

Maar het thuis laat zich volgens Hou ook beschrijven als een tussenruimte, het tussenliggend territorium, de urgentiezone, de ruimte waar het individuele bestaan en de wereld in elkaar overlopen. Het impliceert bovendien dat we de wereld niet langer dienen te bezien als iets wat buiten ons ligt, maar als datgene waarbinnen we ons bevinden: het situationele alles, het Dasein. Deze wijze van het benaderen van de wereld omschrijft Jean-Luc Nancy in La creation du ou la mondialisation als mondialisering. Mondialisering toont een wereld van openheid, een wereld waar letterlijk plaats is. Deze mondialisering plaatst Nancy tegenover de globalisering. Nancy: ‘Men zou kunnen zeggen dat de mondialisering de symbolisering van de wereld is: de manier waarop de wereld in zichzelf en voor zichzelf symbool staat en een circulatie van zin mogelijk maakt, zonder daarbij te verwijzen naar een buiten-de-wereld, een ‘wereldbeeld’.’6 Pas dan kunnen we, nadat we eerder onze soevereiniteit hadden uitgeleverd aan het globale productieproces, opnieuw soeverein worden. Maar als we willen weten wat dat in concreto betekent, dan geeft Nancy niet thuis. Juist om deze vraag te beantwoorden dienen we daarom naar mijn idee te rade te gaan bij Hou’s concept van thuis: een concept dat, net zoals Nancy het domein van de artistieke activiteit situeert, aan een nieuwe symbolisering van de wereld concreet vorm geeft. En dit nu is een concept dat juist in de actuele, alternatieve, Aziatische kunst gerealiseerd en geconcretiseerd wordt, omdat zij, in tegenstelling tot de westerse varianten, niet vergeven is van ontologische, hegemonische en globale perspectieven, maar juist vanuit de openheid van het lokale Dasein in staat is om een systeem van artistieke mondialisering te genereren en een volstrekt nieuwe invulling weet te geven aan de artistieke activiteit: een praktijk die naar het zich laat aanzien doorslaggevend zal blijken te zijn voor iedere actuele kunst van de komende decennia.

Hou Hanru is een van de curatoren van de Biënnale van Venetië van 2003. Teksten van zijn hand zijn te vinden in Hou Hanru, On the Midground, selected texts by Yu Hsiao-Wei, Hong Kong, 2002.

1. Catalogus Cities on the Move (Wenen, Bordeaux, New York, Kopenhagen, Londen, Helsinki, Bangkok), Wenen 1998, p6. Changs opvattingen omtrent het fysiek ervaarbaar maken van een architectonische visie zullen van doorslaggevend belang blijken voor Hou’s tentoonstellingen. Voor Zone of Urgency ontwikkelde Chang een verhoogd, schuin oplopend vloeroppervlak.

2. ibid, p7.

3. Zo worden tijdens de Gwangju Bienniale de diverse eilanden tijdelijke schiereilanden, verbonden met de rest van de wereld. Zie de introductie van de catalogus Leaving The Island (tentoonstelling PICAF 2000, Busan Biennale, curatoren Hou Hanru, Youngchul Lee en Rosa Martinez), pp6-7. Zie ook Towards A New Locality, PICAF and Global Art, in On the Midground, Hou Hanru, selected texts by Yu Hsiao-Wei, Hongkong 2002, pp138-146.

4. Transdisciplinary Dialogue. A conversation with Annette Balkema and Henk Slager, in On the Midground, opus cit., p273.

5. Zie Arjun Appadurai, Modernity at Large, Minneapolis 1996, pp178-199.

6. Jean-Luc Nancy, La création du monde ou la mondialisation, Paris 2002, p28.

Henk Slager

Recente artikelen