Documenta 11
Documenta 11
De Afrikaanse documenta
Neemt Documenta 11 revanche op de inmiddels beruchte Magiciens de la Terre, de breed uitgemeten tentoonstelling van wereldkunst uit het einde van de jaren tachtig? Volgens Paul Groot is er geen twijfel mogelijk. De in Nigeria geboren Okwui Enwezor zal zich met alle geweld keren tegen een geruisloze adoptie van de niet-westerse kunst in de westerse traditie. Maar ook hij loopt daarbij het gevaar de hegemonie van de westerse kunstwereld er alleen maar mee te versterken.
I
Dat de documenta van de in New York levende Nigeriaan Okwui Enwezor vanuit Nederland met extra aandacht bekeken gaat worden is wel duidelijk. Voor het eerst zal ze niet alleen voor de kritische avant-garde als kompas voor het beleid van de komende jaren dienen, maar ook voor het culturele establishment. Kassel zal mede de richting van de kunstpolitiek gaan bepalen. Immers, postmoderne verwarring heeft nu ook de vaderlandse culturele en esthetische museale waarden in haar greep. De vraag dringt zich op of we massaal multicultureel dan wel kloosterlijk en ietwat elitair verder moeten. De verschillende partijen die zich in deze domme tegenstelling hebben vastgebeten, kunnen zich in Kassel aan een onverdachte bron laven. Wat daar te zien is, zal een spilfunctie vervullen in het toekomstig museaal beleid.
Als je de discussie over de culturele politiek de afgelopen maanden een beetje hebt gevolgd, krijg je de indruk dat werkelijk iedereen de koers kwijt is. De politiek en de bureaucratie hebben dankzij Rick van der Ploegs paarse politiek, waarbij kunst wordt ingezet als exportmiddel en emancipatorisch glijmiddel, het zicht helemaal verloren. De ‘elitaire’ kant houdt voorlopig de kiezen stevig op elkaar, zolang het haar maar niet al te lastig wordt gemaakt, terwijl de ‘multi-culti’ discipelen, de zopas geïnstalleerde franchise-ondernemers in kunst, alles op alles zetten om de nakende winst binnen te halen. De kunstkritiek lijkt het spoor ondertussen helemaal bijster, tenminste als we de kritische boegbeelden van de NRCserieus kunnen nemen: Janneke Wesseling wordt letterlijk blind geslagen door een werk van Carsten Höller in Museum Boijmans Van Beuningen en Anna Tilroe is in een oneindige serie vergezichten verdwaald geraakt, op zoek naar een mogelijke oplossing van een nooit geformuleerde problematiek.
Zal Enwezor beseffen dat hij de Nederlandse kunstpolitiek op langere termijn zal beïnvloeden? Dat zijn documenta mede zal bepalen hoe de Mondriaan Stichting de komende jaren de buit zal verdelen? Het lijkt misschien een mooie revanche voor deze culturele vernieuwer, dat hij op zijn weg door de westerse kunstwereld nu ook nog een slavenhandelsnatie in de greep houdt. Maar of wij gelukkig moeten zijn met dat onmogelijke monsterverbond tussen Enwezors zwarte trots en Van der Ploegs paarse dwaalleer, is maar de vraag.
II
Documenta X leek aanvankelijk, door de cinematografische liefde van Catherine David en haar afkeer van schilderkunst, een filmische richting in te gaan, maar werd uiteindelijk een losse verzameling van objecten, bijeengehouden door de belofte van internetkunst. De huidige documenta gaat aan het internet voorbij en bezint zich op de gevolgen van een oud verleden, dat van het koloniale tijdvak. Ongewild, maar onweerstaanbaar, zal een nieuwe inhoud worden gegeven aan het begrip ‘bricolage’, knutselwerk, een klassieke topos uit de Parijse structuralistische school die zich daarmee teweer stelde tegen het intellectuele existentieel-individualisme van Jean-Paul Sartre. Bricolage verkreeg dankzij de antropoloog Claude Lévi-Strauss, die het begrip in de jaren vijftig entte om het ‘primitieve’ collectieve bestaan in de destijds nog zogenoemde Derde Wereld aan te duiden, een intellectueel aura en hield lang stand in Parijs. Het draaide om een denken en doen voorbij de functionele logica, waarbij het knutselen met beschikbaar materiaal voorop stond. Tot diep in de jaren tachtig leidde het een verborgen bestaan zonder dat duidelijk werd hoe omstreden het inmiddels was. Met Magiciens de la Terre, de breed uitgemeten tentoonstelling van wereldkunst in Parijs in 1989, kwam het onverteerbare karakter ervan goed aan het licht. In de schaarse, vroegere tijden was het nog mogelijk in deze termen te denken, omdat die werkwijze niet alleen van toepassing was op de culturele praktijk in de Derde Wereld, maar net zo goed op die van de avant-garde in het armoedige Europa van de jaren veertig en vijftig. De spraakmakende postmoderne gemeente keerde zich er echter geschokt vanaf. Een van de heftigste critici was Okwui Enwezor. Zo’n manier van denken, zo eenzijdig op de niet-westerse wereld gericht, kon in 1989 natuurlijk niet meer.
Het is dan ook juist de ongegeneerd neokoloniaal aandoende Magiciens de la Terre waarop Okwui Enwezor zich met zijn documenta hoopt te wreken. De documenta moet het alternatief worden, een revanche op het Parijse neokoloniale prestigeproject van dik tien jaar geleden. Het probleem is alleen dat bricolage inmiddels alweer aan een nieuw leven is begonnen, en het is maar de vraag of Enwezor er nog wel onderuit kan. Hij hoeft het beestje niet bij de naam te noemen, het staat in zijn politiekcorrecte wereldbeeld uiteraard in een kwade geur, maar hij kan de realiteit niet de rug toedraaien. De toepassing van het begrip mag dan de nodige twijfel oproepen, het blijft een feit dat de bricolage niet alleen naar ‘primitieve’ culturen verwijst, maar ook de moderne westerse cultuur heel goed verklaart. Niet alleen in de Brit Art is die typische bricolage-cultuur een nieuw leven begonnen, er loopt een regelrechte lijn van de machines van Tinguely tot de flexibele structuren van Atelier Van Lieshout. Maar veel belangrijker is misschien nog wel dat de digitale cultuur er sterk mee verbonden is. Wie immers weet hoe hard- en software, de motor van de technologische wereld, worden ontwikkeld, herkent het begrip bricolage direct. Het aaneenschakelen van modules en losse onderdelen, het her en der aan elkaar vastknopen van losse draadje en het verleggen ervan, herinnert onmiddellijk aan de klusjesman van om de hoek, de bricoleur, die model stond voor Lévi-Straus’ gedachtegoed.
III
Harald Szeemann heeft zijn esoterische stemmingen, Rudi Fuchs dweept met zijn zwervende en dolende kunstenaar, Catherine David droomt nog steeds heel ideosyncratisch. Zij allen organiseerden documenta’s waarin de kunst het vehikel werd om de persoonlijke opvattingen van de curators uit te dragen. In Kassel lijkt het een heilige plicht. Maar welke metafoor zal Enwezor expliciet gebruiken om de Afrikaanse kunst salonfähig te maken in zijn verlangen de ‘controversiële’ en ‘opmerkelijk slechte’ Magiciens de la Terre definitief uit zicht te helpen? En hoever zal hij gaan om de emancipatie van de niet-westerse kunst te rechtvaardigen? Loopt hij niet het gevaar de hegemonie van de westerse kunstwereld juist te versterken, door hierin ook de niet-westerse kunst te willen incorporeren? En kan de Afrikaanse renaissance die Okwui Enwezor op deze documenta voorstaat zich op deze manier niet heel gemakkelijk tegen zichzelf keren en precies datgene doen wat in zijn ogen Magiciens de la Terre zo verdacht maakte?
Het zijn vragen die blijven bestaan als Enwezor er niet in slaagt de documenta aan de wurggreep van de moderne, op de markt afgestemde staatskunsten te onttrekken. Een eigenzinnige esthetica moet de boel op spanning zetten, en die stompzinnige paarse tegenstelling,elitair tegenover multicultureel achter zich laten. Er is behoefte aan metaforen die de gebruikelijke blik op de kunst onderuit kunnen halen. Er is behoefte aan iemand die de wereld in een nieuw perspectief kan zetten, en niet bang is om modieuze en hedendaagse, ouderwetse en ten onrechte vergeten of geheel oorspronkelijke bijdragen aan te bieden; aan iemand die een herdefinitie van het kunstbegrip in artistieke zin tot stand kan brengen; aan een beeld dat voorbij de scholen, landen en opvattingen gaat. Dan zou er een nieuw artistiek programma geschreven worden.
IV
Wat het ook wordt, doorslaggevend zal zijn de mate waarin het hem lukt aan zijn politieke opstelling een artistiek esthetische component toe te voegen. En omgekeerd. Zal Enwezor erin slagen een nieuwe interpretatie te geven van Heart of Darkness, de ultieme novelle omtrent kolonialisme en racisme van Joseph Conrad uit 1899? De hoop is dat Enwezor onze blik op Kurz weet te nuanceren. Kurz is de hoofdrolspeler van deze novelle. Hij is een ultieme kolonialist, een dierlijke verschijning, een perverse uitbuiter, een beest van een man, een monster dat het slechtste in de mens personifieert. Zijn brute lichamelijkheid, zijn snode zaakjes, alles aan hem is pervers. Hij laat je niet los omdat je hem verafschuwt, maar tegelijk weet je dat hij deel van jezelf uitmaakt. In ieder van ons zit een Kurz, en je mag alleen maar hopen dat hij niet ooit eens los zal breken. Die Kurz, dat zijn wijzelf, lijkt Conrad te zeggen. Kurz is de gekte van het kolonialisme die in onze kop zit. Enwezor zou in mijn ogen pas echt slagen als hij die voortwoekerende koloniale tweespalt op een eigentijdse manier vorm zou kunnen geven, zoals Conrad honderd jaar geleden een golf van ontzetting moet hebben veroorzaakt. Conrad toonde het blanke vergif, maar we begrijpen nu dat dit een universeel gif is. Natuurlijk heeft Enwezor gelijk Magiciens de la Terre te kritiseren, maar als Enwezor de rollen omdraait en de slachtofferrol benadrukt, komen we niet verder. Echter, als hij op de een of andere manier boven zichzelf uit weet te stijgen en zijn vaak zwartgallige gelijk kan transformeren in een spektakel, dat de realiteit omzet in een artistiek werkzame metafoor, dan zal het schrikken zijn daar in Kassel.
Platform 5 – Documenta 11
8 juni – 15 september
www.documenta.de
Paul Groot