FFF Videoshow
Het Centraal Museum in Utrecht pakt uit met de FFF Videoshow. In totaal getransformeerde ruimtes worden producten uit de beeldcultuur getoond: muziekvideoclips, commercials en videokunst. Na dertig jaar video blijken niet alleen het materiaal en gereedschap van de kunstenaar te zijn uitgebreid, maar is kennelijk ook het gezichtsveld van sommige kunstmusea verbreed. In FFF Videoshow worden de kunstvideo’s, videoclips en commercials van reclamebureaus uit hun context gelicht en geïsoleerd gepresenteerd op de beschermende muren van het museum. Sjarel Ex, directeur van het Centraal Museum, breekt in de begeleidende folder een lans voor de ontsluiting van het grote culturele erfgoed van reclamefilms en videoclips. Voor hem geldt de FFF Videoshow als een voortzetting van het ‘aandacht schenken aan videokunst’ waarmee het museum een aantal jaren geleden is begonnen en waarvan Pipilotti Rists tentoonstelling van een half jaar geleden een goed voorbeeld is.
Over de rol van hedendaagse musea ten aanzien van de beeldcultuur en haar ‘kunstwaarde’ valt veel te zeggen. De tentoonstelling draagt bij aan de huidige discussie over videokunst door vragen op te roepen als: wat is de zin van een kritiekloze vergelijking van clips, commercials en kunst die voorbij gaat aan de verschillende intenties van de makers? En mogen musea totaal verschillende individuele producten samensmelten in een nieuw totaalkunstwerk, waarbij de vormgeving de kracht van de afzonderlijke werken neutraliseert?
In FFF Videoshow roept vooral de manier waarop de videowerken zijn samengebracht en worden gepresenteerd vragen op. Elke zaal heeft een thema, waarvan de Engelse vertaling steeds met een F begint. De selectiecriteria voor deze dwingende rangschikking zijn zeer ruim. Soms is er gekozen op grond van een inhoudelijke overeenkomst, zoals bij Football, soms is er een historische overeenkomst, zoals bij First waarin het gaat om een eerste videowerk, clip of commercial van een maker dan wel een genre, en soms is de beoogde reactie bij het publiek het motief, zoals bij Feelgood. Op basis van deze F- woordthema’s heeft de glossy vormgever Ruud van der Peijl (House of Orange) de zalen ingericht, waarbij enigszins banale, letterlijke ingrepen in de ruimte niet worden geschuwd: een vagina als toegangspoort bij Female en een zwembad bij Floating.
De eerste zaal, First, zet direct de toon. Op een kiezelvloer staan verscheidene, veelal oude monitoren ogenschijnlijk willekeurig opgestapeld. Op meerdere, maar zeker niet alle beeldbuizen is hetzelfde werk te zien. De andere monitoren staan er stil bij. Toen ik passeerde zag ik Lyp – Sync (1965) van Bruce Nauman en de A-ha videoclip Take on Me (1985) van Steve Barron, pioniers in hun eigen genre. In deze selectie zit veel oude videokunst die zeker de moeite van het bekijken waard is, maar de multi-channel video-installatie doet de ingehouden en voorzichtige sfeer van deze vroege experimenten niet veel goed. Laat ik er vanuit gaan dat zij die geduld hebben voor deze tergend langzame video-experimenten, er wel doorheen zullen kijken.
In de zalen Football en Female zijn de monitoren ingeruild voor een groot projectiefestijn. In een immense installatie van respectievelijk vier en acht projectoren worden verschillende werken tegelijkertijd zij aan zij getoond. Om een kakofonie te voorkomen, is er steeds enkel het geluid van één werk hoorbaar. Om de beurt mag een werk in zijn volledigheid draaien, waarbij het geluid de kijkrichting van het publiek moet bepalen. De eigenaardige combinatie van beeld en geluid werkt niet. Toen ik de tentoonstelling bezocht, kon ik op het dramatische gezang van Björk in het nummer Hidden Place (overigens een prachtige videoclip van Inez van Lamsweerde) Marina Abramovic haar haar zien kammen. Alle venijn en alle oprechtheid die in Abramovic’ performance Art must be beautiful, Artist must be beautiful (1975) besloten ligt, wordt zo weggevaagd.
Terwijl dit werk niets van zijn kracht heeft verloren, zoals je kunt zien als je het geconcentreerd en in zijn totaliteit tot je kan nemen. Het zien van dit werk tussen videoclips en commercials is als het tonen van een minimale sculptuur van Carl Andre in een groothandel voor stoeptegels. Wat overblijft, is een flauwe echo van iets dat zeer intens moet zijn.
Dit was wel het dieptepunt, maar er zijn nog meer voorbeelden van de tragische effecten van de presentatiewijze. In Free Flow, de verzamelnaam voor de drie installaties die staan opgesteld in de gangen tussen de verschillende zalen, is bijvoorbeeld ook Rineke Dijkstra’s The Buzzclub/Mysterie World1/8 (1997) te vinden. Tussen het zwembad en de zaal Female staat dit – in normale doen zeer krachtige – werk er maar verloren bij. Zelfs de dreun van het housegeweld wordt overstemd door de aangrenzende zalen. Is dit aandacht schenken aan videokunst, zoals de folder stelt?
Ondanks de dappere poging van het museum om de discussie op het scherp van de snede te voeren, ben ik geneigd om vooral de titel van het hele spektakel te respecteren: fast forward maar! Het concept gedurfd? Wellicht, maar dat zie je ook als je in tien minuten door de expositie loopt. De kunstwerken zelf mogen hier niet voor misbruikt worden. Er zijn geslaagdere voorbeelden waar kunst de confrontatie met de beeldcultuur (wat dat dan ook mag zijn) aangaat, zoals de avondprogramma’s Cinema Digitaal in Paradiso of Lost & Found in de Waag in Amsterdam. De makers van FFF Videoshow gaan te ver in de implementatie van de werken in een totaalervaring. Ik denk dat als de deelnemende kunstenaars op de hoogte waren geweest van de manier waarop hun tapes hier gepresenteerd worden, ze geen toestemming hadden gegeven voor vertoning.
Bart Rutten