Four Days of Jodorowsky
Toen Alejandro Jodorowsky in mei de Berlijnse KW binnenkwam, werd hij begroet door honderden, vooral jonge mensen. De legendarische filmmaker, striptekenaar, componist, auteur en tarotspecialist werd daar met een klein retrospectief van zijn belangrijkste films geëerd. Het moge duidelijk zijn dat de intussen 82-jarige een soort herontdekking beleeft, en dat is terecht. Het lijkt alsof deze late roem Jodorowsky vooral door het wereldwijde web ten deel is gevallen. Zijn enigszins mysterieuze verschijning en het solitaire, tegelijkertijd zeer complexe, filosofische, metafysische en artistieke karakter van zijn werk lenen zich uitstekend voor een langzaam groeiende, nu plotseling zichtbaar wordende hype.
Jodorowsky’s wegen zijn wijdvertakt en hebben die van talloze iconen uit de cultuurgeschiedenis gekruist. De in 1929 in Chili geboren kunstenaar begon zijn carrière als circusartiest en theaterregisseur. Begin jaren vijftig trok hij naar Parijs, waar hij de assistent werd van chansonnier Maurice Chevalier en toerde met de pantomimespeler Marcel Marceau. Met Roland Topor en Fernando Arrabal richtte hij in 1962 in Parijs de groep Panique op. In de latere jaren zeventig ging hij samenwerken met de tekenaar Moebius, en begon zo een succesvolle carrière als striptekenaar. In 1992 verscheen het eerste deel van zijn zeer lezenswaardige autobiografie Donde mejor canta un pájaro [Waar een vogel het mooiste zingt].
Formeel gezien staat Jodorowsky het dichtst bij het surrealisme, maar hij verweeft dit met filosofische en gnostische aspecten tot een nieuw geheel, dat de visuele aantrekkingskracht van zijn tableaus ver overstijgt. Door de synesthetische, ‘totale’ claim heeft hij het meeste weg van een renaissancekunstenaar, maar de opgezweepte uitvoering van deze aanpak doet denken aan Antonin Artauds ‘theater van de wreedheid’. Het gaat hem daarbij niet zozeer om individuele lotgevallen, maar meer om het begrip en bezwering van eeuwenoude menselijke situaties. ‘Ik wil beelden maken die slechts een ogenblik te zien zijn, maar die men nooit meer vergeet’, zei Jodorowsky.
De vier lange speelfilms die in Berlijn te zien waren, geven een duidelijke indruk van deze visie. Ze beslaan het tijdperk van 1960 tot in de jaren negentig. Fando y Lis, voor het eerst te zien geweest in Mexico in 1967 en in de verte gebaseerd op een toneelstuk van Fernando Arrabal, is meer een filmische performance dan een compacte speelfilm. Drie jaar later brak Jodorowsky door met het stilistisch op een spaghettiwestern lijkende El Topo (1970), een mythologisch, filosofisch geladen passieverhaal. Hiermee verwierf hij zich direct een plaats in de harten van de New Yorkse bohème, die in de jaren zeventig smachtte naar transcendentie en verlichting. De film draaide maandenlang in de nachtvoorstelling van bioscoop Elgin op Eighth Avenue, en Jodorowsky werd van coming man een ster. Niemand minder dan John Lennon was zo onder de indruk, dat hij het daaropvolgende project Montana Sacra ruimschoots financieel ondersteunde.
Montana Sacra (1973) werd de apotheose van de door Jodorowsky nagestreefde visuele extase, en is tot op de dag van vandaag het in ieder opzicht meest mateloze werk in de filmgeschiedenis gebleven. Na een bijna half uur durende proloog – die op een in lsd gedrenkte voortzetting van Luis Buñuels Un chien andalou lijkt – gaat het meer en meer over de esoterische geschiedenis van een dief, die in een mysterieuze kring van uitverkorenen belandt en hen op hun reis door verschillende tussenrijken begeleidt. Met Santa Sangre (1989) ten slotte sluit hij stilistisch aan op zijn eerdere successen. Op een bescheidener manier vertelt hij daarin de geschiedenis van de jonge Fenix, die door zijn gefrustreerde moeder voor haar wraakfantasieën wordt misbruikt, maar die zich dankzij de liefde aan deze greep kan ontworstelen.
Tot voor kort was het niet mogelijk de twee belangrijkste films van Jodorowsky in het openbaar te vertonen. Nadat hij met El Topo beroemd was geworden, maakte hij via John Lennon in 1971 kennis met Allan Klein, de manager van The Beatles en The Rolling Stones. Klein kocht de wereldwijde en exclusieve rechten van El Topo en Montana Sacra en beloofde Jodorowsky om een wereldberoemde popster van hem te maken. Toen wist nog niemand dat Klein een geraffineerde goochelaar was, die behendig de vruchten plukte van het werk van de kunstenaars (nog steeds verdient zijn firma ABKCO aan de hits van de Stones-albums Let It Bleed en Beggars Banquet).
Terwijl The Beatles zich voor veel geld uit het wurgcontract konden vrijkopen, had Jodorowsky juridisch gezien tegen Klein geen enkele kans. Na ruzies op alle fronten onttrok Klein El Topo en Montana Sacra voor ruim dertig jaar uit de openbaarheid. Er circuleerden slechts enkele illegale kopieën. Maar in mei 2006 vond er tijdens het filmfestival van Cannes een spectaculaire verzoening plaats: ABKCO en Jodorowsky kondigden aan de films eindelijk te restaureren en gezamenlijk in HD-kwaliteit op de markt te brengen. En dit jaar verscheen er tijdens het festival in Cannes een persbericht over een documentaire die al in productie is, over het misschien wel grootste mislukte project ooit uit de filmhistorie: de verfilming door Jodorowsky van Frank Herberts Dune, waaraan hij tussen 1975 en 1977 werkte, met Orson Welles, Salvador Dalí, Gloria Swanson en muziek van Pink Floyd. Nadat er al meer dan twee miljoen dollar was uitgegeven, trokken de producenten de stekker uit het project.
Jodorowsky genoot zichtbaar van de ontvangst in Berlijn. Hij sprak op een charmante manier over verleden en heden, kosmos en seks, en ging daarbij steeds over in het Spaans. Zijn met anekdotes en parabels doorspekte monologen maakten eens te meer duidelijk hoe interdisciplinair zijn werk is. Het probleem was eigenlijk altijd dat het publiek maar oog had voor een van de terreinen waarop hij zich beweegt: stripboekliefhebbers interesseerden zich alleen voor de strips, cineasten alleen voor zijn films, en de esoterie-adepten omarmden hem als hun gelijke. Dat de vele facetten van zijn werk door de jaren heen een gigantisch oeuvre zijn gaan vormen, werd slechts zelden gezien. Nu lijkt de tijd er echter rijp voor. De productiviteit van Jodorowsky staat in ieder geval nog fier overeind.
Claus Löser is filmcriticus, filmmaker en curator, Berlijn
Vertaald uit het Duits door Irene Dirkes
Claus Löser