metropolis m

Gabriël Lester
A Haunted House of Art

Na zijn afstuderen aan de Rijksakademie twee jaar geleden heeft Gabriël Lester in betrekkelijk korte tijd een rijk scala aan tentoonstellingen op zijn naam gezet. Hij had een solotentoonstelling bij Galerie Fons Welters en exposeerde onder andere bij Witte de With, De Appel en op de wereldtentoonstelling in Hannover. In zijn werk gaan directheid en overredingskracht gepaard met een sterke visuele intelligentie. Lester weet heel goed gebruik te maken van presentatietechnieken, een kwaliteit die zich liet uitmeten in de tentoonstelling A Haunted House of Art bij Stichting Outline in Amsterdam Oost. Dit keer maakte Lester geen presentatie van eigen werk maar selecteerde werk van ruim zeventig kunstenaars, waarmee hij een soort spookhuis creëerde.

Lester had er nadrukkelijk voor gekozen zich niet als curator op te stellen maar de presentatie binnen de kaders van zijn eigen werk te houden. De inrichting vertoont dan ook een grote overeenkomst met eerdere projecten van zijn hand, zoals die op de Rijksakademie en bij De Appel, waar hij op decorachtige wijze en met goed gekozen rekwisieten een sfeerbeeld wist neer te zetten van respectievelijk het interieur van een woonkamer en een wand van een dorpscafé. Hier zijn de rekwisieten vervangen door echte kunstwerken, waardoor een negentiende-eeuwse Wunderkammer of een Rariteitenkabinet wordt gecreëerd met een schat aan wonderlijke objecten. De kracht schuilt in de vrijblijvendheid. De gemiddelde bezoeker hoeft nu eens niet met de zaaltekst in de hand ieder werk binnen de eigen context te begrijpen maar kan vrij associëren om ‘in de wirwar van beelden en impressies zijn of haar artistieke beleving te ontdekken’, zoals Lester in een toelichting suggereert. Het is ook niet zozeer het idee van het ‘spookhuis’ of van de ‘suspense’ dat deze tentoonstelling interessant maakt – van een griezeleffect kan eigenlijk nauwelijks worden gesproken – als wel de wijze waarop Lester erin slaagt ieder werk in deze totaalinstallatie tot zijn recht te laten komen.

Hoewel naamkaartjes ontbreken en geen van de werken op zichzelf staat, ontstaat er in het kijken een soort beweging, waarin het ene werk een opmaat vormt voor het volgende en er zodoende steeds nieuwe ontdekkingen worden gedaan. Zo trekken aan katrollen gehangen boeken, die af en toe naar beneden komen, de aandacht naar een gat in het plafond, waar een stroboscopisch werk van Mark Bain flikkert. Het lijkt alsof er een vogel vastzit in het gat, die met zijn laatste krachten herhaalde pogingen doet uit zijn benarde positie weg te fladderen. Het werk van Bain krijgt door de setting een bijna poëtisch karakter: een gegeven dat in zijn agressieve, minimalistische geluidswerken normaal gesproken ontbreekt. Ook andere werken in de tentoonstelling krijgen in deze context een andere, meer narratieve betekenis. De ‘vouwtekeningen’ van Matthew Monahan worden hier voor het eerst werkelijk dreigende samoerai, en de amorfe, formele sculpturen van William Cobbing lijken ineens op martelwerktuigen. Voor sommige kunstwerken geldt juist het omgekeerde: Gijs Müller presenteerde een videoprojectie waarin een meer ingetogen of zelfs mysterieuze kant van hemzelf aan het licht komt.

De samenhang tussen de afzonderlijke werken is het resultaat van een consequente aanpak waarin Lester zich als een regisseur opstelt. Hij kreeg van de deelnemende kunstenaars volledig carte blanche om de tentoonstelling naar eigen idee in te vullen. Ook achteraf maakte geen van de kunstenaars bezwaar tegen de wijze waarop zijn of haar werk was gepresenteerd. Dat is opmerkelijk te noemen, want menig curator komt bij een dergelijke dwingende aanpak al gauw in de problemen.

Nathalie Zonnenberg

Recente artikelen