Galeries: Springplank Europa
De druk op de Nederlandse galerie stijgt, nu de publieke kunstsector fors moet inbinden. Gaat het commerciële circuit de Nederlandse kunstwereld door de crisis helpen? De Amsterdamse galeriewereld toont zich zelfbewust met een nieuw boek en een nieuw evenement, een internationaal galerieweekend onder de titel Capital A.
Het is een van de vragen die steeds in de debatten over de Nederlandse kunstwereld opduikt: waarom is de galeriewereld in Nederland zo klein in vergelijking met die in het buitenland? In dit land met de hoogste dichtheid van musea voor hedendaagse kunst ter wereld, een weinig kinderachtig collectiebudget, een omvangrijk en welvarend kunstpubliek, een internationaal vermaarde handel in oude kunst (en de grootste beurs ter wereld op dat vlak: Tefaf) en veel rijke bedrijfscollecties, zijn de galeries die handelen in hedendaagse kunst zonder uitzondering klein en relatief arm. Zó klein en arm, dat de galeriehouders er zelf ook rond voor uitkomen in het nieuwe boek over galeries in Amsterdam, Positioning the Art Gallery.
In de bundel, die deels is gebaseerd op het in 1996 door Paul Andriesse uitgegeven en al lang uitverkochte Art Gallery Exhibiting: The Gallery as a Vehicle for Art, keert de vraag geregeld terug, alsmede veel speculaties over de oorzaak ervan. Ik lees in diverse bijdragen dat het zou komen door onze egalitaire samenleving, die het verzamelaars verbiedt boven het maaiveld uit te komen. En door onze calvinistische inborst, die het doen van exuberante uitgaven aan kunst verwerpt. Helemaal overtuigend klinken deze argumenten niet in een land met 140.000 miljonairs, die in grote huizen wonen en er de nodige auto’s en boten op nahouden. Meest overtuigend lijkt daarom de eveneens in dit boek geuite redenering, dat de oorzaak ligt in de mastodontische subsidiecultuur, die alle eigen initiatief eromheen heeft doen verdorren. Al kun je die ruime publieke sector natuurlijk ook als aanjager van de bestedingen zien.
Meest verrassend in de discussie is het standpunt van Olav Velthuis die stelt dat het vermeende petieterige, provinciale imago van de Nederlandse galeriewereld helemaal niet klopt. Weliswaar doen de Amsterdamse galeries niet mee met de allerhoogste internationale top, maar als je die uitzonderlijke bovenlaag van het niveau Gagosian, White Cube, Hauser & Wirth buiten beschouwing laat, valt het reuze mee met het provincialisme. In vergelijking met bijvoorbeeld de Berlijnse galeries, die in hun programma’s zwaar leunen op Duitse kunstenaars, worden er in Amsterdam zelfs meer internationale kunstenaars getoond. Dan gaat het vaak om (ex)studenten van De Ateliers en de Rijksakademie, die hun commerciële carrière in Nederlandse galeries beginnen. Net als overigens de institutionele kunstwereld in Nederland, moeten de galeries het hebben van hun talent voor scouten. Talent scoort in Nederland. Volgens galeriehouder Annet Gelink is dat ook omdat het goedkoop is. Kennelijk laat de Nederlandse volksaard zich ook in de kunst niet verloochenen.
In de stukken in Positioning the Art Gallery (van auteurs als Noor Mertens, Xander Karskens en Dominic van den Boogerd) doemt het beeld op van een galeriewereld die zich liever profileert als liefhebber dan als slimme handelaar. Commercie is zelfs een vies woord voor de meeste galeriehouders. Alleen de jongste lichting die in het boek ter sprake komt, onder wie Jörg Grimm en Gabriel Rolt, blijkt er een wat zakelijker instelling op na te houden. Met succes.
Het boek biedt geen revolutionaire inzichten, maar wel een hoop wetenswaardigs. Wist u dat de wereldberoemde galeries van Ileana Sonnabend en Leo Castelli in de jaren zestig hebben overwogen een dependance in Amsterdam te vestigen, nabij het (toen) zeer gerenommeerde Stedelijk Museum? De New Yorkse galeries zagen Amsterdam als een ideale springplank naar Europa, totdat ze erachter kwamen dat de markt onder verzamelaars in Nederland wel erg klein was. Ander feitje: wist u dat de Nederlandse verzamelaars vooral van schilderkunst houden? Het is (nog altijd) de kurk waar de galeries op drijven, zegt Martin van Zomeren. Ook leuk om te weten: alle grotere Amsterdamse galeries hebben verkocht aan ‘s werelds beroemdste verzamelaars, onder wie Saatchi, Pinault, Rubell, Olbricht, Boros en Goetz.
Een van de meest prikkelende observaties komt van Jan van Adrichem in zijn portret van de galeries van Riekje Swart, Art & Project en Helen van der Mey – drie Amsterdamse galeries die in de jaren zeventig internationaal naam maakten, met kunst die destijds in het buitenland nog nauwelijks voet aan de grond kreeg. Hij stelt dat de Nederlandse galeriewereld sindsdien sterk gekleurd is door de opkomst van grote institutionele verzamelaars, zoals KPN en de RKD, die hun geld alleen aan Nederlandse kunst wilden uitgeven. Door hun dominante marktpositie is het internationale experiment als van Art & Project grotendeels verdwenen.
De tekst van Van Adrichem is van wat oudere datum, afkomstig uit het eerdergenoemde Art Gallery Exhibiting uit 1996. Pas de afgelopen tien jaar is de Amsterdamse galeriewereld de kweekvijver geworden van internationale talenten, dankzij de postacademische instituten. Tijdens het galerieweekend Capital A, eind november, zullen de galeries dat ook laten zien. Amsterdam wil zich er profileren als de springplank Europa ? de groothandel in talent van de Noord-Europese kunstwereld. Meer dan Keulen, Berlijn, Londen, Brussel of Parijs moet je in Amsterdam zijn voor de kunstenaars van de toekomst. Pas over een jaar of twee zul je ze in de meer gerenommeerde kunstcentra tegenkomen.
In Amsterdam valt nog echt iets te ontdekken. Dat weten de galeriehouders, dat weet het internationale publiek, alleen het ministerie van OCW en Halbe Zijlstra weten dat kennelijk niet. Zij hebben besloten de postacademische instituten, die de toevoer zijn naar deze vijver, te halveren. De Amsterdamse galeriewereld vreest dat de economische schade op termijn enorm wordt. Zowel Positioning the Art Gallery als Capital A zijn in die zin te zien als pogingen tot damage control.
Domeniek Ruyters is hoofdredacteur van Metropolis M
Noor Mertens, Astrid Vorstermans (red.), Positioning the Art Gallery, Valiz, Amsterdam 2012, ISBN 978-90-78088-39-4