metropolis m

Langzaam dringt tot iedereen door hoezeer computers ons bestaan zijn gaan sturen. Ook in de kunst. Meer en meer kunstenaars creëren met computercode objecten die ze met behulp van 3D-printers of lasers een materiële vorm geven. In MU werd er een discussie gewijd over de consequenties van de vermenging van code en materie.

Het digitale geldt doorgaans als de antipode van materie. Ten onrechte: de digitale wereld heeft een enorme invloed op de materiële wereld, die er meer en meer door wordt gestuurd. Veel kunstenaars spelen hier in hun werk op in. Met behulp van software, 3D-printers en lasercode geven ze een materiële uitdrukkingsvorm aan digitalisering. In MU werd er daarom door het audiovisuele platform Fiber een avond georganiseerd onder de naam Coded Matter(s) over deze ‘transmaterialiteit’ en de vraag hoe nieuwe digitale processen de kunst vandaag de dag beïnvloeden.

Laten we meteen de eerste indruk die de computercode opwekt tegenspreken: de code is niet metafysisch of abstract maar bevindt zich gewoon in de fysieke wereld. Digitale code kan niet bestaan zonder materiële objecten als de computer, zo stelt dr. Ann-Sophie Lehmann van de Universiteit Utrecht. Het onderscheid tussen digitale code en fysiek materiaal in ons denken berust op een fout, die het hylemorfisme, een opvatting van Aristoteles over het dualistisch denken in stof en vorm, ons gegeven heeft.

Door dit dualistisch denken associëren we het digitale onterecht met onstoffelijkheid en het idee, in plaats van met materialiteit en het ding. Er zit, met dank aan Plato, ook nog eens een hiërarchie in deze tegenstelling. Ideeën staan boven de stof; het immateriële (zoals God) staat boven de fysieke wereld. Volgens die redenering zou je ook kunnen stellen dat digitaal boven analoog staat en code boven materie.

De term transmaterialiteit, die slaat op fysieke materialen die (door digitale processen) zijn beïnvloed, is daarom volgens Lehmann ook problematisch. Het begrip gaat uit van de foutieve oppositie tussen stof en vorm. Daarnaast impliceert de term dat er materialen bestaan die niet zijn ontstaan onder invloed van digitale processen of in interactie met andere materialen. Volgens Lehman is dat onmogelijk: materialen zijn altijd in flux. De transitie van code naar materiële uitdrukkingsvormen is maar een van de vele voorbeelden van.

Lehmann sprak in MU in het kader van de tentoonstelling The Sculpture Factory van de kunstenaar Quayola, die de onafgemaakte serie Slaven van Michelangelo uit 1513-1534 via digitale technieken omzette naar piepschuimen sculpturen en in meerdere stadia ‘voltooide’. Daarbij werd de klassieke beitel vervangen door een computergestuurde freesmachine. Het onderwerp is in dit geval het proces waarin materie vorm krijgt; niet het uiteindelijke beeld, maar het materiaal staat voor Quayola centraal.

Lehmann stelt dat de mogelijkheid om code naar materie om te zetten de kunstpraktijk heeft veranderd. Het atelier van de kunstenaar maakt plaats voor een fabriek of laboratorium. Quayola had een computergestuurde freesmachine nodig om zijn digitale ontwerpen, gemaakt met zelfontwikkelde software, om te zetten in piepschuim. Ook Untitled #5 (2008), de levensgrote plastic kopie van het lichaam van de kunstenaar Richard DuPont, momenteel in het Museum of Arts and Design (MAD) in New York in de tentoonstelling Out of Hand: Materializing the Postdigital, ontstond niet in het atelier. DuPont moest naar militair terrein voor de speciale full body scanner waarmee hij zijn lichaam in code kon laten omzetten.

Wat volgens Lehmann niet verandert, is de kennis die men nodig heeft om met het materiaal te werken. Michelangelo had uitgebreide kennis van het marmer waaruit hij zijn figuren ‘bevrijdde’ en Quayola moet op de hoogte zijn van de werking van de freesmachine op het materiaal om het eindresultaat te kunnen bepalen. De technologie neemt de noodzaak van dat ambachtelijke inzicht niet weg, hoewel de ambachtelijkheid nu meer zit in het zelf schrijven van software en besturen van de computer dan in het handmatig bewerken van het materiaal. Of zoals de kunstenaar Andreas Nicolas Fischer het verwoordt tijdens zijn lezing op Coded Matter(s): ‘A lot of times people call it rapid manufacturing, but it is not rapid at all, it is a lot of work!’

De transitie van code naar materiaal middels de nieuwe printtechnieken heeft ook het artistieke gebruik van materiaal veranderd. Hoewel het piepschuim en de polyurethaan die Quayola en DuPont respectievelijk gebruiken nog wel refereren aan traditionelere materialen als marmer en terracotta, bijvoorbeeld door hun kleur of afwerking, zijn er voor hedendaagse kunstenaars meer soorten materiaal beschikbaar en is er qua bewerking veel meer mogelijk. Zo kan ook het afval van marmer dat bij de traditionele beeldhouwmethodes overblijft worden hergebruikt in een 3D-printer.

Dan rest de vraag waarom kunstenaars hun digitale ontwerpen eigenlijk willen materialiseren. Tijdens de bijeenkomst in MU wijzen Quayola en Fischer op de imperfecties die ontstaan bij het omzetten van code naar materiaal. In het 3D-printen en lasersnijden zit namelijk altijd een element van toeval; er sluipen onbedoeld foutjes in de uitvoering. Fischer: ‘We can relate to these objects more, because of their imperfections. It is the opposite of something that is happening on the screen: the digital is perfect by default.’ Transmaterialiteit maakt dat de ontwerpen meer gaan leven, zo stellen de kunstenaars. Het proces heeft zijn eigen handschrift, ook al is dat afkomstig van het gereedschap.

Quayola’s verwijzing naar de kunstgeschiedenis is uitzonderlijk; de esthetiek van transmaterialiteit refereert niet altijd aan de kunsthistorische traditie. Het houdt zich meestal juist bezig met de digitale beeldtaal, zoals te zien in de glitchsculptuur Untitled #5 van DuPont, met de populaire beeldtaal van sciencefiction of met organische vormen. Dit laatste is bijvoorbeeld te zien in het door Lehmann aangehaalde werk van Neri Oxman – ontwerper en wetenschapper aan het Amerikaanse MIT op het gebied van transmaterialiteit – waarin ze lichaamsbescherming ontwerpt gebaseerd op de menselijke en dierlijke huid. Oxman onderzoekt daarnaast de mogelijkheid om met 3D-printers complexe vormen te creëren die met andere technieken niet stoffelijk gemaakt kunnen worden en verder gaan dan het printen van bestaande vormen.

Dit is namelijk slechts het topje van de ijsberg aan mogelijkheden die het 3D-printen en andere vormen van transmaterialiteit kunnen bieden. De toegenomen toegankelijkheid van de technieken belooft een uitgebreide zoektocht naar de artistieke implementatie ervan.De noodzaak aan materialiteit is in deze digitale tijden in ieder geval aanwezig, , zoals Richard DuPont stelt in een video die bij een recente tentoonstelling in MAD: ‘The impulse to make objects is something that is kind of a deeply inherited biological impulse, it is written in the body.’

Loes van Beuningen is kunsthistoricus

Out of Hand

Materializing the Postdigital

Museum of Arts and Design (MAD), New York

16 oktober 2013 t/m 1 juni 2014

Loes van Beuningen

is kunsthistoricus

Recente artikelen