Genadeloze materiële woorden
Er is een complexe onderlinge verbinding tussen tekst, weven en stof, die maakt dat het woord weefsel op allerlei manieren wordt gebruikt. Joke Robaard doet al jaren onderzoek naar het begrip van weefsel, in relatie tot zijn eigenschappen als materiaal en woord.
De sluier voor jullie ogen is gevaarlijker dan de sluier over mijn haar
Voor me op tafel ligt The Guardian van 23 juli 2013. De foto op de omslag toont een vrouw die pontificaal de Franse vlag als hoofddoek draagt. Grote groepen moslimvrouwen, waaronder de protestgroep Mamans Toutes Egales (Alle Moeders Gelijk) protesteren op dat moment tegen de verregaande aanscherping van de Franse wet op het verbod tot het dragen van de hoofddoek. De vrouw houdt een stuk karton omhoog met bovenstaande tekst. De uitspraak zet het denken op scherp. In één klap wordt het woord ‘voile’, dat sluier, mist en hoofddoek kan betekenen, gekoppeld aan alles wat met perceptie en zienswijze te maken heeft. Het woord pendelt op en neer tussen twee kampen: tussen gebruiker en beschouwer, zender en ontvanger, individu en staat, tekst en materie.
Het is Roland Barthes die in Het Plezier van de Tekst beschrijft dat tekst eigenlijk weefsel is. Tekst komt van textus, van tessere, weven. ‘Terwijl men weefsel tot nu toe steeds als een product, als een kant en klare sluier heeft opgevat, waarachter zich meer of minder verborgen, de betekenis bevindt, wordt in het weefsel de gedachte benadrukt, dat de tekst door een onophoudelijk maaswerk ontstaat en zichzelf bewerkt; in dit weefsel, lost het subject zich op, zoals een spin die in de constructie van haar web kan opgaan.’
Twee voorbeelden van dubbelzinnigheid: we hebben hier te maken met een textieltechniek (weven), die zich leent voor het ‘beeld’, de tekst. En er is de voile, begrepen als beeld, als een manier van zien, maar ook als symbool van geloof (islam)en een groep(een land). Wat wordt er eigenlijk geactiveerd , wanneer woorden materie uitdrukken, zoals bij het veelgebruikte woord ‘weefsel’?
Barthes keerde later in zijn leven weer terug naar het begrip weefsel, in The Neutral (lecture Course at the Collège de France, 1977-1978). Als metafoor voor be-schrijven haalt hij een tekst van Voltaire aan, waarin vrouwen een gouden stof draad voor draad ontweven om er uiteindelijk de gewenste gouden draad uit te trekken. Hij noemt dat ontdraden, to unthread en maakt duidelijk dat het hier eigenlijk om een selectieprocedure gaat. Je haalt uit een lap enkel datgene wat je wilt zien of wilt bezitten; een oefening in taal en in kijken. Een stof ontdraden is zoiets als een trui uithalen. Maar je leert daar ook door breien. Is dit wat hij beschrijven noemt: de stof zodanig in je opnemen, dat het je gedachtes ordent en op één lijn zet?
Weefsel van de maatschappij
Ik kocht The Guardian vanwege de foto en de grillig gekalligrafeerde koptekst. Binnenin de krant volgde het hoofdartikel met als titel: ‘The fabric of society’. Hier komen de betekenis van de hoofddoek en de structuur van de samenleving in een zin bij elkaar. Ik volg het woord fabric al een tijd in kranten en tijdschriften, er is geen ontkomen aan. Vorig jaar gebruikte De Groene Tom Wolfe’s uitspraak ‘Ik wil schrijven over het weefsel van de maatschappij’ als kop bij een tekst. Zeker bij Wolfe lijkt deze titel naadloos te passen, gezien zijn boeken over de complexe Amerikaanse samenleving, van Black Panthers in Radical Chic tot Cubaanse inwoners van Miami in Back to Blood. Maar waarom wordt het woord ‘fabric’, ‘weefsel’ eigenlijk zo vaak gebruikt? Het is eigenlijk een heel wollig, maar ook een heel machtig begrip. Het impliceert dat er iets gemaakt is, gefabriceerd, ontwikkeld. Iets is samengegaan. Politici en planologen gebruiken het vaak als een uitdrukking voor cohesie en verbinding.In Engelse kranten zie ik het woord fabric in verschillende domeinen langskomen, telkens verschillend gebruikt: ’the fabric of our lives'(over mode en connectiviteit), in ‘what a tangled net we weave'(over het internet), in ‘woven into city’s fabric’ (over traditionele textiel in Istanbul). Fabric en weefsel geven een duizelingwekkende complexiteit en veelheid aan. Een veelheid van verbonden dingen en entiteiten. Hoe kan ik het lezen, is het verwijzing naar complexiteit, ordening, naar éénheid temidden van een veelheid?
Sociaal weefsel
Sociologe Talja van Blokland kaartte al in 2006 aan dat ‘het sociale weefsel van de stad’ onder druk stond. De term ‘weefsel’ (als het Engelse fabric, van draden gemaakt, niet in de biologische betekenis) legt volgens haar de nadruk op de desintegrerende relationele dimensies van sociale netwerken in de openbare ruimte. Er ontstond in die tijd een hernieuwde aandacht voor Jane Jacobs’ pleidooi voor de gedeelde openbare ruimte van de stad; Hans Goedkoop schreef in de NRC Handelsblad (2005) ‘De vernietigingsdrift van de overheid maakt het weefsel van de samenleving kapot’, en Job Cohen gaf na de moord op van Theo van Gogh aan ‘de boel bij elkaar te willen houden’. Het gebruik van de wanhoopskreet ‘het sociale weefsel is kapot’ nam de laatste jaren af en verwisselde radicaal van eigenaar. Was het begrip eerst in gebruik bij kritische journalisten of sociologen, vervolgens werd het populair bij projectontwikkelaars en stadsdeelraden. Charly Brooker schreef in 2009 ‘The very fabric of society is breaking down around us. What the hell is there left to believe in? Hij eindigt met de aansporing: ‘We need new institutions to believe in, and fast. Doesn’t matter what they’re made of. Knit them out of string, wool, anything. Quickly, quickly.’
Ketting en inslag
Wanneer we de instructie van textiel volgen, dan opent zich een geheel nieuw traject. Na de handleiding, volgt er een handelswijze, elk miniem onderdeel is even belangrijk. Een weefsel opspannen of een breisel opzetten is een ding, wanneer je niet afhecht, betekent dat geen soliditeit en het ding valt uit elkaar. Filosofen Deleuze en Guattari zagen weven als een onderdeel van hun concept smooth and striated space: een weefsel als een geribde ruimte (striated space) in tegenstelling tot wat ze een open, gladde ruimte noemden (smooth space, bijvoorbeeld patchwork). ‘Een weefsel bestaat uit twee gelijksoortige elementen, in het eenvoudigste geval zijn dat verticale en horizontale elementen die zo zijn vervlochten dat ze elkaar onder een rechte hoek kruisen. Deze twee elementen hebben een verschillende functie: het ene zit vast, het andere is beweeglijk en loopt boven en onder het vaste door. Zo’n ruimte is altijd begrensd en aan minstens één kant gesloten: in de lengte kan het weefsel in principe oneindig zijn, maar niet in de breedte, want de breedte wordt ingeperkt door de kettingkammen.’
Deleuze en Guattari lieten hiermee zien hoe de krachten van het weven werkzaam kunnen zijn als een ruimtelijke logica, een technologisch model (weven), dat totaal tegengesteld is aan de techniek van patchwork en vilten, dat altijd vanuit het midden ontstaat en opereert. De textieltechniek wordt onderdeel van een radicaal filosofisch traject, dat het verbindt aan fysieke, maritieme en muzikale modellen.In dezelfde tekst verwijzen ze ook naar de ‘koninklijke wetenschap’, de metafoor die Plato gebruikte in De Staatsman, die het ‘perfecte’ weefsel van de staat weeft. Een heterogeen mengsel van twee soorten onderdanen, voorgesteld als ‘kettingmensen’ (sterke, moedige mensen) en ‘inslagmensen’ (passieve, volgende mensen). De ketting kan eindeloos lang zijn, de inslag wordt beperkt door de breedte van het getouw.
‘De ketting, dat is wat wordt gegeven in het leven en de inslag is dat wat er gebeurt in het leven.’ In dit fragment van Richard Tuttle uit zijn intrigerende tekst Indonesian Textiles (2004) legt hij uit hoe hij ophield met schilderen, met het opspannen op doek en hoe hij de draad van de stof ging volgen (Ten Kinds of Memory and Memory Itself uit 1973). ‘In 1967, I decided to use the material canvas as the material of my work. From the start, I looked for an original form, something I thought the 20th century had failed to produce. It became clear there was a push/pull ambiguity in the cloth itself, which was subsequently reflected in the over/under, under/over, play in all my shaped compositions. After these earlier works, and following the rules of simplicity, which asked the least number of cuts in the canvas, a group of irregular octagonals emerged. Dyed one specific color, they had the same front and back; on the wall one “knew” the back (because it had to be the same as the front) but couldn’t “see” it. I think my interest in textile generated from this point.’ De manier waarop hij schrijft is noch antropologisch, noch puur textielhistorisch of kunsthistorisch geschreven, maar juist open, onaf. Een vorm van denken, gerelateerd aan maken.
Weeffouten en misverstanden
Er kunnen enorme vervormingen en misverstanden ontstaan er in het benoemen van een ding of activiteit. ‘Weeffouten trekken een wissel op het spoor’, aldus minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu in 2012. Of: ‘Grootste weeffouten bij corporaties zijn in één dag opgeschreven’, en: ‘Dit is in onze ogen een denkfout, welke geen weeffout moet gaan worden’ (PvdA). In de NRC staat: ‘Er zitten weeffouten in de onderhandelingen’. Een weefster legt me uit dat een weeffout een fout is, die je alleen aan het begin van het weven maakt en die consequenties kan hebben voor het hele verdere productieproces. ‘Door de weeffout worden er steeds dezelfde (foutieve) onderhandelingen gevoerd. Je zou willen weten hoe die weeffout erin is gekomen. Het hele getouw opnieuw inrichten is een hele klus.’ Een kapotte lap stof spreekt tot de verbeelding, zowel in taal als in de werkelijkheid. Als iets kapot is, moet het gemaakt worden. Maar de wever weet wat de weeffout voor gevolgen kan hebben: de fout laat zich niet eenvoudig herstellen.
Architect als wevers en spinners
De verteller in Plato’s De Staatsman verontschuldigt zich tijdens z’n betoog voor de saaie metafoor van het weven. Dat is iets wat tot voor kort door velen zo werd gezien: weven was toch een vooral vrouwelijke, huiselijke of ‘ creatieve’ activiteit. Op dit moment echter spreekt The Financial Times over een ‘fibre-based art’ en ‘fibre optics’ en noemt jubelend de hoge prijzen die textielwerken van Tracy Emin en Grayson Perry opbrengen. De terminologie van het weven verplaatst zich naar een ander domein. Wie bedient deze draden? Architect Frank Lloyd Wright noemde zich zelf al een wever en werd door Gae Aulenti wel ‘wever van utopische nooit eindigende spiralen’ genoemd. Julian Worrell schreef een artikel in Icon Magazine over ‘Post-disaster Japan’, waarin hij architecten niet opvoert als planners of visionairen, maar als wevers en spinners van een weefsel aan gemeenschappen,’spinning the threads of conversations into well-fitted garments for their bodies politic.’ In eerste instantie lieten deze poëtische woorden zich lezen als retoriek van de bovenste plank, maar verderop in het artikel blijkt dat de vergelijking slaat op de gezamenlijke inspanning van een groot aantal architecten zoals Ito, Kuma en Sejima (KYSIN)en talloze andere jongere architecten om voor de bewoners van het getroffen Oost Japan nieuwe of tijdelijke onderkomens te bouwen. Zij lijken in korte tijd te ontwerpen from scratch, met afvalhout. Het ‘Home for All’ huis wordt doorsneden door een cluster van gestripte boomstammen (Toyo Ito); Kengo Kuma vertelt dat ‘locatie’ het sleutelwoord is. ‘Locatie is een andere naam voor een systeem, waarin alles van die plek- klimaat, cultuur, industrie en mensen- op een natuurlijke manier is geïntegreerd. Er was geen tijd voor een lange termijnvisie, of een virtueel plan, er wordt ter plekke ontwikkeld, samengebracht en verbonden met de omgeving.
Hiaat, gat
Stel je laat de dubbelzinnige woorden en hun op drift zijnde betekenissen los en richt je niet meteen op de tactiliteit of de verleiding van stoffen, niet enkel op schoonheid en vakmanschap, maar op het programmatische aspect wat textiel in zich heeft. Onder welke condities is iets gemaakt? Het programma van textiel is te doen handelen en denken. Maar ook om de stof terug te lezen: onder welke condities is het gemaakt of uitgehaald? Ergens tussen gefabriceerde taal en werkelijke taal bevindt zich een hiaat, een gat, dit onoverkomelijke gat is eigenlijk heel wenselijk. Het is een perfecte plek om de consequenties van letterlijke en concrete materie te testen.
Joke Robaard is beeldend kunstenaar en docent aan de Rietveld Academie Amsterdam
N.a.v. ideeën, concepten en uitspraken van Severine Amsing, Roland Barthes, John Berger, Talja van Blokland, Angelique Christafis , Gilles Deleuze , Kie Ellens, Maas Goote , Felix Guattari, Bruno Latour, Frans van der Pol, Plato, Ineke Sluiter, Richard Tuttle, Julian Worrall
Joke Robaard
is beeldend kunstenaar