metropolis m

Go East
Goudkoorts in de Chinese kunst

Chinese kunst is immens populair. In Beijing en Shanghai is een markt ontstaan die elke paar jaar in omvang verdubbelt. Steeds meer kunstenaars zwichten voor het geld en maken fortuin. Terwijl in de aanloop van de Olympische Spelen in het Westen de ene na de andere tentoonstelling met Chinese kunst opent, legde Metropolis M een viertal Chinese critici, curatoren en kunstenaars de volgende stelling voor: doodt de kunstmarkt alle creativiteit in de Chinese kunst?

Huang Du – curator Beijing Today Art Museum

Ik hoorde van vrienden dat ze niet echt te spreken zijn over Chinese tentoonstellingen die op stapel staan in Nederland en elders in Europa. Ook mijn ervaring is dat deze tentoonstellingen buiten China maar zelden culturele, sociale en artistieke thema’s goed weten te behandelen. Er zijn weinig mensen die zich bezighouden met een serieuze kritiek op hedendaagse Chinese kunst. De Chinese curatoren, verantwoordelijk voor deze tentoonstellingen, missen vaak nog de nodige professionele ervaring in het maken van tentoonstellingen en gedegen kennis van filosofie, culturele geschiedenis en kunstgeschiedenis. Een curator hedendaagse kunst onderscheidt zich immers niet alleen door zijn onafhankelijk oordeel over algemene trends in de samenleving, maar ook door zijn vermogen de veranderingen te duiden vanuit een micro- of macroperspectief. In China blijken maar weinig curatoren daartoe in staat. Typerend voor deze situatie is het feit dat er geen onafhankelijke staf met curatoren aanwezig is in de Chinese musea. Musea als het National Art Museum en het Shanghai Art Museum zijn bureaucratisch en conservatief georganiseerd. Ze verhuren hun tentoonstellingsruimte en kunnen alleen internationale tentoonstellingen organiseren als ze zich voegen naar de wensen van de regering. Vaak wordt daarbij de huidige stand van zaken in de actuele Chinese kunst genegeerd. Ondertussen wordt er getornd aan de grote autoriteit van het museum door een zich steeds sterker ontwikkelend commercieel systeem (galerie, collectie, veiling, kunstbeurs, kunststichting), dat zich wel verbonden weet met de hedendaagse kunst. De Chinese en internationale galeries in Beijing en Shanghai beginnen de plek van de grote musea in te nemen. Ze spelen een belangrijke rol bij de promotie van hedendaagse kunst en organiseren tentoonstellingen vanuit verschillende invalshoeken. Langzaam maar zeker treedt de Chinese kunst toe tot het tijdperk van de diversiteit.

Door de stedelijke ontwikkeling en de toename van allerlei soorten materiële welvaart, zullen er zich steeds meer galeries in China vestigen. Komende jaren worden er in China, beweren sommigen, zo’n tweeduizend musea geopend. Het probleem daarbij is niet zozeer het aantal instellingen dat er wordt gebouwd, maar de vraag of men bereid is ook een professionele staf aan te stellen. Het is een positief gegeven dat de kunstwereld in China groeit, maar hoe moeten we hiermee om gaan? De door Metropolis M geopperde vraag of de markt alle creativiteit in de Chinese kunst doodt, is terrecht. Want er is reden tot zorg, ook wij in China praten over de doorgeschoten ontwikkeling.

De plotselinge populariteit van Chinese kunst na 2005 is mijns inziens goeddeels toe te schrijven aan de groeiende Chinese economie, die mensen met geld het vertrouwen geeft te investeren. Ik onderschrijf het artikel in de Financial Times (23 december 2006) getiteld ‘Tigers jump into the frame: Chinese and Indian artists and collectors are revolutionizing the contemporary art market’, waarin wordt gesteld dat de kunstmarkt te beschouwen is als een soort barometer voor de ontwikkelingen in de economie op ruimere schaal. Hoewel de economische groei onder druk staat als gevolg van de internationale kredietcrisis, duurt de groei van de kunstmarkt echter voort.

Niet alleen in China wordt gediscussieerd. De zorg over de relatie tussen commercie en kunst zou er ook moeten zijn in Europa en Amerika. Het belangrijkste verschil tussen China enerzijds en Europa en Amerika anderzijds, is dat er in het Westen ook veel kunststichtingen, onafhankelijke kunstcritici en vrije media actief zijn. Bij gebrek aan ondersteuning vanuit die hoek, verliest kunst aan onafhankelijkheid en vrijheid en zal ze geen goede drager zijn van de ‘waarden’ waar ze traditioneel voor staat. In het Westen is dat geen probleem, maar wel in China, waar de mensen door de commerciële voorspoed de materiële cultuur zijn gaan vereren. Iedereen is bezig met het vervullen van hun verlangens, ook kunstenaars en critici. De meeste Chinese kunstcritici hebben hun geloof in de autoriteit van onafhankelijke kritiek verloren en zijn veranderd in de hulpjes van de markt door alleen nog positieve commentaren te schrijven voor galeries en kunstenaars. Op dit moment is er in China geen sprake van echte kunstkritiek.

Een ander problematisch fenomeen in de Chinese kunst is dat bijna alle curatoren hun activiteiten hebben verlegd. Aangetrokken door de booming kunsteconomie storten ze zich op de verkoop van kunst door galeries te openen, of gaan ze voor galeries van anderen werken om geld te verdienen. Deze houding zal ongetwijfeld van invloed zijn op hun oordeel over kunst en hun artistieke idealisme, zo die niet samen met het experiment verdwijnt. In een omgeving waarin bijna iedereen geobsedeerd is door geldelijke winst, worden tentoonstellingen dienend aan de markt en de commerciële smaak. Kunstenaars richten zich vooral op veilingresultaten omdat dat wordt gezien als hét platform waar de ranglijst van de beste kunstenaars wordt samengesteld. De veiling is belangrijker geworden dan de lijstjes die critici of niet-commerciële instellingen maken. Als kunstenaars de verkoop van hun werk gaan zien als de maatstaf van hun succes in de kunstwereld en zich gaan voegen naar de smaak van de markt, heeft de markt een negatief effect.

De markt lijkt daarmee alles bepalend geworden. Toch verdient dit beeld enige nuancering. De kunstmarkt kan een positieve impuls geven aan kunstenaars: hun economische omstandigheden worden erdoor verbeterd en ze kunnen daardoor met hun inkomen extra investeren in het artistieke experiment. En uiteraard zijn niet alle Chinese kunstenaars de slaven van de kunstmarkt geworden. Er zijn gelukkig nog altijd kunstenaars, curatoren en critici die staan voor hun eigen mening en onafhankelijke praktijk. Deze kritiek is geschreven in een poging om bestaande problemen te verbeteren en de kunst zich te laten ontwikkelen in haar eigen richting, los van allerlei afgeleide belangen.

Wang Jianwei – beeldend kunstenaar, Beijing. Wang Jianwei nam in 2006 deel aan de tentoonstelling China Contemporary in Museum Boijmans van Beuningen.

China heeft steeds geweigerd de Culturele Revolutie grondig te analyseren, zowel op cultureel als spiritueel niveau. Onze bewondering voor collectieve bewegingen heeft ervoor gezorgd dat we rondlopen met het syndroom van een ‘collectief onderbewuste’. Sinds 4 mei 1919 (het begin van Mao’s revolutie) wordt de Chinese geschiedenis gekenmerkt door verschillende ideologische bewegingen. Ik zou de huidige sociale situatie, waarin ‘marktlogica + entertainment’ de toon zetten, willen zien als het resultaat van deze nieuwe ideologie. Het is de combinatie van traditionele logica aan de ene kant en de consumptiedrift en entertainment aan de andere kant. Dit komt allemaal samen in een gevaarlijke mix. Daar komt nog bij dat we het vermogen verliezen zaken te ondervragen en te bekritiseren. Het hele onderwijsstelsel en mediasysteem weigert ondertussen ruimte te bieden aan het onbepaalde. Er is een scenery society aan het ontstaan, die het productieve idee van een ‘mogelijkheid’ – een terra incognita – tussen cultuur, kennis en publiek wegmoffelt. In een samenleving zonder ‘mogelijkheden’ kan creativiteit alleen maar vervallen tot een vorm van schaamteloosheid en imitatietechniek.

Hu Fang – curator Vitamin Creative Space, Guangzhou, co-curator Yokohama Biënnale

Recentelijk stuurde Hans Ulrich Obrist mij een sms-bericht, nadat hij enkele Chinese kunstenaars had geïnterviewd in het kader van Beijing Pavilion, een programma van Vitamin Creative Space bedoeld om het debat over de stand van zaken van de Chinese kunst te stimuleren. ‘Fgt said revolution is waste of energy, infiltration better?’, schreef Obrist. Ik denk dat het ‘einde van de revolutie’ niet betekent dat er per definitie geen revolutionaire ontwikkelingen meer plaats kunnen vinden, maar wel dat we nieuwe perspectieven nodig hebben als antwoord op de uitdagingen die de huidige sociale transformatie aan ons stelt. Er bestaat veel bezorgdheid over hoe kunstenaars op een intelligente manier een plek kunnen vinden binnen het nieuwe systeem dat zich aftekent, en hoe artistieke praktijken behouden en gestimuleerd kunnen worden. De grote conceptuele experimenteerdrift die ooit sprak uit de Chinese kunstpraktijk lijkt verdwenen. Maar daartegenover staan wel degelijk individuele projecten van kunstenaars, die zich bekommeren om de urgente wereldproblematiek. Daar zitten bijzonder inventieve projecten tussen. Elke vorm van creatieve productie brengt heden ten dage nieuwe vormen van economie met zich mee, ook de kunst kan zich niet aan deze omgeving onttrekken, ze is er onlosmakelijk mee verbonden. Maar als je dit gegeven accepteert of juist als uitgangspunt neemt, dan kan de macht van de artistieke creatie juist liggen in het vermogen om steeds nieuwe posities in te nemen en steeds opnieuw de tussenruimten op te zoeken binnen het systeem. Voorbeelden van kunstprojecten die dat mijns inziens goed over het voetlicht krijgen zijn Cao Fei’s RMB City, Zheng Guogu’s Empire en Yang Fudongs Library Project. Voor Empire heeft Zheng Guogu 20.000 vierkante meter grond gekocht in de omgeving van Yangjiang, zijn thuisbasis. Daar gaat hij een computerspel vertalen in een eigen, kleine utopische samenleving. Library is een langdurig project van Yang Fudong dat 22 films gaat omvatten. Alle films gaan in zekere zin over dezelfde vraag, of er in deze wereld een spiritueel leven mogelijk is. Cao Fei’s RMB City creëert een virtuele, sociale structuur binnen Second Life. Ze gaat mensen vanuit verschillende disciplines uitnodigen mee te denken over het inhoudelijke programma van een stad en de events die er plaatsvinden.

Kortom: we zijn het er met zijn allen over eens dat we in een uitdagende tijd leven, en het is niet de eerste keer dat de markt kunst omarmt. Evenmin is het het einde van de geschiedenis, zoals Jérôme Bel veronderstelt: The show must go on, zoals ook het leven doorgaat en de creativiteit.

Gu Zhenqing– onafhankelijk curator, Shanghai. Uitgever van het tijdschrift Visual Production (Chinees/Engels). In maart opent hij een eigen kunstruimte in Beijing.

De hoge prijzen voor hedendaagse kunst uit China op veilingen in New York, Hongkong en Londen worden wel eens vergeleken met een oude Chinese allegorie over een schaapherder die, verveeld door zijn eigen bestaan, ‘de wolf komt eraan!’ ging roepen om voor wat reuring te zorgen in het nabijgelegen dorp. Telkens vluchtten de mensen de berg op en moest hij vreselijk lachen. Tot de keer dat de wolf echt kwam, de mensen niet meer vluchtten en de wolf alle schapen doodde. De vergelijking die men trekt is de volgende: ook al lijkt de ‘marktbubbel’ in China voor menigeen een echt ‘bubbelbad’, het voelt meer als iets wat buiten ieders controle aan het raken is. De veranderingen die het teweegbrengt zijn groot. de kunstproductie wordt steeds meer bepaald door de macht van de curator en de circulatie van tentoonstellingconcepten. Sommige kunstenaars verzetten zich ertegen, slechts enkelen weten het op creatieve wijze aan te wenden in eigen voordeel.

Omdat er inmiddels al diverse succesvolle biënnales en kunstbeurzen zijn georganiseerd, is Shanghai de ideale stad voor een kunstenaar om zijn werk als ‘merk’ te promoten. De stad wekt vertrouwen. Alleen al het feit dat er door Europese en Amerikaanse investeerders in de kunst van Shanghai geïnvesteerd wordt, maakt dat het een kwestie van tijd lijkt voordat Shanghai uitgroeit tot hét Aziatische kunstcentrum. Maar hzoe origineel de tentoonstellingsconcepten ook zijn, of deze buitenlandse import ook echt van invloed is op de Chinese kunstwereld, is vooralsnog de vraag.

Ook in Beijing is kunst momenteel big business. Er is een enorme kunstmarkt die forse buitenlandse investeringen lokt, met als gevolg dat de periferie van de stad richting het vliegveld razendsnel geëxploiteerd wordt. Galeries, kunstcentra en studio’s trekken er naartoe vanuit de verwachting dat de kunstmarkt alleen maar verder zal groeien. Ook galeries uit Japan, Korea, Hongkong en Taiwan vestigen zich er omwille van het ‘snelle geld’, ondanks het feit dat ze uit ervaring weten dat een periode van voorspoed vroeg of laat gevolgd wordt door tegenspoed. Maar ondanks deze explosieve groei kun je niet stellen dat de kunstproductie en circulatie werkelijk verbetert. Al met al lijkt het erop dat de schittering van de markt niet bepaald het juiste middel is de dood van de artistieke geest te compenseren.

Dit jaar stelden sommige Japanse en Koreaanse curatoren dat Chinese kunst marktleider in Azië wordt. Maar is zij daar wel voor gekwalificeerd? Waar kan zij op vertrouwen? De macht van de markt of de academische kracht? Ik stel vast dat het maken van professionele kunst en tentoonstellingen van museaal niveau niet eenvoudig is. Om dat niveau te garanderen moet kunst uitstijgen boven het materiële. Er moet meer aandacht komen voor kwaliteit in het productie- en tentoonstellingsapparaat, dat niet volledig afhankelijk moet zijn van de gevestigde orde. Chinese kunst van nu is vooral beroemd, terwijl haar inhoudelijk en kunsthistorisch belang nog moet worden bepaald. Als roem en kwaliteit uiteen gaan lopen, lopen beide gevaar. Gelukkig zijn er kunstenaars die zich weinig van de markt aantrekken, onafhankelijk blijven denken en een eigen stem hebben in het discours. Het zijn deze kunstenaars, zoals Gu Dexin, Zhang Peili, Geng Jianyi, Wang Xingwei en Xie Nanxing, die het geheugen en de verwachting van een heel tijdperk belichamen.

Go China! Assen-GroningenDrents Museum, Assen

Groninger Museum, Groningen

2 februari t/m 11 november 2008

En verder:

Between the light and the dark (Reflections on Chineseness)

Tiong Ang, Ni Haifeng, Wang JianweiCanvas International Art

26 januari t/m 8 maart 2008

Met speciale dank aan Wang Yun, Beijing.

Metropolis M

Recente artikelen