Hans Op de Beeck
Een registratie van de vervlakking, van ‘de vervreemding die besloten ligt in het moderne leven’, met die woorden doe je het werk van Hans Op de Beeck nog het meeste recht. Daar waar de Belg zijn blik tot voor kort richtte op de buitenwereld, staat in de soloshow All together now bij de nieuwe, Amsterdamse vestiging van galerie RONMANDOS juist de besloten gemeenschap van de ‘familie’ centraal. Het is aannemelijk dat die verschuiving van ‘groot naar klein’ en van ‘buiten naar binnen’, voortkomt uit een proces van persoonlijke en professionele groei. Er zijn inmiddels de nodige jaren verstreken sinds hij als student van de Rijksakademie doorbrak met zijn indrukwekkende maquette van een kruispunt met stoplichten bij nacht.
In Amsterdam toont de Belg vooral recent werk. Video’s, videostills, foto’s, installaties en sculpturen; het is een bonte verzameling, die mede dankzij de ruimtelijke presentatie zorgt voor een spannend geheel. De vaak strakke vormgeving van het werk wordt nog eens extra benadrukt door de kale, witte wanden van de galerie. Bij binnenkomst sta je oog in oog met een in donker fluweel uitgevoerde koffer- en tassenset en kapstok. Als je niet beter weet, zou je denken dat je te maken hebt met een nieuwe, Belgische designlijn. Weliswaar sculpturaal gepresenteerd in een kunstgalerie, maar toch.
Een zelfde soort vervreemding zien we terug in 21 Imaginary Gardens (Determination – New York Kids) (2003-2005), een 21-delige fotoserie over schoolkinderen uit Brooklyn, waaruit Ron Mandos twee werken toont. Op de Beeck vroeg de jonge kinderen om met gesloten ogen te denken aan hun favoriete plek. Doordat alleen hun gezichtjes en hoofden close-up in beeld worden gebracht, is het alsof hun duistere, ongrijpbare droomwereld tastbaar wordt gemaakt. Aan de wand rechts hangen twee (naderhand met de computer bijgewerkte) stills uit de achter in de ruimte getoonde video The Stewarts have a party (2006). In die video wordt een aantal familieleden in een minimalistische setting klaargestoomd voor een feest. Hun gezichten verraden geen enkele emotie. Het kan haast niet anders, of we hebben hier te maken met een verplichte aangelegenheid. Vrolijk word je er als kijker in ieder geval niet van.
Het meeste indrukwekkend is de uitvergrote witte tafel (schaal anderhalf keer werkelijke grootte) met stoelen in het midden van de galerie. Door de tafel letterlijk op een plateau te tillen, trekt deze alle aandacht. Je kunt er letterlijk en figuurlijk nauwelijks om heen. Op tafel liggen restanten van een zojuist genoten feestmaaltijd: halfvolle koffiemokken, stukken taart, volle asbakken, door de kunstenaar vervaardigd in samenwerking met een aantal assistenten. Door de sfeer van de expositie krijg je het idee dat je in het decor van de film Festen van de Deense filmmaker Thomas Vinterberg bent beland. Er schuilt een duister geheim onder.
Juist doordat zo sterk de nadruk wordt gelegd op het leuke, op het gezellige, gaat de gedachte uit naar het tegenovergestelde. Op de Beeck lijkt in zijn werk er op te zinspelen, dat de voortschrijdende individualisering ervoor zorgt dat de mens het contact met zijn medemens en daarmee met zichzelf kwijtraakt. Zie bijvoorbeeld de wanhopige, onbegrepen blikken van de hoofdpersonen in de video waaraan de expositie zijn naam dankt. Het feest is in deze context niets meer dan een tragische gebeurtenis. Communicatie komt eigenlijk nauwelijks nog tot stand, ook niet binnen de familie. De wanhopige gezichten spreken boekdelen.
In zijn werk geeft Op de Beeck op indirecte wijze zijn visie op onze tijd. Hij schrikt niet terug voor grote vraagstukken met een zekere filosofische lading. De spiegel die de Belg ons voorhoudt werkt in die zin confronterend. Zoals dat ook al het geval was bij de installatie die hij drie jaar geleden toonde in het GEM in Den Haag, bestaande uit een verlaten wegrestaurant boven een donkere snelweg, dat oploste in de duisternis. Dat sommige mensen zijn werk deprimerend vinden is absoluut te begrijpen, maar dat zegt minstens zoveel over henzelf, de tijd en maatschappij waarin we leven, als over de kunstenaar.
Lennard Dost