Het Russisch Perspectief
Jonge kunstenaars hebben het zwaar in Rusland. Waar de historische avant-garde behoort tot de internationale kunstcanon, en van blockbuster naar blockbuster trekt, moeten de jonge kunstenaars het vrijwel zonder voorzieningen en bijpassende erkenning doen. Langzaam komt daar verandering in.
Toegegeven, er zijn internationaal erkende kunstenaars uit Rusland, als Ilya en Emilia Kabakov, Oleg Kulik, Chto Delat, de Voina groep en Viktor Alimpiev. Ook heeft iedereen gehoord van Pussy Riot. Toch blijft het een feit dat de opkomende generatie Russische kunstenaars nauwelijks zichtbaar is in een internationale context. Aan de hand van een paar gesprekken met vertegenwoordigers uit de Russische kunstscene wil ik enig licht werpen op de situatie. Ik ga daarbij uit van de lokale omstandigheden die zijn zoals iedereen verwacht: donker en gespannen. Hedendaagse kunst kan op dit moment alleen bloeien in metropolen als Moskou en Sint-Petersburg, sommige delen van Oeral en Siberië, en steden zoals Voronezh en Nizhny Novgorod.
Zelf afkomstig uit Moskou vind ik het lastig om een overzicht te geven van de Russische kunst. Het land is enorm. Behalve vanuit Moskous perspectief is het ook vanuit Europees perspectief niet goed voor te stellen hoe ellendig de Russische provincie er aan toe is. Er is niet de geringste mogelijkheid kunst te tonen. Er zal misschien een getalenteerde underground cultuur bestaan, en interessante initiatieven in kelders en keukens, maar ik ben ervan overtuigd dat het een constante strijd is die in stand te houden. Onafhankelijke of non-profit initiatieven kennen in Rusland geen langdurig leven. Naast de niet-bestaande publieke financiering word je als kunstenaar honderd kilometer buiten Moskou of Sint Petersburg al snel als freak of outcast bestempeld. Kunstenaars hebben er de staat en lokale maffiabendes te vrezen. Er komt weinig van de grond. Zelfs een ambitieus project als het omvormen van Perm tot een Russisch Bilbao is ten onder gegaan aan politieke machinaties en felle weerstand bij het publiek.
Neem me niet kwalijk dat ik, Russische expat in Nederland, zo zwaarmoedig klink. Het is niet mijn doel te klagen over de armzalige situatie in Rusland. Bij alle moeilijkheden is er veel potentie, dankzij de inspanningen van een aantal kunstprofessionals, voornamelijk afkomstig uit de jongere generatie. De meerderheid van hen heeft gestudeerd in het Westen of is op een andere manier met de westerse kunstpraktijk in aanraking gekomen. Ik ga bij enkelen van hen langs om over de situatie van de Russische kunst te praten.
Online magazineMijn eerste halte is Colta.ru, een online krant, opgericht in 2013 door middel van crowdfunding, onafhankelijk van enige staatsfinanciering. In tegenstelling tot het meer politieke en inmiddels opgeheven OpenSpace.ru, waar het uit is voortgekomen, is colta.ru sterk cultureel georiënteerd. Het dient als een kritische en onafhankelijke informatiebron, en wordt gelezen door zowel professionals als het algemene publiek.
Bij een recente verkenning van opkomende Russische kunstenaars viel het me op hoe lastig het is daar op afstand inzicht in te krijgen bij gebrek aan websites. Ik vroeg journalist Sergey Guskov van Colta.ru ernaar en hij gaf een verrassend antwoord: ‘Zelfs degenen die websites hadden zijn ermee gestopt en zien het nut er niet meer van in. Een website kan werken als portfolio, maar heeft weinig zin als een kunstenaar meer vertrouwt op zijn netwerk en vriendjespolitiek. Die houding stamt uit het verleden en werd gedurende lange tijd door onderwijsinstellingen, stichtingen en functionarissen verdedigd.’
Zoals overal zijn kunstenaars in Rusland afhankelijk van het sociale circuit, het kennen van de juiste mensen brengt je verder, waarmee de noodzaak om de informatie op je site goed bij te houden schijnbaar afneemt. Het probleem is dat er zonder de hulp van invloedrijke mensen nauwelijks een weg naar succes bestaat. Guskov: ‘De kunstenaars worden beperkt en misbruikt, zo is het hier altijd al geweest.’ En hij vervolgt: ‘Het meest problematisch is dat kunstenaars zo meegaand zijn en dat ze op enkele uitzonderingen na geen vertrouwenwekkende positie te verdedigen hebben. Dit leidt tot moedeloosheid. Kunstenaars zijn ook bang om actie te ondernemen vanwege het vijandige klimaat in het land.’
Na Pussy Riot kan iedereen zich voorstellen dat de meeste jonge Russische kunstenaars zich aanpassen aan de sociaal-politieke realiteit. Wat erg spijtig is. Het mag lastig zijn je als kunstenaar politiek uit te spreken, maar het kan wel. De jonge kunstenaars doen het alleen niet. Vanwaar die angst? Guskov wijt het aan de overmatige ambities: ‘Jonge kunstenaars zijn gepreoccupeerd met het creëren van iets opvallends, een meesterwerk. Voor minder doen ze het niet. Ze geven zichzelf te weinig tijd iets te ontwikkelen en zijn bang voor het maken van fouten ten overstaan van collega’s. De onbereikbaarheid van hun ideaal doodt elk enthousiasme. Ik vind het erg dom. De meesten zijn zo jong, dat het beter zou zijn als ze zichzelf wat meer tijd gunnen.’
Het gaat hier over de jongste generatie kunstenaars, die is geboren tussen 1983 en 1990. Guskov: ‘Het nietsdoen wordt slechts af en toe doorbroken door input van buiten, die wat leven in de brouwerij brengt – dat kan een curator zijn, een criticus, een galeriehouder of een andere kunstenaar. Maar helaas zijn deze opbouwende krachten klein en bescheiden. Sommige kunstenaars bekennen dat ze moe zijn en houden er zelfs helemaal mee op.’
Guskov begint over het wereldwijde probleem van de financiering dat ook in Rusland actueel is. ‘Vanuit financieel oogpunt is er een voortdurende strijd, ook voor de meer gevestigde kunstenaars. En aangezien de meerderheid momenteel een gesloten en zeer onzeker systeem van onderlinge contacten aanhangt, geloof ik niet in een snelle positieve ommekeer.’ Nog somberder is zijn schets van tentoonstellingen: ‘De meeste instellingen hebben werkelijk geen idee waarom ze moeten investeren in kunst. Ze zien kunst niet als werk en dus biedt een instelling maar een minimaal productiebudget, als ze dat al doet.’ In Rusland zijn de openingsreceptie en de gasten op de tentoonstelling vaak belangrijker dan de tentoonstelling zelf: ‘De openingen zijn tegenwoordig heel flitsend. Bij de laatste Oeral Biënnale is heel veel geld uitgegeven aan de reis- en verblijfkosten van journalisten, terwijl er voor de kunstenaars niet eens een per diem was.’
Vernieuwingen bij academiesKunstacademies in Rusland bieden geen gunstiger beeld. Gebonden aan tradities weten ze kunstenaars weliswaar met technische vaardigheden te scholen, maar ze onderdrukken het creatief initiatief. Ze houden de jongeren weg van alle kunst die ontstaan is na Warhol. Afgestudeerde studenten moeten zich de basis zelf eigen maken, wat nogal veel gevraagd is. Des te meer bewondering verdienen zij die er toch in slagen zich op het internationale podium te manifesteren.
Er zijn ook positieve signalen. In de afgelopen tien jaar zijn er drie opleidingen in hedendaags kunstonderwijs opgericht, twee ervan in Moskou en één in Sint-Petersburg. ICA in Moskou is een éénjarig programma, georganiseerd op initiatief van de Biënnale van Moskou, met een nadruk op conceptuele kunst. De Rodchenko School van Multimedia en Fotografie behoort tot het Multimedia Art Museum in Moskou en biedt een driejarige opleiding gericht op fotografie, video en multimediakunst. In Sint Petersburg is er het Pro Arte Instituut met een programma van een jaar. Alle drie de scholen hebben de beste lokale kunstenaars en kunsttheoretici van het moment in dienst. Ze zorgen voor een spreiding van kennis en het ontstaan van een nieuw netwerk.
Ik vraag de in Moskou wonende freelance curator en journalist Elena Yaichnikova naar haar mening over de ontwikkelingen in de Russische kunstscene. Ze heeft een MA kunstgeschiedenis aan de Moscow State University en bezocht de curatorenopleiding aan de École du Magasin in Grenoble. In 2011-2012 werkte ze samen met Start, een kunstinitiatief dat is gericht op het ontdekken en presenteren van nieuw talent in Rusland: ‘Het is duidelijk dat steeds meer kunstenaars zich verenigen en zich concentreren op bijvoorbeeld conceptuele kunst. Het geeft ze de gelegenheid te debatteren en te reflecteren op het werk van hun naaste collega’s.’
Deze samenwerking kan het gebrek aan onderwijs wellicht compenseren. Bovendien verhelpt ze het probleem dat in Rusland een negatieve mening over iemands kunstpraktijk al snel te persoonlijk wordt opgevat. ‘In een groep is het makkelijker jezelf zichtbaar te maken. De kunstenaars organiseren eigen tentoonstellingen en kiezen een eigen curator die ze representeert. Het geeft de kunstenaars meer vertrouwen.’
Er zijn meer gunstige tendensen aan te wijzen. Bijvoorbeeld het EUNIC-programma, waarin kunstenaars en curatoren worden uitgenodigd ervaring op te doen bij internationale instellingen en galeries (zoals de Liverpool Biënnale en Modern Art Oxford). Door recente onderwijsinitiatieven voor curatoren van de V-A-C Foundation, zoals de Summer School voor curatoren, stijgt het begrip voor de hedendaagse tentoonstellingspraktijk. Tegelijkertijd zegt Yaichnikova dat kritisch onderkend moet worden dat door de crisis kansen voor jonge curatoren wereldwijd minder worden. ‘Terwijl het aantal curatoren stijgt, zijn er minder mogelijkheden om te werken. Freelance curatoren in Rusland en het buitenland leven in een voortdurende strijd. Het lastige aan de Russische situatie is dat er onvoldoende besef is hoezeer een curator van invloed is op de koers van een instituut. ‘
Wat moet er verder nog gebeuren? Yaichnikova: ‘Het is essentieel dat de Russische curatoren internationaal actief worden en overal Russische kunstenaars introduceren. Er zijn momenteel weinig van dergelijke curatoren. Ten tweede moet Rusland curatoren uit het internationale veld uitnodigen voor onderzoek, wat alleen zin heeft als er een basisinfrastructuur is. De V-A-C Foundation doet zoiets nu, maar alles bevindt zich nog in een vroege ontwikkelingsfase. ‘
InternationaliseringChristina Steinbrecher-Pfandt, artistiek directeur van VIENNAFAIR, een beurs die is gericht op het presenteren van kunst uit Oost-Europa, Rusland en het Midden-Oosten, en curator van de aanstaande tentoonstelling van de Russische Katya Bochavar in het Bonnefantenmuseum te Maastricht, kan daarover meepraten: ‘Rusland zou er goed aan doen meer residentieprogramma’s te ontwikkelen voor kunstenaars en curatoren. Het is belangrijk dat een aantal kritische mensen regelmatig naar Rusland komt. Veel mensen zijn een keer in Rusland geweest, hadden een indruk, maar krijgen vervolgens geen nieuwe informatie meer. Ze maken gebruik van oude contacten, resulterend in een informatiekloof met betrekking tot de huidige situatie. De beschikbare informatie zou daarom ook vaker in het Engels vertaald moeten worden.’
Ook is Rusland niet eenvoudig te bereizen. ‘Veldonderzoek in Rusland voor internationale professionals en verzamelaars is nog steeds niet gemakkelijk. Men kan niet zomaar naar Rusland reizen zonder visum. Het is ook niet iets om zelfstandig te doen. Het is beter je te laten begeleiden door iemand die je kent.’ Toch is Steinbrecher niet negatief over de situatie: ‘Een van de sterke punten van Russische kunstenaars is dat ze iets te zeggen hebben. Ze hebben een relevante kritische boodschap die interessant is voor de kijker. Ze reflecteren op de geschiedenis en plaatsen die in een hedendaagse context. Jammer alleen dat ze dat niet altijd in het Engels doen.’
Er zijn meer redenen voor optimisme. Vanuit het buitenland is er veel enthousiasme voor de ontwikkelingen in Rusland – zeker ook vanuit Nederland, waar actief wordt gewerkt aan een netwerk van residenties. Noemenswaardig is ook the National Centre for Contemporary Art (NCCA), dat actief is in internationale samenwerkingsverbanden en door heel Rusland vestigingen heeft. NCCA heeft als staatsinstelling een stijve structuur maar is bezig zich meer open op te stellen. Het nodigt internationale collega’s uit en verruimt het netwerk van kunstenaars en medewerkers. De directeur van NCCA in Yekaterinburg, Alisa Prudnikova, is oprichter van de Oeral Biënnale. Door haar charme en enthousiasme is de stad een belangrijke plek voor cultureel toerisme aan het worden.
Ik ben ook enthousiast over jonge initiatieven als de APERTO gallery, opgericht in 2012 door jonge curator en kunstcriticus Elena Yushina. APERTO, dat voor Yushina staat voor ‘openheid’ en ‘voortuitgang’ is een nieuw experimenteel platform in Sint-Petersburg dat zich richt op opkomende kunst. Yushina: ‘Rusland is op het moment te zeer afgezonderd van het internationale hedendaagse kunstdiscours. Ik heb APERTO gallery geïnitieerd om een gesprek tussen Russische en internationale opkomende kunstscenes op gang te brengen.’ Daarmee is het de eerste galerie in Rusland die op gelijke voet samenwerkt met westerse en jonge Russische kunstenaars.
Ook is Yushina ervan overtuigd dat meer discussie noodzakelijk is om de Russische kunst verder te brengen: ‘We moeten open en gul zijn, ontmoetingen realiseren en verbindingen met elkaar maken. Het creëren van lokale en internationale netwerken, die niet bang zijn voor onderzoek en experiment. Daar ligt de toekomst.’
Katia Krupennikova is curator en criticus, Amsterdam/Moskou
Katia Krupennikova
is curator en schrijver