Het verlangen naar een ander type kunsttijdschrift
Het verlangen naar een ander type kunsttijdschrift
Maria Fusco’s The Happy Hypocrite
The Happy Hypocrite is een in het oog springend, halfjaarlijks verschijnend tijdschrift ‘voor en over experimentele kunstkritiek’, dat wordt uitgegeven door Maria Fusco, een in Londen wonende Ierse schrijver. Met alternatieve publicaties als Documents, The Fox, Merlin en Bananas als inspiratiebron, wil The Happy Hypocrite zich hard maken voor een nieuwe, experimentele vorm van schrijven over kunst.
The Happy Hypocrite is net iets groter dan A5-formaat en noemt zich nadrukkelijk ‘journal’ en geen ‘magazine’. Elk nummer ademt een gevoel van urgentie, het lijkt geboren vanuit een daadwerkelijk creatieve noodzaak en heeft tegelijkertijd een prettige tijdloosheid over zich. Toch ligt de structuur niet ver af van de meer geijkte tijdschriftformats. Er zijn vijf steeds terugkerende componenten: een korte openingsrubriek met de titel ‘Say What You See’, waarin iemand wordt uitgenodigd een beeld te beschrijven zonder te zeggen wat het is. Waar het over gaat wordt steeds in het daarop volgende nummer onthuld. Er is een meer verdiepende rubriek, waarin gebruik wordt gemaakt van het reguliere interviewformat dat auteurs samenbrengt om het thema van het nummer te bespreken. Dit wordt opgevolgd door een hoofdstuk van een fictief verhaal dat zich per nummer verder ontvouwt. De kern van het blad bestaat uit zeven of acht verschillende bijdragen, die kunnen variëren van een collage, een visueel essay, notities van een romanschrijver, stukjes verhaal et cetera. De rubriek Paper Machine ten slotte bestaat uit een facsimilereproductie van een publicatie uit lang vervlogen tijden. The Happy Hypocrite eindigt met een index, maar wel een zonder paginanummers.
Ondanks, of misschien wel juist dankzij de diversiteit aan bijdragen komt The Happy Hypocrite als een hecht geheel over. Dit kan niet anders dan de weerslag zijn van jouw redactionele invloed. Klopt dit, of zou je juist liever willen dat elk nummer overkomt als een vrije, losse verzameling van materiaal?
‘Dat is een vraag die ik mezelf eigenlijk bij elk nummer weer opnieuw stel. Vanaf het tweede nummer van The Happy Hypocrite heb ik ruimte gegeven aan open, vrije bijdragen van anderen. Dit is een belangrijk facet van de formule omdat het me helpt om een grote variëteit aan bijdragen te genereren die ik in mijn eentje niet zou kunnen verzinnen. Daarnaast helpt het me ook om een lezerspubliek op te bouwen, wat de basis voor het tijdschrift is. Maar het is natuurlijk onvermijdelijk dat mijn eigen eigenaardigheden en voorkeuren het blad binnendringen. Maar de The Happy Hypocrite ben ik niet alleen, het is teamwork.’
De architect Friedrich Kiesler schreef in 1957 dat hij niet weer een gewoon goed functionerende galerie wilde ontwerpen, hij was opzoek naar een nieuw type. Wil jij met The Happy Hypocrite een ander type kunsttijdschrift ontwikkelen?
‘Ik heb al in een vroeg stadium de beslissing genomen om The Happy Hypocrite een journal te noemen in plaats van een magazine, dat klinkt een beetje snobistisch, maar het is wel een belangrijk onderscheid. In de zeevaart betekent een journal een logboek, een optekenboek dat langdurig als referentie wordt gebruikt. Ik ben geïnteresseerd in een publicatie die net zo een langere tijdsspanne vertegenwoordigt, zowel wat betreft de tijd die je daadwerkelijk doorbrengt met lezen en kijken, als wat betreft het feit dat je iets in je hand houdt dat een geschiedenis en verloop heeft.
Vanuit mijn eigen praktijk als schrijver weet ik dat er heel weinig media bestaan voor kunstenaarsteksten, dus ik heb ook bewust gekozen voor het opzetten van een medium dat deze ruimte wel zou kunnen bieden. Het project begon als een boek, maar ik had het gevoel dat er meer continuïteit nodig was dan de productie van één boek, of zelfs een serie boeken, kon bieden. Mijn idee was om verbanden te gaan leggen tussen verschillende nummers, en opdrachten te geven voor veel nieuw vrij werk. Om het voort te planten als het ware. Het is echt opgezet als een experiment dat ook mag mislukken. The Happy Hypocrite kon een feuilleton worden, een krant, een pamflet een periodiek: maar het heeft zijn beste verschijningsvorm gevonden in de vorm van dit journal en zal dat voorlopig nog wel blijven.’
In een interview met kunstenaar Cosey Fanni Tutti in het eerste nummer, dat helemaal gaat over namen en wat die kunnen betekenen, beschrijft zij hoe haar songteksten een luisteraar ‘naar binnen trekken’. Maar als je eenmaal de inhoud van de songs goed kent realiseer je je dat het niet zo ‘very nice’ is. Dat het om ‘hardcore taal’ gaat zoals zij het omschrijft. Zou je dat ook kunnen zeggen van The Happy Hypocrite, dat het een publicatie is net als Cosey Fanni Tutti’s liedjes: het ziet er verleidelijk uit maar blijkt bij nader inzien ‘not so very nice’?
‘The Happy Hypocrite vraagt veel van haar lezers, elk nummer weer. De lezer moet proactief zijn. De rubriek Say What You See is daar een goed voorbeeld van. Wat ben je daar eigenlijk aan het lezen? Is het een oefening in begrijpend lezen of een kritiek op kunstkritiek die op beschrijvingen is gebaseerd? In dat opzicht is het mogelijk not so very nice. Maar The Happy Hypocrite is er niet op uit om te experimenteren met haar lezers, het is gewoon zo dat de bijdragen waaruit het is opgebouwd in essentie experimenteel van karakter zijn. The Happy Hypocrite werd in een recensie beschreven als een “beeldend intelligente, intellectuele ouverture”, wat natuurlijk heel vleiend en bemoedigend is. Maar ik zie het eerder als een fuga, daarom herdruk ik oude tijdschriften en journals, om te laten zien hoe de methodologie daarvan steeds weer verandert, hoe levendig het is. In het tweede nummer heb ik pagina’s laten afdrukken van Barbara Reises mislukte tijdschrift ArtstrA. Dat vond ik interessant omdat ik de lezers op deze wijze iets kon laten zien wat ze nog nooit onder ogen hebben kunnen krijgen. En om iets te laten zien van de platvloerse kant van het maken van publicaties: het redigeren, fondsen werven, brieven versturen, onderhandelen, de frustratie ervan, de teleurstelling en het succes. Reise had zich natuurlijk nooit kunnen bedenken dat haar publicatie een nieuw leven zou krijgen in de mijne – dat vind ik een essentieel aspect van creativiteit.’
Een project als The Happy Hypocrite opzetten lijkt me moeilijk, maar in de huidige crisissituatie die we tegemoet treden misschien nog wel meer dan dat. Of ben je van mening dat moeilijke tijden kunnen leiden tot een grotere behoefte aan echt integere, cerebrale publicaties?
‘Ja, ik kom uit Belfast.’
Maxine Kopsa