metropolis m

Guillaume Bijl, Thai Massage Salon, Keteleer Galerie, Antwerpen

Hij geldt als een van de belangrijkste Belgische kunstenaars van de laatste decennia, Guillaume Bijl, de voormalig decorbouwer die kunstenaar werd. Hij wordt gezien als een groot chroniqueur van het hyperconsumentisme, die internationaal naam maakte met compleet nagemaakte ruimtes, zo divers als een autorijschool, een atoomschuilkelder en een hondenkapsalon. Gisternacht is hij overleden, hij werd 79 jaar oud.

Guillaume Bijl was jaren decorbouwer toen hij zich eind jaren zeventig op kunst begon te richten. Hij werd in de jaren tachtig beroemd met omvangrijke installaties die een nagenoeg perfecte replica waren van ruimtes zo divers als een Autorijschool en een Atoomschuilkelder, een Supermarkt en een Hondenkapsalon. Stillevens in drie dimensies waren het, waarmee hij ‘de mensen op het verkeerde been wilde zetten’.

Het was de tijd van installatiekunst en commodity art, van het hyperconsumentisme en de dwaalvertellingen met simulacra. Bijl zelf sprak over zijn werk als ‘realistische decors op de verkeerde plaats’.

De basis van zijn werk lag in het Art Liquidation Project uit 1979, een zogenaamd in opdracht van de overheid opgesteld rapport waarin wordt geconcludeerd dat, gezien de bewezen nutteloosheid van kunst, alle aan kunst gewijde locaties voor praktische doeleinden geschikt moesten worden gemaakt. Bijl nam dat advies letterlijk met zijn herinrichtingen die tentoonstellingszalen veranderden in fitnesscentra, lampenwinkels, tapijtenwinkels, enzovoort. Het waren interieurs van ruimtes die normaal gesproken niet met kunst worden geassocieerd, die zorgden voor een verrassende wisselwerking tussen fictie en realiteit.

Hij had er veel succes mee. Hij toonde bij Chambres d’Amis in 1987 in Gent, op de documenta en Manifesta. In Nederland verzorgde hij zelfs de openingstentoonstelling van Witte de With in 1990, wat aangeeft hoe groot zijn status was. Für Garderobe keine Haftung bood een overzicht van zijn installaties en objecten uit de jaren tachtig. De tentoonstelling was ingericht als een winkelcentrum, wat beschouwd kon worden als kritiek op het spectaculaire en inflatoire karakter van de productie van beeldende kunst en een plaagstoot naar de overdaad aan tentoonstellingen en tentoonstellingsruimtes. Het riep de vraag op of de kunstwereld ten opzichte van het reguliere consumentendom nog een wezenlijk andere ervaring te bieden had aan de hedendaagse consument.

De kunstenaar moest ‘een visuele getuige’ zijn van zijn tijd, vond hij. ‘Wij confronteren de mensen met zichzelf, zou je kunnen zeggen, met hoe ze zijn, met wat ze gemaakt hebben van deze “beschaving” en deze planeet. Ik doe dat zelfs tamelijk letterlijk. Maar dat mijn werk soms een ondertoon heeft van ironie of sarcasme, zal ik niet ontkennen.’

Hoewel ook nu weer, in de in memoriams die verschijnen, zijn humor geroemd wordt, is het ook mistroostig werk. Zijn installaties stemmen naast vrolijk ook treurig. ‘In alles wat ik deed, ben ik geen vrolijk type’, zei hij in een interview met De Morgen. ‘Eigenlijk is mijn werk tragikomisch: een beetje om te lachen en een beetje om te huilen.’

Bron: De Morgen, Melly

De laatste tijd stond zijn werk weer meer in de belangstelling. Zoals ook blijkt uit zijn laatste tentoonstelling die nog tot 12 juli te bezoeken is bij Lumen Travo in Amsterdam.

Recente artikelen