If I Can’t Dance, Editie III – Maskerade, Episode 1
If I Can’t Dance, Editie III – Maskerade, Episode 1
In haar vorige twee incarnaties wist het project If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution haar uitgangspunten – los gegroepeerd rond thema’s als performance, theater en feminisme – op intelligente wijze steeds te onttrekken aan al te voor de hand liggende antwoorden, daarmee continu de dialoog zoekend tussen makers en kijkers. Ook de derde editie van de hand van curatoren Frédérique Bergholtz en Annie Fletcher getuigt van deze wens tot kritische dialoog. Een gezamenlijke onderzoeksmatige houding is daarbij het uitgangspunt. Een vaste groep kunstenaars, deze keer bestaande uit Keren Cytter, Jon Mikel Euba, Olivier Foulon, Suchan Kinochita, Joachim Koester en Sarah Pierce, zal de komende twee jaar door middel van debatten, performances en manifestaties het thema ‘maskerade’ onderzoeken. Het project maakt handig gebruik van de netwerken van de deelnemende kunstenaars, en zal naast Kopenhagen (Overgaden) en Amsterdam (De Appel), Bilbao (Sala Rekalde), Dublin (Project Arts Centre) en Eindhoven (Van Abbemuseum) aandoen.
Het nieuwe thema ‘Maskerade’ is geïnspireerd op Judith Butlers feministische kaskraker Gender Trouble (1990), waarin zij Joan Rivieres tekst ‘Womanliness as a Masquerade’ (1929) bespreekt. Riviere neemt hierin een ‘particular type of intellectual woman’ onder de loep in een poging duidelijkheid te scheppen over de wijze waarop zij zich professioneel staande houdt in de, zeker destijds, grotendeels op mannen gerichte (intellectuele) wereld. Volgens haar psychoanalytische analyse zetten deze vrouwen hun ‘vrouwelijkheid’ in als masker voor hun verworvenheden, ‘zowel om het bezit van mannelijkheid te verbergen, als wel om de te verwachte represailles te omzeilen die zouden volgen als men hier erachter kwam.’ De tekst opent voor If I Can’t Dance zowel de deur naar het performatieve idee van het aannemen van een pose of rol, als naar onderzoeksterreinen als de psychoanalyse en de gender en ethnicity studies waar Butler onderzoek naar doet.
Het startschot van If I Can’t Dance, Editie III vond eind augustus plaats met een proloog in het Overgaden. Institute of Contemporary Art in Kopenhagen, waar de kunstenaars hun ideeën over de te ontwikkelen projecten op tafel legden. De Appel in Amsterdam vormt de volgende fase van het programma waar de ideeën in werken worden omgezet. Het resultaat daarvan is – indien resultaten in deze fase van het project al van belang zijn – dat de meeste kunstenaars, vertrekkend vanuit hun eigen praktijk hun grondbeginselen proberen te formuleren. De wijze waarop zij dat doen varieert echter aanzienlijk.
Zowel Sarah Pierce als If I Can’t Dance-usual suspect Stefanie Seibold, doken in het verleden ter voorbereiding op hun werk. Pierces It’s time man. It feels imminent en Seibolds archiefpresentatie bestaan grotendeels uit oude publicaties, brieven, foto’s en films van kunstenaars die experimenteerden met sociale codes en gender uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Het is een beetje alsof ze in de verkleedkoffer op zolder zijn gedoken en alles uit hebben geprobeerd; waarbij elk gepast kostuum functioneert als een nieuwe daad van vereenzelviging met de oorspronkelijke drager ervan.
Jon Mikel Euba en Joachim Koester bewandelen een ander pad en (her)evalueren reeds bestaand eigen werk in het licht van de ‘maskerade’. Beiden zoeken naar voorbeelden en methoden om verwachtingspatronen en geconditioneerd gedrag te ontregelen, in een poging te ontdekken of een persoon nog wel een ‘authentieke’ kern heeft. Ze lijken daarmee als het ware ‘achter’ het masker te willen kijken.
Dat er thematisch gezien ten opzichte van de vorige editie niet veel nieuws onder de zon is, blijkt het duidelijkst uit Keren Cytters performance (en videowerk in wording) History in the Making. Het werk draait om een groep acteurs bij wie zich een mysterieuze geslachtswissel heeft voortgedaan: een van de heren wordt consequent aangesproken als Linda, en bij het ontwaken blijken meerdere personen, tot hun grote schok ineens tot het ‘andere geslacht’ te behoren. Het werk sluit naadloos aan op een citaat van Rosi Braidotti dat als uitgangspunt voor de tweede editie werd gebruikt: ‘Het feminisme is gebaseerd op een radicale breuk met de dominante gewoonten en representaties van vrouwelijkheid en mannelijkheid, om daarmee een transformatieproces van het geslacht in gang te zetten. Op deze wijze combineert het feminisme kritiek met alternatieve manieren om onze seksuele identiteit te belichamen en ervaren.’
De aanpak van If I Can’t Dance; het voortdurend in samenwerkingsverbanden voortgezette onderzoek in combinatie met de specifieke in performance en gender studies gewortelde thema’s, heeft ervoor gezorgd dat de curatoren een schare enthousiaste volgers heeft gekregen, waar zij op hun beurt weer dankbaar uit putten. Het gevolg hiervan is wel dat diegenen die niet bekend zijn met gender theory of daar een masculien broertje dood aan hebben, in verwarring achterblijven. If I Can’t Dance is daarom vooral een project waarmee Fletcher en Bergholtz zich opwerpen als curator’s curators, werkend binnen een specialistische context voor een gespecialiseerde doelgroep.
Erik van Tuijn