Ik en anderen
Ik en anderen
De sociale toekomst van design
‘Dienstbaar en duurzaam’ is het nieuwe adagium voor de hedendaagse, milieubewuste ontwerper. Veel Nederlandse ontwerpers kiezen er echter voor te werken aan pronkzuchtige ontwerpen, die niet zozeer dienstbaar zijn, maar juist flirten met de autonomie en exclusiviteit van kunst. Hoe dit te begrijpen?
Na een kleine dertig jaar was ik deze zomer weer eens in Tokio. En opnieuw viel mij die paradoxale ervaring van weleer ten deel: Tokio’s verbijsterende architectonische sublimiteit ligt ingebed in een rustiek, haast pittoresk dorpsgevoel. Tokio mag dan één grote stenenwoestenij lijken die je volledig opslokt, maar zodra je je uit de stuwing van de verkeersaders losmaakt en twee keer linksaf slaat, waan je je in een dorp.
In de schaduw van de megalomane architectuur, die doorkruist wordt door cohorten in zwart en wit geklede, kettingrokende kantoorklerken, leeft Tokio in rustieke, dorpse wijken. Het beeld van subtiel doorwerkte tuinstrippen waar ogenschijnlijke imperfecties, zoals een verweerde deurpost of een asymmetrisch geknipte naaldboom, een spanningsvolle ervaring van schoonheid oproepen, breekt met de in steen gevangen flipperkastmentaliteit van zakencentra zoals Shinjuku.
Japanse esthetiek draait om utsukushi, om een breekbare schoonheid die zich dwars door de minuscule spanningen tussen details heen, als een kortstondige harmonie laat ervaren. Controverse is taboe.
Ego wordt eco
Een ‘ding’ spant in Tokio’s architectonische sublimiteit de kroon: het door Philippe Starck ontworpen hoofdkantoor van de bierbrouwerij Asahi aan de Sumida rivier in Asakusa. Menig argeloze toerist, die bij de Asumibashi metro-uitgang de klamme hitte instapt, wordt overweldigd door dit baken van hypermoderniteit.
Starcks werk is per definitie controversieel en verschrikkelijk autonoom. Steen des aanstoots voor veel Japanners is het op het dak geplaatste object: ‘de gouden vlam’. Dit drie ton wegende, goudgekleurde object lijkt een op z’n kant geplaatste druppel – de bier-associatie dringt zich op – maar het zou evengoed een in zijn vlucht gefixeerde meteoriet kunnen zijn. Beeldt het voor Asahi de driving force, de yakushin, van de onderneming uit, voor de doorsnee Japanner is het gewoon het ‘shitgebouw’: het ding doet hen denken aan drollen uit mangastrips. De westerse designfreak ziet echter onmiddellijk het Starck-icoon bij uitstek. Als eye catcher is het een uniek product, maar dan vooral omdat het Starcks signatuur (uit)draagt.
Sinds kort heeft sterontwerper Starck het echter helemaal gehad met ‘ego-design’. Hij opteert nu voor dienstbaar en duurzaam design dat het cynisme van het grote geld en het narcisme van de individuele uniciteit achter zich laat. Starck is het ik-tijdperk voorbij. Metamodern wil hij de toekomst veranderen. Design wordt duurzaam, stelt hij, wanneer designers hun verantwoordelijkheid nemen.
Productdesign verheft niet langer het ego, maar mikt op een ecosofische transformatie van de mensheid. Ego is eco. Net als in de Japanse ‘weg van de kunst’ – geido – speelt autonomie geen rol meer. Het gaat om vakmanschap en verbinden. Een gedesigned product wordt naar goed Japans gebruik een knooppunt van relaties. Als we Super Normal: Sensations of the Ordinary (2007) van Naoto Fukasawa en Jasper Morrison zo lezen, opteren ook zij voor de verbindende kracht van design in een gefragmenteerde wereld. Meer dan naar identiteit, zijn zij op zoek naar samenhang. Een product is dan een relatiegeschenk. Het verbindt mensen.
Hoe waarderen we tegen deze achtergrond de recente vraag binnen het productdesign naar unieke pronkstukken, zoals een love seat als vliegtuig of een brede bronzen klerenkast met 616 vakkundig geëmailleerde blaadjes? Hoe schatten we de pronkproducten van Hella Jongerius en Jurgen Bey voor Royal Tichelaar in? Is het een plaatsingsbewijs voor de hall of fame, de ultieme artistieke vrijheid of het snelle geld? Daar is allemaal niks mis mee, maar levert het hen de felbegeerde status van autonoom kunstenaar op?
Kortsluiting
Laat ik pronkdesign eens langs de meetlat van een kritische duchampiaanse kunsttraditie leggen. Zijn de pronkproducten te vergelijken met Koons’ Hanging Heart of Hirsts met talloze diamanten bezette schedel? De unieke pronkproducten gaan ook voor – zij het relatief – immense bedragen over de toonbank om direct in unieke verzamelingen te verdwijnen, wachtend op een hoger rendement. Maar dit blokkeert juist de weg naar de ‘echte’ kunst. Sterker, het is geen kunst meer.
Neem het laatste werk van Damien Hirst: Het gouden kalf. Dit ging, zoals afgesproken, na voltooiing linea recta naar Sotheby’s. Met deze radicale geste voltrekt Hirst ongewild wat van Hegel tot Danto het ‘einde van de kunst’ is genoemd. Immers, als een door een autonoom kunstenaar in totale vrijheid vervaardigd uniek werk direct aan een groep beleggers wordt aangeboden, wordt precies dat vernietigd waaraan moderne kunstwerken altijd hun waarde en kwaliteit ontleenden: openbare receptie in tentoonstellingen en de daarop volgende kunstkritische artikelen. Een modern werk is zonder verguizing of verafgoding waardeloos. Kwaliteit is een discourseffect.
Hirsts werk mag dan uniek zijn, het is een volledig ‘kortgesloten’ uniciteit. Het unieke product is ‘ready made’ en ‘costumized’. Hirsts werk doorkruist niet langer het kunstdebat dat garant staat voor waardevermeerdering en kwaliteitsbesef, het sluit juist op voorhand ieder debat uit. Ondanks zijn verzekering dat ‘het een democratische manier is om kunst te verkopen in deze veranderende wereld’, streept hij deze openbaarheid weg. Zodra een werk ophoudt openbare ruimte – democratische waardecreatie – te produceren, wordt het een investeringsobject. Als ‘pronkproductdesigners’ zich aan deze traditie spiegelen om als autonoom kunstenaar serieus genomen te worden, vissen zij achter het net(werk).
Succesvol relatieknooppunt
Design heette ooit vormgeving. Noties als democratie en politiek verwezen daarbinnen naar een andere traditie: Bauhaus. Voor Bauhaus was (ver)beelding nog expliciet Bildung. Het recente, immens populaire begrip ‘levensstijl’ getuigt van het doorslaande succes van deze interdisciplinaire kunststroming. Ieders leven is inmiddels een Bauhaus: Dasein is design. In deze niettemin voornamelijk ego-gerichte styling en branding ontbreekt echter nog het besef dat producten vooral mensen binden. Dat het relatieknooppunten zijn. In de woorden van Jongerius: ‘Ik probeer producten te maken waar je echt van houdt, die je je hele leven bij je wilt hebben en die je later aan je familie wil doorgeven.’ Evenals Starck benadrukt zij duurzaamheid en hechting.
Bourdieu wees terecht op het onderscheidend vermogen van kunst en design, een mooie vaas van Jongerius in je huis werkt echter alleen statusverhogend voor een specifiek netwerk van relaties. Productdesign onderscheidt zich in een bredere binding, het expliciteert de dynamiek tussen het ik en anderen. Afgekort heet dit fenomeen: Ik e.a.
Henk Oosterling