metropolis m

Janis Rafa maakte in Nederland faam met haar filmwerken tijdens haar verblijf aan de Rijksakademie in Amsterdam. Nu keert ze terug voor haar eerste museale tentoonstelling, in het Centraal Museum in Utrecht, met meer dan alleen film.

‘Ik ben wat huiverig voor het geven van specifieke biografische details en hoe deze zich tot mijn werk verhouden. Het reduceert de reikwijdte van mijn werk tot een aantal onbenullige anekdotes, waardoor er ook geen ruimte meer is in het hoofd van de kijker om iets anders te zien dan mij, Janis Rafa. Er moet sprake zijn van een bepaalde balans tussen persoon en praktijk, dus ik zou het fijn vinden als je al die autobiografische dingen gewoon kleiner maakt of, beter nog, helemaal niet vermeldt. Het is voor mij ook totaal irrelevant om mijn werk of mijzelf van labels te voorzien. Ben ik een kunstenaar of een filmmaker? Wat ik wel met zekerheid kan stellen is dat ik op dit moment experimenteer met bewegend beeld en narratieven aandraag die zowel lineair als abstract kunnen zijn. 

Geduld is een schone zaak. Je moet de tijd en de ruimte geven aan de protagonisten om zich te ontwikkelen, om meer substantie aan het oorspronkelijke script te geven. Daarmee neemt de werkelijkheid de camera over en dat geeft beelden die vele malen duisterder zijn dan ik zou kunnen plannen. Een mysterieus tintje, ja. Niet zozeer thriller, maar verschillende lagen van mysterie. Het heeft natuurlijk ook met bepaalde technieken te maken, met ritme en verhaallijn. In eerder werk had ik geen script; ideeën kwamen vanzelf bij het scouten naar locaties of het maken van losse storyboards. Er was wel sprake van een bepaalde structuur, maar het concept was simpel en er gebeurde ook niet zoveel voor de camera. Met opzet, omdat het gemakkelijk is om jezelf te verliezen in de functionaliteit van het narratief, om te snel van a naar b te willen. Met grote stappen snel thuis, dat idee. Maar in plaats daarvan probeer ik van het beeld te houden, het visuele aspect te beminnen, zodat het proces vóór de camera zich in die leemte kan ontplooien. 

De meeste verhalen die ik film zijn al eerder gebeurd. Ik laat ze opnieuw plaatsvinden. In die zin gaat het niet enkel om de film als opzichzelfstaand werk, maar ook om de interventie in het landschap. Ik probeer trouw te zijn aan de geschiedenis van dat wat is gebeurd. Daarbij gebruik ik nauwelijks props in de klassieke zin van het woord en al helemaal geen special effects: het realisme is een eerbetoon aan de werkelijkheid. Het is wel belangrijk om te benadrukken dat ik nooit een plek of cultuur op een directe manier gebruik en ook geen interesse heb in de letterlijke (re)presentatie van het hier en nu. Niets in mijn werk gaat over clichématige Griekse thema’s zoals de crisis of de economie. Mijn werk is in die zin weinig gerelateerd aan de lokale kunstscene en volgens mij is het ook niet typisch Grieks. Maar misschien ligt er wel een laagje “Grieksheid” over alles wat ik maak.

In Engeland, waar ik zowel mijn bachelor, master als PHD heb behaald, is het kunstonderwijs sterk theoretisch onderlegd. De academische en filosofische aspecten versterken mijn werk zonder dat het expliciet naar voren hoeft te komen. De theorie fungeert niet als rechtvaardiging, maar is inherent onderdeel van de permanente zelfreflectie die nodig is om je eigen werk stelselmatig open te breken. Daarnaast leent academisch onderzoek zich goed voor het maken van werk met een essayistische inslag. Er zijn veel filmmakers die gebruikmaken van die techniek, omdat je dankzij montage van het ene naar het andere kunt springen, dingen met elkaar kunt laten spreken en daarmee de praktijk en het onderzoek kunt verbinden. Film als experiment is natuurlijk onderdeel van een groter onderzoek. Het is me om het even of de kijker daarin meegaat. De film lijkt op zichzelf misschien een conclusie te presenteren of zelfs te zijn, maar is één groot experiment waarin ik een authentieke taal probeer te vinden om de wereld die ik heb uitgekozen te omschrijven. Een alternatieve versie van de wereld die we al kennen, een wereld die we vaagjes herkennen, maar inmiddels al lang zijn vergeten.

Het Centraal Museum in Utrecht geeft mij de gelegenheid om voor het eerst een essayistische tentoonstelling neer te zetten waarbij ik aan de hand van stukjes uit mijn praktijk een kijkje in deze alternatieve wereld geef. Ik zie het werk van andere filmmakers ook niet als een collectie van films die apart te bezichtigen en te beoordelen zijn. De praktijk van mijzelf en ook van anderen moet in zijn geheel gezien worden om op waarde geschat te kunnen worden. Zo heb je ook duidelijker zicht op de manier waarop constant dezelfde elementen en concepten naar voren komen. Maar dat geldt ook voor de maker. Ik denk dat je gemakkelijk kunt constateren dat ik een fascinatie heb voor dieren, dood en levend. Mijn ouders namen regelmatig straathonden in huis en gezien de levensduur van een hond heb ik er meerdere zien overlijden. Mijn vader begroef ze dan in onze achtertuin en de pijn en liefde die ik toen als kind heb gevoeld is me bijgebleven. Ik heb toen ervaren dat je net zo intens om een niet-menselijk lichaam kunt rouwen. In eerste instantie begreep ik niet waarom ik het nodig vond om deze beelden terug te laten komen in mijn werk, maar het is uiteraard heel natuurlijk om gebruik te maken van situaties die je goed kent. Dit geldt net zo goed voor het landschap, dat een prominente rol speelt in mijn praktijk. Als je dagelijks door een bepaald landschap heen gaat, maak je hem mee op een intense manier. Je leeft het landschap en alleen zo kun je de mysteries en verschillende lagen ervan leren kennen en de verborgen elementen in kaart brengen. 

In Griekenland zijn er veel vergeten landschappen die niet worden bewerkt of gebruikt, verstopt achter de grijze zones van de stad, in de periferie achter snelwegen en voorbij het agrarische landschap. Doordat ze geen directe functie hebben, wordt het een troebel landschap. Dat staat voor mij gelijk aan de weerspiegeling van een idiosyncratische plek en cultuur, waarbij zaken niet per se op een legale of praktische manier hoeven te gebeuren. Er is een bepaalde anarchie in de manier waarop mensen met het land en met elkaar omgaan. Dat staat in schril contrast met Nederland, waar het zelfs in een ogenschijnlijk verlaten bos onmogelijk is om zonder vergunning te filmen. Tegelijkertijd wens ik me niet te veel te fixeren op de romantische notie van vergankelijkheid en de relatie tussen mensen, dieren en het landschap. Het gaat me ook om de uitbreiding van ons perspectief, het zien en accepteren van de ander en dat wat eerder gemarginaliseerd en onopgemerkt in de schaduw leefde. Het is een manier om hiërarchie en machtsstructuren te doorgronden, met name in een plek waar noties van uitsluiting en zichtbaarheid niet transparant worden gemaakt. Mijn ouders werden als marginaal gezien door de zorg die ze voor dieren droegen. Door die non-antropocentrische positie was onze familie zich altijd zeer bewust van het leven in de marge. Wellicht verklaart dat het gemak waarmee ik tussen verschillende werelden beweeg. 

Enkele jaren terug, tijdens mijn periode aan de Rijksakademie in Amsterdam, probeerde ik mijn films een sculpturale dimensie te geven, bijvoorbeeld door twee schermen te gebruiken. Dat zou ik nu niet meer doen. Althans, niet op de manier van toen. Ik wil graag videowerken maken die zelfvoorzienend zijn qua concept. In het Centraal Museum zullen de sculpturen en de video’s apart worden gepresenteerd. Eigenlijk zijn de video’s ook sculpturen, alleen is er een vierde dimensie aanwezig in de ervaring, namelijk de tijd die het kost om alle hoeken en gaten te zien. Maar goed, net als mijn desinteresse in het labelen van mijn praktijk heb ik ook geen interesse in het vastleggen van het medium waar ik in werk. In This Thin Crust of Earth heb ik een boom begraven. Het is een site-specific architecturale interventie die sterke sculpturale aspecten kent en het landschap ingrijpend verandert. 

In het verleden, voordat ik begon aan mijn residency bij de Rijksakademie, kreeg ik al heel snel spijt van bepaalde werken. Ik maakte te veel, op een haast documentaire-achtige, essayistische manier die goed bij het medium past. Elk micro-idee leek voor het visuele onderzoek de moeite waard. Daar ben ik mee gestopt en paradoxaal genoeg experimenteer ik nu veel meer, maar dan een stuk langzamer dan voorheen. Ik heb nu een planmatige aanpak, die veel energie kost, met name als er weinig geld en tijd beschikbaar is.

Je hebt altijd iets nieuws nodig om in gesprek te blijven met de rest van je praktijk. Het maken van sculpturen biedt een hele andere ervaring dan het maken van films. Er komt veel minder planning bij kijken, het is minder gestructureerd en je hoeft niet overal direct een antwoord op te formuleren. In vergelijking met filmen is het maken van sculpturen in een atelier haast moeiteloos, een respijt.’

Alix de Massiac

is kunsthistoricus

Alix de Massiac

is redacteur bij Metropolis M en maakt podcasts

Recente artikelen