Into Me / Out of Me
Bloed, zweet, tranen. Moedermelk en urine. Open monden, open vagina’s en geperforeerde huid. De tentoonstelling Into Me / Out of Me in KW in Berlijn thematiseert het menselijk lichaam, of preciezer gezegd: de openingen waarmee het met zijn omgeving in contact staat. Een ambitieus plan in een tijd waarin het lichaam, als gevolg van gentechnologie, nieuwe voortplantingsmethoden en fitness opnieuw gedefinieerd wordt.
Deze ambitie blijkt vooral uit de omvang van de tentoonstelling. Curator Klaus Biesenbach heeft ongeveer 190 werken van 137 internationale kunstenaars bij elkaar gebracht. In de zomer van 2006 toonde hij de werken in het New Yorkse P.S.1, waar hij momenteel werkt, sinds eind november is de tentoonstelling op zijn oude werkplek KW te zien. De pretentieuze opzet van de onderneming wordt al meteen duidelijk in de entreehal. Meer dan vijftig jaar moderne kunstgeschiedenis wordt hier getoond, waarbij alle grote namen en bekende genres vertegenwoordigd zijn. De blauwe aquarel van Louise Bourgeois, St. Sebastienne (1998), hangt naast het door afval en was omhulde object Jungfrau (1952) van Joseph Beuys. Kiki Smiths aaneengeketende, bronzen ledematen Daisy Chain (1992) liggen voor een kaal doek, waar Jack Pierson met zwarte verf ‘Christ on the Cross’ (2006) opgeschreven heeft.
De tentoonstelling gaat niet alleen over lichaamsopeningen, maar ook over oorlog en vrede, over dood en leven en het leven na de dood, over de seksuele bevrijding van de vrouw, én over de man. Midden in de hal staat een ensemble opgesteld waarboven letters van vinyl het motto van Douglas Gordon verkondigen: ‘Close your eyes, open your mouth.’ Dat kan als uitnodiging worden opgevat om van Felix Gonzales-Torres’ zilverglanzende snoepjesberg te snoepen. Maar het motto wil zeker ook andere associaties oproepen. De natte mannenbroeken in Knut Åsdams video Untitled: Pissing (1995), het in gips gevatte hout van de aidsactivisten van General Idea en Tom Friedmans uitwerpselen doen aan mannen denken, die poep- of plasseks bedrijven. Een merkwaardig gedetailleerde, en tegelijkertijd beschamende manier om de mannelijke (homo)seksualiteit te thematiseren.
Dit was niet het enige storende element in deze ‘overvloedige ouverture’. De entree met Sigalit Landau’s Barbed Hula (2000) doet denken aan de door Klaus Biesenbach in 2004 geënsceneerde tentoonstelling Die zehn Gebote, waarin hij werken met het thema religie, oorlog en vrede op eenzelfde, lichtvoetige manier presenteerde. Alle opulentie ten spijt, ontbreekt er iets aan de tentoonstelling. Wat dat is, wordt duidelijk op de vier thematisch geordende, bovenste verdiepingen. Iedere etage is aan een afzonderlijk thema gewijd: ‘Lust en Geweld’, ‘Worden en Vergaan’, ‘Geven en Nemen’ en op de zolder ten slotte zijn films van acties te zien. Voor de bezoekers wordt het bekijken van deze overvloed aan beelden een tour de force, waarin de samenhang tussen de werken verloren gaat. Zo worden de tedere gebaren waarmee Tracey Nakayama’s geliefden elkaar in Oost-Indische inkt aanraken, snel over het hoofd gezien. Immers, de afdeling ‘Lust en Geweld’ wordt gedomineerd door afbeeldingen van geroutineerde seks van bijvoorbeeld Jeff Koons of Alex McQuilkin. Bij de gebroeders Chapman gaan foto’s en objecten over porno en sm naadloos over in oorlogsbeelden. Into Me / Out of Me verbindt hier lust met verwonding en vernietiging. Dat geldt ook voor het thema ‘Eten en Drinken’, dat hier staat voor de wens controle op het lichaam uit te oefenen of juist het tegendeel: de controle te verliezen.
Tenminste in het Westen, want kunstenaars uit Zuid- of Oost-Europa ontbreken. In New York was het ontbreken van Oost-Europeanen wellicht te vergeven geweest, maar in de voormalig verdeelde stad Berlijn is de geopolitieke exclusiviteit van de tentoonstelling, die zich niet eens als zodanig bekend maakt, een belediging.
De grootste zwakte van de tentoonstelling blijft echter de wijdlopigheid. Alleen bij het thema ‘Worden en Vergaan’ zijn accenten zo spaarzaam gezet, dat de werken elkaar kunnen aanvullen. De opnames die Rineke Dijkstra in 1994 van kraamvrouwen en hun baby’s maakte, laten de sporen die de bevalling op de jonge lichamen achterliet, precies zo zakelijk en onbarmhartig zien als Hannah Wilke die zichzelf bij de behandeling van haar lymfklierkanker fotografeerde. Beide werken doen vermoeden dat lichamelijke processen ook geest en ziel raken, en dus ook onderdeel zijn van een hogere orde. Chen Zhen symboliseert deze visie in zijn installatie Crystal Landscape of Inner Body (2000). Op een glazen tafel heeft hij kristallen objecten geplaatst, die deels op menselijke organen, deels op vruchten lijken: een allegorie voor de westerse geneeskunde en voor de vergankelijkheid.
Op de zolder staren de van schrik wijd opengesperde ogen van de Weense Aktionisten naar het zachte gespetter in de badkuip van Paul McCarthy. Hier vermengt zich het geschreeuw uit John Bocks splattermovie Lütte mit Rucola (2006), met de geluiden van een geslachtsdaad die bij een film van Lawrence Weiner horen. In de dreunende kakofonie wordt alles echter meer van hetzelfde. Met een nieuwe stroom beelden kan men geen grip krijgen op de overvloed aan afbeeldingen van het lichaam zoals we die dagelijks over ons uitgestort krijgen door media en internet, dat wordt hier vooral duidelijk.
De ambitieuze poging de wisselwerking tussen het innerlijke en het uiterlijke van de mens te laten zien strandt, omdat nergens echt stelling wordt genomen. Juist dat was nodig geweest om deel te kunnen nemen aan het actuele debat over de herdefiniëring van het lichaam.
Claudia Wahjudi