Joy
Joy
Op de avond van de opening klonken geregeld harde knallen in Casino Luxembourg. Meestal werden ze opgevolgd door een hoge gil, geproduceerd door iemand die erg schrok. Na een half uurtje raakte je eraan gewend. Maar dat gold minder voor het fanfareriedeltje dat elders vandaan bleef komen. De knallen waren afkomstig van de ballonneninstallatie van Martin Creed. Tout Luxembourg baande zich een weg door zijn met groene ballonnen gevulde zaal. Dat zorgde voor een licht uitgelaten stemming, maar ook voor toenemende druk waardoor de ene na de andere ballon knapte. De fanfare was onderdeel van her werk Arrived van Rostan Tavasiev. In een donkere ruimte had hij een oplichtend gat in de muur gemaakt, waaruit pluche beestjes tevoorschijn kwamen. De felgekleurde varkentjes en konijntjes hielden klaprozen vast, waardoor hun opkomst aan een feestelijke intrede deed denken.
De twee installaties blijven bij als de meest bepalende voor Joy, respectievelijk om de uitgesproken speelse en ontwapenende dimensie. In totaal waren twintig kunstenaars uitgenodigd met al dan niet nieuw, vreugde opwekkend werk. Dat resulteerde in een evenwichtige tentoonstelling met vaak verrassende installaties. Het idee kwam van Enrico Lunghi van Casino Luxembourg en Iara Boubnova van het Institute of Contemporary Art (ICA) in Sofia, Bulgarije. Met Joy willen ze twee aspecten belichten: hoe kunst vreugde kan opwekken bij de kijker (of niet, dat blijft volgens hen een persoonlijke aangelegenheid), en hoe kunst de expressie is van een innerlijke vreugde bij de kunstenaar. Dat Joy inhoudelijk over twee denkrichtingen beschikt – een waarin een gevoel van vreugde van binnen naar buiten gaat en omgekeerd – hangt samen met de zienswijze van de twee curatoren. Lunghi beschouwt vreugde als een interne bron van energie terwijl Boubnova artistieke vreugde interpreteert als iets dat van buitenaf komt en gedeeld wordt met anderen. Beide argumenten snijden hout, en de uitkomst is een tentoonstelling die doet wat goede vrienden soms doen: je op een sympathieke manier tot nadenken stemmen.
Bij mij lokte Joy twee reacties uit: ik was dikwijls gecharmeerd door het werk, al vond ik ook dat dezelfde titel in principe aan elke goede groepstentoonstelling gerelateerd kon worden. Maar joy, joie of vreugde in scheppende of besmettelijke zin is dan ook een breed begrip dat je regelmatig in alle kunsttakken terugvindt. Elk goed boek, muziekstuk, of film doet iets vreugdevols in je opborrelen. Het is best mogelijk dat hele horden mensen aan cultuur doen, juist om dat vuur brandend te houden. Maar dat zeggen we niet zo vaak, vandaar dat het expliciet richten op en een context scheppen voor artistieke, emotionele, intellectuele en andere vreugde, een prijzenswaardig idee is.
Een uitgangspunt dat verleidt, verleidt ook tot reflectie, en op dat punt staat Joy stevig op de planken. Zo kom je onmogelijk somber gestemd door de ballonnenmassa van Creed heen. Net zoals het bijna ondenkbaar is, dat iemand nors weg banjert bij de hartverscheurend snoezige kinderfantasie van Tavasiev. Ook het bloemetjesbehang van Michael Lin geeft een duw in de goede richting. Hij stak de centrale hal van Casino Luxembourg in een fleurig, rood slaapkamerkleedje: frivool en een tikkeltje ouderwets, maar perfect afgestemd op een tentoonstelling met een bepaalde emotionaliteit. Van Vadim Fishkin is het werk Snow Show te zien, een installatie waarin het even piepschuimbolletjes sneeuwt, nadat je je naam zegt in een microfoontje. In de film Eighteen Copper Guardians in Shao-Lin Temple and Penetration stoot de Thai Tsui Kuang-Yu met opzet herhaaldelijk zijn hoofd, braakt hij een spoor door een hele stadswijk en probeert hij voorwerpen te raden die iemand naar zijn kop smijt. In de video Barcelona, Spain zie je een massa naaktlopers euforisch uit hun dak gaan tijdens een fotosessie van Spencer Tunick, en Peter Sauerer is in een zaaltje te gast met kleine houtsnijwerkjes van copulerende stelletjes, god en de duivel en minitempeltjes om muizen te vangen. Vreugde in verschillende facetten en blije gezichten alom (en dat zegt veel, evenveel als een tentoonstelling waar iedereen met een doodernstig gezicht rondloopt). Al blijft het sterkste punt aan Joy het uitgangspunt, vanwege de vele nuances die eruit voortvloeien, de filosofische grondslag en het inspirerende effect.
Een goed concept komt zelden alleen, en dat blijkt ook uit de briefwisseling die voorafging aan de tentoonstelling. Lunghi en Boubnova hebben het daarin vaak over de joods-christelijke traditie waarin de kunstenaar een gekwelde figuur is, en waarbinnen schuld veel zwaarder weegt dan vreugde. Een kunstenaar moet lijden, heette het lang. Hij/zij moet heimelijk nog altijd melancholische neigingen hebben, of bereid zijn persoonlijk geluk op te offeren voor een hoger doel. De Franse auteur Michel Houellebecq verkondigt in dit verband een behoorlijk gepeperde boodschap. In zijn essay Leven, lijden, schrijven – methode geeft hij de lezer de volgende raad: ‘Ontwikkel bij uzelf een diep ressentiment jegens het leven. Dat ressentiment is een noodzakelijke voorwaarde voor elke waarachtige kunstuiting.’ Hij adviseert ons om ‘tot de bodem van de afgrond van liefdeloosheid (te) gaan. De haat tegen uzelf cultiveren. Haat tegen uzelf, minachting voor de anderen.’ In verband met de liefde schrijft hij: ‘Als u geen omgang met een vrouw hebt (uit verlegenheid, lelijkheid of om wat voor reden ook), lees dan vrouwenbladen. Het lijden zal vrijwel gelijk zijn.’ Dat laatste om maar aan te geven dat Houellebecq niet echt een charmeur is, maar toch, het idee dat kunst wortelt in een diepe ontevredenheid is nog altijd van kracht. Het is wellicht een oerkatholiek en romantisch concept, maar het staat nog steeds als paal boven water in de kunstgeschiedenis. Desondanks kan elke kunstenaar je een avond aan de praat houden over de vreugde die hij voelt wanneer hij aan het werk is. Net zoals elke museumbezoeker het specifieke enthousiasme kan oproepen dat hem overviel bij een indrukwekkend kunstwerk. Lunghi formuleert Joy als volgt: ‘Het gaat niet alleen om kunst die vreugde oproept bij de kijker, maar om een innerlijke kracht, een diep gevoel van aanvaarding van het leven, inclusief het tragische, het ridicule en het onvermijdelijke einde.’ Twee kanten van de medaille, die samen een perfect evenwicht scheppen. Of op zijn minst een recept voor een tentoonstelling waar je iets aan hebt.
www.casino-luxembourg.lu
Els Fiers