Kunst als perfect voorbeeld van inefficiëntie – Anthony Huberman over Mechanisms
Anthony Huberman is directeur en hoofdcurator van CCA Wattis Institute for Contemporary Arts in San Francisco, waar recent de tentoonstelling Mechanisms te zien was. Met meer dan honderd werken van twintig verschillende kunstenaars, onder wie Richard Hamilton, Jay de Feo, Louise Lawler en Danh Vo, werd onderzocht hoe kunstenaars apparaten misbruiken en systemen saboteren om onze relatie met technologie in twijfel te trekken. Een tweede, uitgebreidere versie van de tentoonstelling is deze zomer te zien in Secession in Wenen.
Waar gaat Mechanisms precies over?
‘De tentoonstelling inspireert om na te denken over de machine; hoe denken we tegenwoordig, in 2018, over machines? In de tentoonstelling wordt onderzocht wat dat woord betekent, wat het in het verleden heeft betekend en wat het kan betekenen in de toekomst. Welke vormen nemen machines aan? Wat doen ze? Ik ben van het woord “machine” naar het woord “mechanisme” overgeschakeld, omdat deze overgang duidt op een aantal ideeën dat ik wil blootleggen, een andere manier van denken over de machine. Aan de ene kant maakt dit woord het mogelijk om tegelijkertijd naar twee verschillende elementen in de tentoonstelling te verwijzen: het gaat over mechanismen in de mechanische zin, zoals objecten, stukken gereedschap. En dan zijn er mechanismen in de systeemzin, zoals administratieve mechanismen, bedieningsstandaarden, parameters of protocollen. Ten tweede vond ik het woord nuttig omdat de meeste mensen die een tentoonstelling over machines binnenlopen een heleboel rondtollende, kinetische sculpturen verwachten. Door deze juist niet te tonen, wilde ik een gesprek beginnen over het feit dat machines tegenwoordig niet zo inzichtelijk zijn en geen aan-en-uitknop hebben. “Mechanismes” wijst erop dat machines nu veel vaker infrastructureel van aard zijn en je ze niet eenvoudig kunt uitschakelen als je ze beu bent.’
Voor een show over technologie zijn er weinig objecten die spinnen en zoemen. Die stilte is opzettelijk?
‘Er is een gevoel van onbeweeglijkheid. Het gaat niet zo zeer om het tot stilstand brengen van deze apparaten in de ruimte, maar meer om het feit dat we een punt in de geschiedenis hebben bereikt waarop machines geen beweging nodig hebben om te functioneren. Op dit moment neemt mijn iPhone, die uitgeschakeld lijkt, dit gesprek op en zal waarschijnlijk morgen een advertentie tonen op basis van iets wat we nu zeggen.’
Kunnen kunstenaars ons bewust maken van hoe deze machines of mechanismen werken?
‘In de catalogus van de tentoonstelling heb ik op bijna sociologische wijze geprobeerd de geschiedenis te schetsen van de manieren waarop machines een steeds dominantere rol in ons leven zijn gaan spelen. Niet alleen in ons dagelijkse bestaan, maar ook in onze manier van denken en in onze collectieve overtuigingen. Ik heb willen benadrukken hoe technologie een ideologische ruimte in is gesijpeld en niet meer alleen in een functionele ruimte bestaat. Machines gaan niet langer alleen over maken, over produceren, maar in toenemende mate over het vormgeven van onze overtuigingen en het beheren van onze ideologieën. Ik denk dat technologie een agenda voert met betrekking tot de dingen waarvan het eist dat we erin geloven. En die agenda is niet neutraal. Technologieën moedigen aan, of dwingen af, dat we in bepaalde waarden geloven ten koste van andere. Ik denk dat die waarden een kritische blik verdienen. Zijn meetbaarheid en efficiëntie de ultieme deugden? Is er niets mis met het inrichten van een samenleving op grond van dat soort waarden? Zijn ze belangrijker dan bijvoorbeeld rechtvaardigheid?’
Een belangrijke bron voor de tentoonstelling lijkt The Mantra of Efficiency van Jennifer Karns Alexander te zijn. Je nodigde haar uit om te praten over efficiëntie, als onderdeel van Mechanisms. Wat is de invloed van haar boek?
‘Efficiëntie is een belangrijk onderwerp. De stad San Francisco vormt een aanleiding voor de tentoonstelling. Technologie speelt er een enorm dominante rol. Je ziet het op elk billboard en het maakt deel uit van elk gesprek. Veel van de internationale tentoonstellingen die ik over dit onderwerp zag, hadden de neiging om, hoewel technologie niet gevierd werd, toch aan de logica van flexibiliteit, immaterialiteit en liquiditeit vast te houden. Het idee dat de toekomst vloeibaar is, dat alles oneindig aanpasbaar is en dat dit “zo veel potentie heeft”. Dat komt overeen met hoe de mensen in San Francisco spreken. En diezelfde mensen maken dat vrienden van mij hun appartementen verliezen. [In San Francisco hebben de opkomst van de startupcultuur en de miljoenen aan durfkapitaalinvesteringen geleid tot astronomische huizenprijzen, waardoor weinig mensen van buiten de technologische sector zich de stad nog kunnen veroorloven, EM] Ik kan dat moeilijk accepteren.’
Dus wilde je je verzetten tegen het idee dat we alles met technologie kunnen en niets te vrezen hebben van de machine? Alsof het geen sporen nalaat, geen gevolgen kent.
‘Ja, we lopen ermee weg omdat het oppervlakkig, permanent aanpasbaar, flexibel en dun kan zijn. Ik wil verder kijken dan naar wat technologie ons biedt, niet alleen naar hoezeer machines ons leven gemakkelijker maken, maar in plaats daarvan een diepe vraag stellen: in welke waarden wil technologie ons doen laten geloven? Als je een investeerder bent en iemand komt naar je toe en zegt: “Ik heb een nieuw idee, het heet Uber en je kunt er dit en dat mee.” Wat maakt dat die investeerder dan zegt: “Wow, dat is een goed idee. Ik geef je een miljoen dollar.” Om ervoor te zorgen dat iemand Uber een goed idee vindt, moet die persoon eerst in bepaalde waarden geloven. Ik wilde uitvinden wat die waarden zijn, wat maakt dat iedereen het goed vindt. Dat bracht me op het spoor van de oorsprong van efficiëntie. Het boek van Alexander begint op deze manier. Ze legt uit dat we ons op dit moment in een technologische orthodoxie bevinden. We zijn als samenleving tot een consensus gekomen dat efficiëntie een goede zaak is. Vervolgens vraagt Alexander hoe we hier zijn beland. Dit idee is namelijk niet altijd een gegeven geweest voor de mensheid. Het heeft een geschiedenis. Wat heeft ertoe geleid dat we het er allemaal over eens zijn dat efficiëntie een goede zaak is?’
Op welke manieren verzetten kunstenaars in Mechanisms zich tegen deze orthodoxie?
‘Een voorbeeld is het werk Disgorgement van Cameron Rowland, een functionerend financieel middel. Een mechanisme dat niet kapot of doelloos is. Het schaft voor 10 duizend dollar aan aandelen in de verzekeringsmaatschappij Aetna aan, een bedrijf dat historische winsten maakte met het verzekeren van slaven voor slaveneigenaren, en stelt dat het geld slechts beschikbaar kan worden als het Amerikaanse Congres een wet aanneemt die de regering zal verplichten om uit te zoeken hoe herstelbetalingen verdeeld kunnen worden onder de nakomelingen van slaven. Als deze wetgeving er niet komt, dan zal dit fonds in vijftig of honderd jaar miljoenen dollars waard zijn; geld dat ligt te wachten om gedistribueerd te worden in de vorm van herstelbetalingen. De enige reden dat dit misschien wel nooit zal gebeuren, is vanwege bepaalde ideologische overwegingen van de overheid. Je hebt hier dus een functionerend mechanisme, een middel dat geld verdient op de markt, de waarde van de Aetna-aandelen is in anderhalf jaar al gegroeid met dertig à veertig procent, maar dit mechanisme is per definitie zo opgezet dat de kans dat het zijn beoogde resultaat oplevert klein is. Het doet slechts één ding efficiënt: het onderstreept hoe racisme een rol speelt binnen de overheid.’
Er zijn ook een aantal zware, lompe objecten en ouderwetse apparaten in de show. De antieke berenvallen van Danh Vo, het werk van Gary Neill Kennedy waarvoor hij een typemachine uit de jaren tachtig gebruikt, Richard Hamiltons maaiwerktuigen. Was het belangrijk om terug te gaan naar die ouderwetse apparaten?
‘Daar zitten twee kanten aan. Aan de ene kant is dit een onderwerp met diepe historische wortels. We kunnen niet doen alsof het opeens gaat om een stel rondrennende jongeren die dingen maken en pas nu nadenken over wat technologie betekent. De verhouding van de mens tot de machine heeft een geschiedenis; het is een verhaal waarin de fysieke vorm een rol speelt, in plaats van schermen en platte beelden. Ik kon dit verhaal niet in zijn geheel vertellen, maar ik wilde er wel naar verwijzen. Aan de andere kant gaat het ook over de manier waarop de technologische industrie viert hoe dun en gewichtloos alles kan zijn. Ik denk dat kunst dat kan betwisten. Niet alleen conceptueel, maar ook materieel door de dingen weer “dik” te maken. Door zand in de motoren te gooien en daarmee al die perfect en efficiënt draaiende machines weer zichtbaar te maken. Laten we wat problemen veroorzaken in die radertjes. Het gaat ook om het tastbaar maken in materiële zin: laten we tonen dat de circulatie van lucht, zo gewichtloos als die mag zijn, alleen mogelijk is via aluminium luchtkokers die vanuit het plafond naar beneden kunnen komen kletteren, zoals het werk van Charlotte Posenske. Je botst ertegenaan, het wordt een obstakel in plaats van een efficiënt verborgen stuk apparatuur in het plafond.’
Mechanisms heeft als duidelijk doel om de huidige waarden van de machine te bekritiseren. Denk je dat kunstenaars ook nieuwe waarden voor machines kunnen suggereren?
‘Ik denk niet dat kunst daarover gaat. Kunst gaat niet over het vinden van oplossingen, maar wel over het ingewikkelder maken van zaken. Mechanisms probeert te compliceren hoe we woorden zoals “machine”, “apparaat”, “infrastructuur”, “parameters” en “protocollen“ interpreteren. Als we werkelijk veronderstellen dat de wereld beter is als ze efficiënter, dunner, lichter, flexibeler en meetbaarder is, als dat echt de waarden zijn die we als samenleving willen nastreven, dan wil ik tonen dat die waarden specifiek zijn. Er zijn andere waarden die niet passen binnen het ideologische kader dat onze omarming van technologie toestaat. Maar ik wil niet dat deze tentoonstelling die andere waarden waar je in moet geloven opdringt. En ik wil ook niet zeggen dat technologie de vijand is. Ik denk dat dat een nostalgische positie is die je realistisch gezien nooit echt kunt innemen. We kunnen niet opeens zonder technologie verder of proberen terug te keren naar een tijd waarin het allemaal nog niet bestond. Dat punt zijn we gepasseerd.’
In je essay zeg je dat een belangrijke voorloper van Mechanisms de tentoonstelling van Pontus Hultén uit 1969 in het MoMA was, The Machine as Seen at the End of the Mechanical Age, maar dat Hultén geen aandacht schonk aan de duistere kant van de machine, juist ten tijde van de Vietnamoorlog. Hoe vermijd je in Mechanisms deze valkuil?
‘Dat is waar de dierenvallen van Danh Vo toe dienen. Ik wilde erop wijzen dat de geschiedenis van onze technologie vaak gaat om efficiëntere manieren van doden. Ik vond het belangrijk om een moment in de tentoonstelling te creëren waarop je een kamer binnenloopt en op een heel fysieke wijze geconfronteerd wordt met deze onverhulde, rauwe moordapparaten. Ik wilde de bewapening van technologie tonen, maar dit vervolgens in balans brengen met Jay de Feo’s prachtige tekeningen van een tapedispenser.’
Dit is niet voor het eerst dat je in je werk kritisch kijkt naar een te doelgerichte omgang met kunst. Kun je iets vertellen over projecten uit je verleden die doorspelen in Mechanisms?
‘De laatste grote groepstentoonstelling die ik organiseerde was in 2009 in het Contemporary Art Museum in Saint Louis, For the Blind Man in the Dark Room Looking for the Black Cat That Isn’t There. Daarin gebruikte ik niet het woord inefficiëntie, maar wel de termen “productiviteit” en “verwarring”. Hoe je “niet begrijpen” tot een productieve drijfkracht kan maken en tot een plezierige ervaring. Dat is tot op zekere hoogte hetzelfde idee als ik in Mechanisms uitwerk. Hoe zorg je ervoor dat kunst niet op een barometer tussen begrepen of niet begrepen hoeft te functioneren, of in dit geval efficiënt of niet efficiënt. De omweg is gecompliceerder, kost meer tijd, maar het leven zit hem juist in die omwegen. Daarom lijkt kunst mij een nuttig hulpmiddel om over deze kwesties na te denken. Ik denk dat kunst uiteindelijk buitengewoon inefficiënt is als communicatiemiddel. Kunst voldoet niet aan de notie van efficiëntie, maar wordt toch als zeer waardevol beschouwd. Het lijkt me dat, als je een poging wilt doen om de cultus van de efficiëntie te compliceren, kunst daar wellicht het perfecte middel voor is.’
Eva Mak
is kunsthistorica en schrijver
Other Mechanisms
Secession, Wenen
29.06.2018 t/m 02.09.2018
Anthony Huberman
Anthony Huberman is directeur en hoofdcurator van CCA Wattis Institute. Hij was oprichter van The Artist’s Institute in New York, waaraan hij ook de eerste jaren leiding gaf. Daarvoor werkte hij als hoofdcurator hedendaagse kunst in het Contemporary Art Museum in Saint Louis en als curator in het Palais de Tokyo in Parijs en het SculptureCenter in New York. Hij was ook hoofd ‘Education and Public Programs’ bij MoMA PS1 in New York, waar hij het WPS1, het radiostation van het museum, initieerde. Huberman maakte tal van tentoonstellingen, met onder anderen Henrik Olesen, Laura Owens, Sam Lewitt, Jos de Gruyter & Harald Thys, Lutz Bacher, Gedi Sibony en Richard Artschwager. In Nederland is hij vooral bekend als samensteller van de tentoonstelling For the blind man in the dark room looking for the black cat that isn’t there, die te zien was in De Appel in Amsterdam. Zijn boek Today We Should Be Thinking About is in 2016 gepubliceerd door Koenig Books.
Eva Mak
kunsthistoricus, Amsterdam, Londen, San Francisco