Kunstenaars’ kunstenaars
Kunstenaars’ kunstenaars:
de nieuwe Frankenstein?
De kunstenaars kunstenaar, een voorheen onbekende kunstenaar die wordt aangedragen door collega-kunstenaars, is populairder dan ooit. Voortdurend duikt hij op in tentoonstellingen, als het onbevlekte artistieke ijkpunt in een door troebele commerciële motieven vervuild artistiek debat. Is het gezag dat hem verleend wordt wel terecht?
Waargebeurd: een kunstenaar stelde aan een museumdirecteur voor als onderdeel van haar tentoonstelling een performance te doen die gratis toegankelijk zou moeten zijn. Dit bleek makkelijker gezegd dan gedaan. Het museum had de kaartverkoop uitbesteed aan een derde partij, aan wie zij alle ‘gratis kaartjes’ moest terugbetalen. De kosten zouden uit het budget voor de performance moeten worden betaald, wat betekende dat er als het budget op was geen gratis kaarten meer zouden kunnen worden vrijgegeven. De kunstenaar besloot een korte verklaring te schrijven voor eventuele pechvogels. De directeur was echter om de een of andere reden beledigd door het taalgebruik in de verklaring, en in plaats van gezamenlijk naar een oplossing te zoeken, besloot hij een eigen verklaring op te stellen. Hij noemde de kunstenaar ondankbaar voor het feit dat het museum ‘het risico aanging’ om met ‘levende kunstenaars’ te werken. Uiteindelijk werd de gehele woordenwisseling beëindigd en nooit publiek gemaakt.
Er schuilt iets sinisters in het feit dat de directeur beweert dat het zo moedig is om met een ‘levende kunstenaar’ te werken – zeker gezien het museum (ik noem met opzet geen naam) als taak heeft jonge kunst te verzamelen. Uitvergroot zou de uitspraak betekenen dat in de perfecte wereld van deze museumdirecteur alle kunstenaars dode kunstenaars zouden moeten zijn, de stem van de kunstenaar zou verstommen en het ‘risico’ van een patstelling zou worden vermeden. Ik overdrijf uiteraard, om aan te geven dat het geen populaire houding zou zijn, en dat er naar een oplossing moet worden gezocht.
Tenzij een directeur een gigantische persoonlijkheid heeft, valt een tentoonstelling op basis van puur subjectieve argumentatie moeilijk te verkopen, enkel omdat hij of zij iets goed vindt. Meestal wordt het belang van het tentoonstellen van een bepaalde kunstenaar aangeduid met woorden als ‘aanstormend talent’, ‘primeur’, ‘retrospectief’, om zo de positie van de kunstenaar te benoemen, en de tentoonstelling te verantwoorden. Dergelijke – vaak modieuze – maatstaven, zijn moeilijk toe te passen op kunstenaars die niet meer werken, of onvoldoende erkenning hebben gehad – tenzij ze als ‘herontdekking’ kunnen worden gezien. Daar zit ‘m de kneep.
Om herontdekt te worden, moet een kunstenaar eerst veronachtzaamd of vergeten zijn. Net als bij gentrification, kan een eerdere desinvestering later alsnog verzilverd worden. Deze gang van zaken is vaak te zien bij het haast esoterische type van de ‘kunstenaars kunstenaar’, een kunstenaar die slechts interessant gevonden wordt door een paar gelijkgestemde kunstenaars of betrokkenen. Hoewel hun betekenis enorm kan zijn, zullen wij ons hier beperken tot de vraag waarom sommige ingewijden uitgroeien tot kruisvaarders. Om die vraag te beantwoorden loont het te kijken naar een ander, gelijksoortig type x’s x, dat van de ‘soldaten soldaat’.
Sla een willekeurige krant open en je zult zien dat niet alles in de wereld eerlijk is verdeeld – en dat velen de oorzaak hiervan pogen te duidden. Dat gebeurt met al even ondoorzichtige maatstaven als die waarlangs het succes van de kunstenaar wordt gemeten. Neem de oorlog in Irak. De mythische (inmiddels gepensioneerde) Amerikaanse generaal Jack Keane is een ware ‘soldaten soldaat’. Hij wordt doorgaans beschreven als een man met vooruitziende blik, zoals die alleen bestaat bij iemand met praktijkervaring. Maar op het moment dat zijn advies niet strookte met het beleid –hij stelde dat alle plannen voor de invasie ontoereikend waren en dus gedoemd te mislukken – woog zijn expertise ineens minder zwaar. Zijn troepenopbouw om de gemaakte fouten bij de invasie te herstellen werd in de eerste instantie gezien als een succes, maar dat bleek net als de slogan mission accomplished voorbarig. Zeven jaar later is Irak een grotere puinhoop dan ooit. Toch worden de tactiek en de destructieve nasleep ervan – en daarmee ook generaal Keane – niet gepresenteerd als de oorzaak van de huidige problemen. Het zijn bemoeizuchtige anderen die de ware expert in de weg staan.
Hoewel ik niet geloof in dergelijke kant-en-klare categoriseringen, wordt het ideaalbeeld van de ‘soldaten soldaat’ momenteel gebruikt om een zekere elite te onderscheiden en te beschermen. Het zijspoor mag wat vergezocht lijken, het toont wel hoe een technocratische retoriek kan worden gebruikt om politieke voordelen te behalen.
Om terug te keren naar de kunst: de stijlfiguur van de ‘kunstenaars kunstenaar’ is alomtegenwoordig in grote groepstentoonstellingen, terwijl veel curatoren niet eens uitvoerend kunstenaar zijn. Het tonen van een kunstenaars kunstenaar fungeert veelal als bewijsstuk voor het ‘op de hoogte zijn’ van de curator. Hoewel dit onschuldig lijkt, kan dit spektakel in de context van ons tijdperk van alleen-op-uitnodiging exclusiviteit een voorbode zijn van een verder reikende vorm van vriendjespolitiek. De curator die binnendringt in de incrowd van kunstenaars kunstenaars maakt nieuwe coalities mogelijk… en er is meer.
De vraag is: moet de kunstenaars kunstenaar eenzelfde behandeling krijgen als de soldaten soldaat, die zich gedwongen zag orders op te volgen terwijl hij eigenlijk een ‘bewezen’ militaire doctrine had moeten opvolgen waarover hij de voogdij had? Het is aantrekkelijk te stellen dat alleen andere kunstenaars pure esthetische waarde kunnen inschatten, onafhankelijk van de markt, politiek of pogingen de geschiedenis te herschrijven. Een curator of directeur zal nooit zeggen dat een galeriehouder een x aantal kunstenaars aan hem introduceerde, noch spreekt hij als buikspreker via een vergeten of dode kunstenaar – doorgaans met erfgenamen die zo hun belangen hebben. Negeer dus dat bij de afgelopen dOCUMENTA zoveel kunstenaars van Marian Goodman meededen of, een Nederlands voorbeeld, dat Rudi Fuchs veel werkte met kunstenaars uit de stal van Michael Werner.
Een grondiger studie van de beweegredenen van curatoren zou uitwijzen dat zij niet goed genoeg kijken naar de sociale omstandigheden die ervoor zorgen dat een kunstenaar in of uit de mode raakt. Critici zouden zich moeten afvragen wat er bij de nieuwe legendarische kunstenaars precies op het spel staat en voor wie? Het is vaak niet zozeer van belang wie het is; de redenen waarom kunstenaar x kunstenaar y voordraagt zijn vaak formeel en politiek. Al zullen weinig curatoren toegeven dat hun keuze subjectief is, het geeft toch de nodige nuance om te vragen: wie zei dat kunstenaar x spreekt voor alle kunst? En, wat betekent kunst überhaupt voor kunstenaar x? Als uitvloeisel daarvan, zou de curator ook gevraagd moeten worden waarom hij ervoor gekozen heeft naar de kunstenaar die zegt dat dat ‘waar’ is te luisteren? Om de kwestie uit het begin aan te halen: gratis entree is zeldzaam… maar het loont de moeite om uit te vinden hoe je binnenkomt.
Adam Kleinman is criticus, en redacteur van Witte de With Journal
Adam Kleinman