metropolis m

Marcel Wanders
Stedelijk Museum Amsterdam

Het Stedelijk Museum Amsterdam (SMA) opende vrijdag 31 januari de deuren voor een visueel spektakel dat veel weg had van een Miljonairs Fair. Veel goud en barokke decoraties en veel gigantisch opgeblazen alledaagse voorwerpen. Tussen de honderden luxe voorwerpen en meubelen op sokkels figureerden levende vrouwen als lampen, met een lampenkap om hun hoofd. Wie de betekenis van dit alles ontging kon zijn toevlucht nemen tot diepzinnig bedoelde flarden tekst op de muren. Vraag Marcel Wanders om zijn oeuvre te presenteren en je krijgt de glitter en glamour die niet alleen kenmerkend is voor het jaarlijkse evenement voor de nouveau riche, maar ook kenmerkend voor de luxe hotelinrichtingen waarmee hij naam maakte. De flamboyante Wanders bezit zakeninstinct, ijzersterke marketingkwaliteiten, en de flair om groots uit te pakken – talenten die veel Nederlandse collega’s node missen. Door slim gebruik te maken van die talenten sleepte hij lucratieve opdrachten binnen, met name in het rijke Dubai, bouwde een stevig zakenimperium op, en wist zijn naam te transformeren tot succesvol merk. De laatste loot aan de stam van zijn succes – de felbegeerde erkenning door de culturele elite en serieuze media – had Wanders goed voorbereid en geënsceneerd. Zo ondersteunt hij sinds 2012 het SMA met substantiële donaties, en organiseerde hij bij de opening zijn eigen mystificatie door te zorgen voor de cameraploegen en interviewers die aan een lijstje zorgvuldig uitgekozen gasten lovende woorden ontlokten. De spectaculaire opening trok veel publiek en dat zal in de komende maanden ongetwijfeld doorzetten wanneer het gewone volk zich kan vergapen aan de luxegoederen en gadgets van de merken Marcel Wanders en Moooi. Eind 2014 kan het museum dan aan de pers melden dat dit een van de best bezochte tentoonstellingen was.

Wanders bezit tal van kwaliteiten, maar betekenen zijn ontwerpen zoveel voor de wereld dat zij een oeuvretentoonstelling verdienen binnen een culturele instelling van deze statuur? Een enkel product is comfortabel, en een enkel vroeg ontwerp getuigt van een technisch innovatieve techniek. Maar een vernieuwer is hij moeilijk te noemen. Hij behoort bijvoorbeeld niet tot de ontwerpers die het vakgebied onder een kritische loep leggen, noch tot de ontwerpers die innovatieve kruisbestuivingen creëren tussen ambachtelijke vervaardiging en industriële massaproductie. Hij behoort ook niet tot de ontwerpers die hun verantwoordelijkheid nemen in de productieketen en de desastreuze gevolgen van consumentisme pareren met betere productiemethodes en duurzamer afvalverwerking. Noch behoort hij tot de groep die door middel van multidisciplinaire samenwerking nieuwe horizonten voor design opent. Wat is dan zijn kracht? Schuilt die in het slechten van de grenzen tussen beeldende kunst en design, een museum waardig?

Wellicht is het goed Wanders’ expositie te vergelijken met de tentoonstelling Ushering in Banality die in 1988 plaatsvond in hetzelfde SMA, destijds geleid door Wim Beeren. De kunstenaar, Jeff Koons, had sterk uitvergrote replica’s gemaakt van decoratieve porseleinen beeldjes, hetgeen binnen de kunstwereld leidde tot heftige en interessante discussies. Al snel sloeg de verontwaardiging om in bewondering. Binnen een museale context had Koons immers op geniale wijze actuele vragen opgeworpen over de relatie tussen kunst en commerciële voorwerpen, een novum in die tijd. Ogenschijnlijk doet Wanders vijfentwintig jaar later iets soortgelijks. Ook hij blaast triviale objecten op tot grote proporties, zet ze op een sokkel, en doet daarmee een poging ze te verheffen tot beeldende kunst. Los van de vraag of een soortgelijke strategie zoveel jaar later nog nieuwe inzichten oplevert, zijn er ook cruciale verschillen. Zo maakte Wanders geen uitvergrotingen van bestaande objecten, maar van eigen ontwerpen. Terwijl Koons’ sculpturen tal van verwijzingen in zich dragen verwijzen de beelden van Wanders enkel naar zichzelf. Dat geldt ook voor de reguliere producten uit zijn showroom, die hij simpelweg verplaatste naar het museum. Diepere betekenissen ontbreken. Zowel in zijn eigen winkel als in het museum zijn de theatrale settings, levende lampen, en de barok gedecoreerde producten wat ze zijn: kitsch én gebruiksvoorwerp zonder al te veel betekenis, geliefd in veel kringen en dus geleverd door de ontwerper met het grote zakelijke talent. De enige vraag die zij oproepen is de vraag waarom dit museum ze presenteert.

Voor een tijdsgewricht waarin populisme een onstuitbare opmars maakt en grote bezoekersaantallen steeds meer het beleid (moeten) bepalen van culturele instellingen, is de overweldigende belangstelling voor Wanders’ expositie misschien een succes te noemen. Maar hij maakt op pijnlijke wijze ook iets anders duidelijk: het Stedelijk Museum Amsterdam mist een directeur die richting geeft aan het verzamel- en presentatiebeleid van dit belangrijke instituut, een directeur die onzinnige plannen tijdig terugfluit en de curator kan wijzen op geschikter locaties voor dit soort design experiences.

Die directeur is er (nog) niet, en in de afgelopen jaren moest het museum het doen met meerder directeuren die zich niet erg bekommerden om het verzamelbeleid op het gebied van design. Bij de heropening van het museum bleek dat er weliswaar meer ruimte was vrijgemaakt voor de designcollectie, maar dat de ooit fameuze collectie die ruime opzet nauwelijks waar kan maken. De verzameling hangt aaneen van persoonlijke willekeur en gevoeligheid voor de waan van de dag. Binnen deze context kon het gebeuren dat commercieel succes werd verward met cultureel belang.

Design gaat over smaak, en over smaak valt niet te twisten. Maar een museum gaat niet over smaak, die nu eenmaal vluchtig en particulier is. Dat het museum zich liet lenen voor de marketingstrategie van een succesvol merk is vreemd. Zoals de hele publiciteit rondom Wanders, die gespeend was van elke vorm van kritiek, bevreemding oproept. De wervende perstekst werd klakkeloos overgenomen en de ontwerper werd ongemoeid gelaten toen hij critici van zijn werk wegzette als zure modernisten, designfundamentalisten, die geen oog hebben voor innovatie. Opgeblazen pretenties roepen om kritische vragen. Waarom vroeg niemand wat er dan zo vernieuwend is aan de iPhone Milestone app, of welke verbetering het gadget lamp/speaker oplevert voor het beluisteren van muziek? Waarom vroeg niemand waarom monumentaal opgeblazen objecten en glimmende meubels enig belang zouden hebben voor de huidige wereld? Vrijwel niemand had de moeite genomen het onderwerp goed te onderzoeken. Design is vaak van een bijna ondraaglijke lichtheid, niet in de laatste plaats omdat de commercie er zo’n sterke greep op heeft. Zou diezelfde lichtheid zelfs bij de serieuze pers de drang wegnemen dieper te speuren naar het verschil tussen schijn en werkelijkheid? Verklaart dat ook waarom het vakgebied zo weinig theoretici en critici kent? Vrijwel alle media wisten bijvoorbeeld te melden dat Wanders’ oeuvre onderdeel is van de prestigieuze designcollectie van het MoMA in New York (Museum of Modern Art). Terwijl simpele navraag had geleerd dat slechts een enkel vroeg werk, Knotted Chair uit 1996, tot de verzameling behoort. Het is destijds geschonken aan het museum en er is sindsdien nooit meer iets verworven van het merk Wanders.

In het televisieprogramma Nieuwsuur werd Wanders een van de vijf belangrijkste internationale ontwerpers genoemd, maar de informatie was accurater geweest als was gezegd: Wanders behoort tot de vijf best verkopende ontwerpers in de wereld.

Louise Schouwenberg is criticus en geeft leiding aan twee masteropleidingen Design aan de Design Academy Eindhoven en Fine Art / Design aan het Sandberg Instituut Amsterdam

Louise Schouwenberg

is hoofd van de masteropleiding Contextual Design (MDes) van Design Academy Eindhoven, en hoofd van de nieuwe masteropleiding Material Utopias (MFA) van het Sandberg Instituut Amsterdam.

Recente artikelen