metropolis m

Mr. DOB meets Mr. Darwin
Geschilderde natuurbeelden

De natuur als één groot special effect. De tentoonstelling Twisted. Urban and visionary landscapes in contemporary art, aangekondigd als een expositie over hedendaagse landschapsschilderkunst, liet zien hoe kunstenaars in het huidige informatietijdperk naar natuur kijken.

Planten en bloemen glanzen en glimmen als suikerviooltjes op een mierzoete bruidstaart. Viooltjes, orchideeën, klaprozen, gerbera’s, irissen, in alle kleuren van de regenboog, topzwaar hangend op ongemakkelijk langgerekte, harige stelen. Een enkele onwerkelijk mooie vogel of een meertje met zwanen en in de verte het gloren van atmosferische landschappen met bergen, watervallen en zonsondergangen. Als een uitzondering op de regel, nog net zichtbaar, de ijle figuren van een mensenpaar of eenzame denker à la Rodin. Ondanks de panoramische doorkijkjes, onmetelijke vergezichten en dito formaten, ademt alles de sfeer van een idyllische hortus conclusus. Een reusachtig middeleeuws getijdenboek, zo fijn, precies en paradijselijk zien de landschappen van de Amerikaanse L.C. Armstrong er op het eerste gezicht uit. Arcadië ten voeten uit, een hemelse liaison tussen mens en natuur zoals op het Lam Gods van Jan van Eyck.

Maar dan dringt zich langzaam maar zeker een minder zaligmakende gedachte op. De zelfverzekerdheid die de mens bij de oude Van Eyck uitstraalt, wordt verdreven door een gevoel van het einde der tijden dat onder de levendige landschappelijke taferelen van Pieter Breughel broeit. Als een tijdbom tikt het al het bucolische uit de schilderijen van L.C. Armstrong weg. De afgebrande ontstekingslonten die de stelen van haar bloemenpracht volgens de bijschriften blijken te zijn, maken het landschappen bezwangerd van menselijke vernietigingskracht. Opeens worden ook de weinige mensen die haar Arcadië bevolken, schimmen van wat ooit de menselijke soort moet zijn geweest. Pardoes sta je oog in oog met de voorbode van een uit de hand gelopen experiment.

Geëngageerd

L.C. Armstrong was een van de twaalf deelnemers aan de veelbesproken tentoonstelling Twisted. Urban and visionary landscapes in contemporary art. Excellerend in de esthetica van de schilderkunstige schone schijn, werden hier in het voetspoor van de eeuwenoude landschapsschilderkunsttraditie, duidelijke uitspraken gedaan over de verhouding tussen mens, cultuur en natuur. Soms direct zoals L.C. Armstrong en Paul Morrisson met zijn sjabloonachtige zwart-wit voorstellingen van natuurlijke motieven. Soms zijdelings, zoals de Engelse colorist Peter Doig wiens grote figuratieve, nogal verstilde doeken, samengesteld uit diverse kunsthistorische referenties, er geen twijfel over laten bestaan we een respectvolle relatie met het landschap onderhouden. Zelfs de volledige afwezigheid van organisch leven, werd in de samenhang van de tentoonstelling een bewering over wat wij heden ten dage onder natuur verstaan. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de keiharde quasi-abstracte doeken met mozaïekpatronen van spiegelende, glazen kantoorkolossen van de Amerikaanse Sarah Morris en de direct aan cyberspace ontsproten schilderkunst van Chris Finley. Niks geen bloemen of planten, zelfs niet in de meest geplastificeerde vorm, maar het leven als een symbiose van commercie, media, en virtual reality.

De samenstellers van de tentoonstelling, Jaap Guldemond en Marente Bloemheuvel, hadden het makkelijk bij zomaar een museale presentatie van hedendaagse schilderkunst kunnen laten. Dat alleen al was in het huidige Nederlandse kunstklimaat een noviteit geweest. Terwijl er in het buitenland nog wel eens een poging wordt gewaagd om de schilderkunstige stand van zaken zonder legitimeringdrift onder de loep te nemen (bijvoorbeeld Colour Me Blind! Painting in the age of computer games and comics afgelopen lente en zomer in Stuttgart en Dundee), beperken de grote musea hier zich doorgaans tot eenmanspresentaties van al dan niet doorgewinterde arrivés. Zo blijft het modderen met de waardering van schilderkunst. Alleen daarom al was het overzicht in Eindhoven met zeventig schilderijen van twaalf kunstenaars die in Groot-Brittannië, Japan en de Verenigde Staten werken, een geweldig initiatief.

Dat de tentoonstelling een schot in de roos was, lag echter vooral aan de combinatie van hedendaagse schilderkunst en een bijna ouderwets soort ideologische thematiek. Geschilderde landschappen, uit welke tijd of van welke aard dan ook, laten zich bij uitstek lezen als legenda van een bepaalde cultuur, van hoe mensen met natuur omgaan. En dan bevind je je vrijwel meteen in het gebied van de grote onderwerpen met al hun onderliggende filosofische, sociale en economische systemen. In een tijd dat de kunstwereld zich blindstaart op het kleine, vergankelijke van de onbemiddelde alledaagse ervaring, en de afwezigheid van grote verhalen sowieso geaccepteerd lijkt, is een dergelijke benadering een meer dan gedurfde zet. Zonder dat er ook maar één real life gebeurtenis of persoonlijk contact aan te pas kwam, werd in het Van Abbemuseum na lange tijd weer eens duidelijk hoe groot het potentieel aan engagement van simpele verf, penselen en doek kan zijn. Zelfs, of misschien juist in het digitale tijdperk waar iedereen zijn eigen natuur in elkaar kan knutselen en geld, technologie, politiek en consumptie bepalen wat zij is. De traditie van de schilderkunst toont immers dat je er alles mee kunt uitbeelden. Het medium kan zich in dat opzicht moeiteloos meten met de computer en doet er bepaald niet voor onder als het erom gaat de natuurwaarden in de westerse geïndustrialiseerde wereld van de eenentwintigste eeuw te formuleren. Schilderijen als oude vertrouwde vensters op de wereld met een ongemene actualiteit? Wie had dat ooit gedacht!

True nature

Wat de pervers mooie landschappen van L.C. Armstrong zo aangrijpend maakt, is de onoverbrugbare afstand van een synthetische natuur in silico. Niets lijkt nog uit koolstof te bestaan. Nergens een spoor van een schilderende hand. Nergens een aanduiding van de oorsprong van de mysterieuze lichtval. Alles frontaal, vacuüm getrokken achter een keiharde laag vernis, zonder de humanistische diepte van een historisch perspectief. Zo ongeveer moet de hel van de gekloonde mens eruitzien die zich tot in het oneindige, identiek aan het evenbeeld van zijn voorganger reproduceert. Plaatjes uit een artificial life programma lijken het, met natuurschoon waarin elk wezentje een emblematische kwaliteit heeft, volledig op zichzelf staat. Een natuur als in een aquarium, een prachtig schouwspel van achter glas gedijend leven waaraan wij zelf uiteindelijk geen deelhebben. Dat maakt de verre van drammerig gebrachte boodschap van deze landschappen zo huiveringwekkend. Ze maken je gek van verlangen naar een tijd waarin natuur nog gewoon een handvol aarde was die je tussen je vingers door liet stromen.

Natuurlijk is die handvol aarde er nog steeds, zelfs rondom de wieg van de artificialiteit aan de Amerikaanse Westcoast waar Fred Tomaselli vandaan komt. Uit zijn eigen woorden blijkt echter direct hoe ingrijpend de perceptie van die handvol aarde de afgelopen decennia veranderd is: ‘Ik ben zo dicht bij Disneyland opgegroeid, dat ik bij wijze van spreken Peter Pan door de lucht kon zien vliegen. Die totale onderdompeling in de artificialiteit van de themaparkwereld maakt zo’n normaal deel van mijn dagelijks leven uit dat, toen ik voor het eerst een echte waterval zag, ik nauwelijks kon geloven dat er geen loodgieter of elektricien aan te pas was gekomen.’ Tomaselli schildert belachelijk perfecte decoratieve patronen van plant- en vogelmotieven. Grote psychedelische borduurlappen waarop de strijd tussen natuur en vooruitgang zo plat als een dubbeltje, maar vol minuscuul weergegeven dubbelzinnigheden (het Waldenhuisje van H.D. Thoreau, een nederzetting van de Shakers en de woestijnhut van Charles Manson) in kaart wordt gebracht. Candy’s for the eye, noemt Tomasseli ze. Het is niet alleen een verwijzing naar de natuurlijke en synthetische drugs die hij aan de verf heeft gehecht, maar ook een uitspraak over een cultuur waarin natuur geen enkel eigen bestaansrecht meer heeft.

Dat begon al lang voor Disneyland, bij de oprichting van Yellowstone Park, symbool bij uitstek voor de Amerikaanse liefde voor de echte natuur, vlak om de hoek bij Tomasselli’s geboortegrond. Al in de oprichtingstatuten uit 1872 werd behoud en bescherming van de natuur direct gekoppeld aan the enjoyment of the people. Disneyland in al zijn varianten is daar de logische consequentie van. Je kunt je dan ook afvragen of de knotsgekke filmische mise-en-scène van de slaapkamer van Michael Jackson op Dexter Dalwoods Neverland werkelijk zo’n weinig authentiek beeld van de natuur geeft. Want wat is echt in dit verband? Ook de flora en fauna van het Greater Yellowstonepark Ecosystem, zoals het natuurpark tegenwoordig heet, bestaat op de keper beschouwd alleen binnen de grenzen van onze eigen wensen en verlangens. Het is de vleesgeworden droom van de diepmenselijke behoefte aan de oerstaat van de wildernis die nog niet door mensenhand aangeraakt is. Met natuur die zijn eigen gang gaat, true nature zoals je die bij wijze van spreken alleen nog in het binnenste van een gletsjer of berg aantreft, heeft het weinig van doen. Dan geeft een kosmologische slaapkamer met fake aarde, lucht, vuur en water eigenlijk net zo’n natuurgetrouw beeld van de natuur.

Natuur als beeld

In de catalogusteksten bij de tentoonstelling wordt meer dan eens het accent gelegd op het ‘fantastische’, ‘hallucinatoire’ en ‘kunstmatige’ karakter van de landschappen die op Twisted bij elkaar waren gezet. De natuur die we hier zien, zou niet zozeer naar de realiteit verwijzen of op observatie van bomen in het bos berusten, als wel de representatie zijn van het geconstrueerde grootstedelijke landschap. In picturaal opzicht zag je inderdaad bij vrijwel alle deelnemers van een hoge mate van stilering, met veel aandacht voor het oppervlak, constructie, compositie en decoratie. De kunstmatigheid daarvan verschilt vandaag de dag echter bar weinig van de complete verstrengeling van natuur en cultuur die we buiten, in het echt, zien. In de zeventiende eeuw kon je dat niet zeggen. De geschilderde landschappen uit die tijd zouden daarom wel eens veel kunstmatiger kunnen zijn dan die uit de eenentwintigste eeuw. Vanuit die optiek bekeken zijn die laatsten zeker niet zo ontrouw aan de natuur als in de catalogus wordt beweerd.

De Blade Runner-romantiek van David Thorpe is ondanks de suggestie van het tegendeel, door en door tweedimensionaal. Vrijwel alles is geknipt en geplakt. Vage utopische noties van het goede eenvoudige leven in de natuur en modernistische dromen van groene steden liggen als bevroren aan het oppervlak. Aangezichten van imposante flatgebouwen die eenzaam als de Monch am Meer van Caspar David Friedrich in de natuur opgaan. De onderdompeling is volkomen. De contouren van met scheermesjes uit papier gesneden kantwerken van bomen, dreigend donkere luchten en wateroppervlakken zijn letterlijk met de architecturale constructie van de omgeving vervlochten. Levensgetrouw naar het natuurbeeld dat in de hoofden van de meesten van ons al heel lang heeft postgevat: dat van de ‘decornatuur’ waarin het groen van de bomen buiten samenvalt met het panoramische bosbehang binnen. Dat is bepaald geen science fiction. Een kleinere papiercollage in onwezenlijke groenen, grijzen en bruinen, heet We are Majestic in Wilderness. De gevolgen van de menselijke overmoed bij het naar zijn hand zetten van de natuurlijke omgeving zijn duidelijk: het biosfeerachtige bouwsel waarvoor een paar piepkleine pioniers staan, is een Ark van Noach waarmee het nooit meer goed komt.

Dan gaat Hans Broek veel waardevrijer te werk. Bij hem bestaat er geen enkel soort hiërarchie tussen natuur, landschap en architectuur. Gestroomlijnd volgens het poldermodel van onderhandelingen en compromissen schuiven natuur en cultuur volledig in elkaar. Ze lijken elkaar te tolereren, strak in het gelid gehouden in de frontale panorama’s van een ijzersterke compositie van vlakken, lijnen en kleuren. Een persoonlijke toets valt nog net te herkennen. Hij is afstandelijk, net als de perspectiefloze ruimte en monochrome luchten. Het zijn bijna filmische stills van het grootstedelijke landschap, opgenomen door de lens van een documentairemaker. Vrijwel niets is gefictionaliseerd. De immens, verlaten grauwgrijs en modderkleurige landschappen met enkele karige stenen, planten en bomen van Michael Raedecker mogen dan wel niet op regelrechte observatie berusten, hun realiteitszin is er beslist niet minder om. Die is gelegen in de hand die borduurt en uit draden van katoen, lurex of wol alsnog iets van een kloppend hart aan een verder postnucleair aardoppervlak geeft. Het is een ontroerend pleidooi voor een toegewijd oogcontact met een natuur die geen natuur meer is, omdat zij alleen nog als beeld bestaat.

Echt en onecht

De natuurbeelden die Twisted te zien gaf, waren soms uitgesproken kritisch, maar allemaal even therapeutisch van aard. In Eindhoven kon je niet alleen genezen van de ziekelijke ambivalentie tegenover de waarachtigheid van de schilderkunst, maar het was ook mogelijk een eerste aanloop nemen de ballast af te schudden van de eeuwenoude tweedeling tussen natuur en cultuur, en in het verlengde daarvan, tussen echt en onecht. Eenmaal buiten kon je opgelucht ademhalen. Eindelijk bevrijd van de onhoudbare illusie dat er een ethisch zwaar beladen verschil zou zijn tussen de authenticiteit van een spar buiten en een gesimuleerd woud uit een animatiefilm. De tijd dat een grizzlybeer nog gewoon een grizzlybeer kon zijn, is in de grootstedelijke wereld van het mondiaal kapitalisme definitief voorbij.

De enorme vanzelfsprekendheid waarmee de duizendpoot Takashi Murakami met de nieuwe kosmologie omgaat, is ontwapenend. Tegen de achtergrond van de thematiek van de tentoonstelling kreeg je zowaar het gevoel dat de nieuwe natuur hier daadwerkelijk werd gevormd. Alweer met een verbluffend vakmanschap en een fabuleus gevoel voor design en timing stralen de bloemetjes je tegemoet als kleurige kinderstickertjes die op het raam zijn geplakt. Dit is Cosmos anno 2000. Uit de talloze avonturen die het zelfbedachte personage van een lachende muis met een reusachtige lachende kop op een piepklein lichaampje beleeft, blijkt maar één ding: deze koddige Mr DOB meets elke dag Mr. Darwin. Het wereldbeeld van Murakami wordt bijeengehouden door een zijn eigen theorie in progress over de waarachtigheid van Super Flatness. De wereld van de super flatness is als siliconen zelf: een stof die nooit in de natuur is aangetroffen, maar toch alleen als samenstelling van synthetische stof en zuurstof bestaat. Daarin schuift de zelfgemaakte natuur in silico van animatiefiguurtjes en manga moeiteloos in de Japanse Nihonga-traditie met haar vrouwen in kimono en boeren op het land, geschilderd met natuurlijke pigmenten op papier. Naar analogie daarvan staat de kunstmatige natuur waaraan Murakami bouwt niet op zichzelf, maar tref je haar steeds aan in combinatie met specifieke historische en culturele vormen van leven en geloof en daaruit voortvloeiende natuuropvattingen.

Natuurlijk moeten de planten en bomen nog geboren worden die bloemen en appels van Murakami en Paul Morrison dragen. Als modellen voor hoe we die appels en bloemen waarnemen, hebben ze echter een verbazingwekkend hoog realiteitsgehalte. Ging je nog niet zolang geleden zelf het bos in om een handvol boleten te bemachtigen, nu doe je dat bij de Albert Heijn. daar ligt de ware bospaddestoel, compleet met eco-keurmerk, elke dag in de schappen. Vandaag de dag is het die delicatesse uit de winkel die de ontmoeting met een bosvrucht op de Holterberg aanstuurt. Niet andersom. Natuur staat in de etalage, het nuttigen ervan en de verlangens waardoor dat aangedreven wordt, bepalen hoe wij haar zien en wat zij uiteindelijk waard is. Daarom zijn de platte Walt Disney natuurbeelden van Morrison en zijn mede-exposanten zo levensecht.

Twisted, Urban and Visionary Lanscapes in Contemporary Painting, Stedelijk Van Abbemuseum, Eindhoven, 23 september – 26 november

Let Geerling

Recente artikelen