metropolis m

Nation
Sterotypen en iconen van het globalisme

Om met de deur in huis te vallen: de tentoonstelling nation is zeer geslaagd. Weliswaar behandelt bijna geen van de tentoongestelde werken het thema van de tentoonstelling, (de rol van de natiestaat in tijden van globalisering), maar dat maakt niet uit. Tussen de werken ontstaat een artistiek discours over de politiek van representatie dat veel verder gaat dan een illustratieve aanpak. Het merendeel van de uitgenodigde kunstenaars onderzoekt de beeldtaal van de populaire visuele cultuur en isoleert daaruit stereotypen, symbolen en iconen die het sociale groepen mogelijk maakt om zich met gemeenschappelijke waarden te identificeren. Het zijn beelden die algemene uitspraken over mensen mogelijk maken. ‘Wij zijn zo, die daar zijn anders’. Clichés dus. De kritiek van de clichés valt gedifferentieerd uit. Ze worden niet rechtstreeks afgewezen, maar geanalyseerd, kunstzinnig getransformeerd of met cynische humor bevestigd. Zonder veralgemenisering begint de politiek niets. Men moet er mee aan de slag. Zo zou men de houding van de meeste hier vertegenwoordigde kunstenaars kunnen samenvatten.

Het is interessant dat zowel de symbolen van de ideologische mainstream als die van de linkse protestcultuur het voorwerp van kritiek worden. Dit blijkt uit het werk van Keith Farquhar en Marc Bijl die de opmaat van de tentoonstelling vormen. In Pitch ‘n ‘ptt (2002) schikt Farquha truien van het merk Pringles, golfclubs en bekkens op een sokkel als was het een cult-altaar. Zo becommentarieert hij ironisch de rechts-conservatieve chic van het Schotse merk waarmee de leden van golfverenigingen en skinheads zich identificeren. Onder de titel La rivoluzione siamo noi (2002) presenteert Blijk een met teer overgoten, levensgrote Lara Croft. Daarachter is de van Beuys geleende slogan ‘La rivoluzione siamo noi’ op de muur gespoten. Bijl ensceneert Lara Croft als het icoon van een generatie voor wie Playstation en de Battle of Seattle gelijkwaardige ankerpunten zijn. Farquhar en Bijl interpreteren politieke houdingen als keuzes van levensstijl, die georiënteerd is op de keuzemogelijkheden van de consumentenmaatschappij. Farquhar drijft daarmee de spot. Bijl lijkt vast te houden aan een utopisch moment. Waarom zou links geen nieuwe mythologie construeren en Lara Croft omvormen tot heldin van de globaliseringskritiek?

Ook andere kunstenaars stellen de vraag naar de mythes en identificatiepunten van links. Josephine Meckseper onderzoek in Die göttliche Linke (2003) de modes van links. Ze presenteert een tapijt met het motief van de Palestijnse hoofddoek, foto’s van vredesdemonstranten in vormloze outdoorkleding en een collage van afbeeldingen van mondaine interieurs en glamourvolle erotische neo-new wave mode. Het eeuwige conflict tussen oorspronkelijk activisme en hedonistische avant-garde, dat links traditioneel splijt, krijgt hier de ruimte naast de vraag welke modieuze symbolen het verzet attractief maken. Wat maakt de revolte sexy? Het werk valt zowel te begrijpen als een analyse van de esthetiek waarmee links zich identificeert en waardoor zij geïdentificeerd wordt, en als oproep om een nieuwe mythologie te ontwerpen die activisme en hedonisme verbindt.

De werken maken duidelijk dat sommige symbolen dragers van identificatie worden omdat van hen een belofte uitgaat (de revolutie zal ons mooi maken). Andere werken verduidelijken daarentegen dat de iconen van de mainstream zo goed functioneren omdat ze aan verwachtingen voldoen. Het zijn clichés waarvan wij houden omdat ze tonen dat de werkelijkheid met onze verwachting overeenkomt. Met cynische humor, die aan Kippenberger of Fassbinder herinnert, pakken Macin Maciejowski en Marko Lulic zulke stereotypen op. Maciejowski’s werk Polska (2000) toont een man in trainingspak. Op de achterkant van zijn rode jack staat POLSKA. De sporter is met de trefzekerheid van een karikaturist afgebeeld. Zijn wijdbeense optreden verraadt de wil tot zelfbewustzijn, zijn afhangende armen geroutineerde wanhoop. ‘Jullie wilden het beeld van een Pool als trotse verliezer? Alsjeblieft. Nu goed?’ Zo zou de houding, die uit Maciejowski’s schilderijen spreekt, omschreven kunnen worden. In zijn installatie Made in Germany (2003) neemt Lulic het cliché van het Duitse Wirtschaftswunder op. Hij behangt een vrijstaande muur met de op posterformaat opgeblazen omslag van het boek Made in Germany uit de jaren zeventig, waarin de auteur Max Mohl de Amerikaanse lezer het succesproduct BRD (West-Duitsland) verklaart. De cover toont een VW-kever, een hoogoven en drie blonde vrouwen op het strand. Lulic toont dat het mogelijk is om zonder problemen met een mengeling van martiale prestatiecultuur en openlijk seksisme de economische vooruitgang van een land aan te prijzen. Hoe cru het beeld ook is, het functioneert omdat het verwachtingen inlost en een belofte formuleert.

Valt een cultuur überhaupt te begrijpen los van het imago dat zij van zichzelf produceert? Deze vraag stelt Shirana Shahbazi met betrekking tot Iran. Haar fotoserie Goftare Nik (2003) toont motieven uit het Iraanse dagelijks leven. De serie toont elementen die overeenkomen met de westerse voorstellingen van de islamitische wereld zoals gesluierde vrouwen en mannen met baard en tulband. Tegelijk zijn foto’s van steden en portretten te zien die niet goed zijn in te delen. Het zijn foto’s van hedendaagse mensen in een moderne stedelijke omgeving. Shabazi maakt zo duidelijk dat stereotypen weliswaar de alledaagse cultuur bepalen maar niet volledig doordringen. Er blijft een rest: de bijzonderheid van individuele levensstijlen en een standaard van internationale moderniteit, die niet opgaat voor exotische oriëntalistische clichés.

Het is interessant om te zien dat de vertegenwoordigde kunstenaars weliswaar meestal een persoonlijke verhouding hebben met de clichés, iconen en symbolen waarmee ze werken, maar dat hun verwerking ervan niet door hun biografie bepaald wordt. Tentoonstellingen die identiteitspolitieke thema’s behandelen, worden de afgelopen jaren juist door een biografische aanpak gekenmerkt: cultuurkritiek vanuit het perspectief van een persoonlijk verhaal. Het werk in de tentoonstelling nation is juist overwegend gebaseerd op specifieke waarnemingen die afzonderlijk behandeld worden. Er worden geen samenvattende verhalen verteld. In plaats daarvan krijgt men detailstudies die samen een panorama vormen van de taal van de politieke symbolen in de actuele beeldcultuur.

Jan Verwoert

Recente artikelen