metropolis m

De voortschrijdende informatisering heft haar tol. In een wereld waar iedereen altijd ‘connected’ is, is er geen buiten, geen distantie, geen overzicht en geen originaliteit. Ook binnen de kunst werkt die totale geïnformeerdheid van alles en iedereen door. Ze moet op zoek naar alternatieve uitwegen om zich te kunnen onderscheiden.

Wat is de keuze voor outsiderkunst anders dan een verlangen naar authenticiteit? Ik vroeg het me af bij de centrale tentoonstelling van Massimiliano Gioni op de Biënnale van Venetië, waar kunst van outsiders nadrukkelijk de aandacht vraagt. Gioni zegt er in de interviews niet heel veel over, spreekt wel over zijn voorkeur voor een zekere promiscuïteit in kringen van kunst en de noodzaak zich open te stellen voor andere beelden dan die de markt dicteert. De outsider wordt voorgesteld als iemand die weet te ontsnappen aan de nivellerende werking van het kunstcircuit en een eigen plek erbuiten heeft ingericht.

Je zou Gioni’s keuze voor outsiders ook kunnen uitleggen als een poging om de gewone kunstenaar zijn credibity terug te geven. Want welke kunstenaar geloof je nog op zijn woord? Zowel kunstenaars als curatoren zijn geoefende marktkramers die alles in het werk stellen om je van iets te overtuigen. Een paar jaar geleden kwam de kunstenaar er trots voor uit je in de maling te nemen door zich in tentoonstellingen openlijk te afficheren als goochelaar, in werk dat je het best kunt beschrijven als een liefdesverklaring voor het spel dat kunst (cq het leven) is. Nog in Kassel bij de documenta van een jaar geleden maakten sommigen er grote sier mee. In Venetië is dat spel de rug toegekeerd, en ligt de nadruk op een ‘buiten’, weg van het spel en zijn regels, in de hoop iets te vinden van een andere orde.

De ironie van de keuze voor de outsider is dat wanneer hij maar vaak genoeg moet aantreden in tentoonstellingen, hij vanzelf een insider wordt. In feite is hij dat al in de kunst. Er zijn talloze kunstenaars en curatoren die hem al jaren voor Gioni hebben omarmd, vermoedelijk vanuit een vergelijkbaar diep verlangen weg te raken van de markt en zijn verstikkende belangen. Denk aan Jim Shaw en Matt Mullican, die ook in Venetië aanwezig zijn, of Jean Dubuffet,van al wat langer geleden. De Franse kunstenaar/intellectueel hield van outsiders omdat ze werk maakten ‘from solitude and from pure and authentic creative impulses – where the worries of competition, acclaim and social promotion do not interfere’.

Het citaat stamt uit een in oktober 2012 gepubliceerd artikel in frieze waarin een groep outsiderlievende insiders discussieert over deze in de kunst opspelende interesse. Men vermoedt dat er een behoefte uit spreekt naar kunst zonder antecedenten, een geheugenloze kunst, die oprecht, eerlijk en uniek is. Moderator Jonathan Griffin stelt in zijn inleiding direct de belangrijkste vragen: ‘What, for instance, does it [de interesse voor outsiderkunst] reveal about our latent feelings concerning the centrality of higher education in art? Is it anti-intellectual? Does its popularity reflect a widespread frustration or disillusionment with the current state of professionalized contemporary art? Is Outsider Art a reactionary throwback to anachronistic ideas of artistic genius, suffering and dysfunction? Is it exploitative? Is this work actually good? How can we tell? Is it even art?’ Op de meeste vragen kun je ‘ja’ antwoorden.

In haar recensie van de Biënnale van Venetië in dit nummer van Metropolis M verklaart Maaike Lauwaert de interesse voor de outsider vanuit een identificatie met ‘de wilde’. De kunstenaar en zijn publiek hoopt via de outsider iets in zichzelf bloot te leggen dat onder alle lagen beschaving (lees markt en commercie) verloren dreigt te gaan. Ik neig ernaar de outsider vooral te zien als iemand met een sociaalpsychologische afwijking, iemand die zich niet kan aanpassen aan de complexe sociale wereld en vervolgens van buitenaf met frisse blik zijn eigen beschouwingen geeft. De charme van de outsider zit hem wat dat betreft niet zozeer in zijn ‘wildheid’ maar in zijn onafhankelijkheid, zijn al dan niet vrijwillige naïviteit en daaraan gerelateerd geloof in eigen kunnen. De interesse in hem geeft uitdrukking aan ons verlangen eens een keer niet ‘connected’ te zijn, weg van het geïnformeerd-zijn en de bijpassende sociale druk.

Het zegt natuurlijk wel iets over de stand van de kunst en de samenleving dat outsiders eraan te pas moeten komen om de fantasie nog een kans te geven. De informatiemaatschappij vertoont trekken van een schrikbewind, een regime waar geen ontsnappen aan is, een dagelijkse terreur. Onlangs bij een ronde op een academie verzuchtte een kunstenaar: ‘wat moet ik in godsnaam nog doen, als je ziet wat er elke dag passeert aan kunst op e-flux en Contemporary Art Daily (een website waar dagelijks plaatjes van actuele galerietentoonstellingen worden getoond aan een massaal en wereldwijd publiek).

Toen ik vorig jaar extern deskundige was op de St Joost Academie koos de halve klas nadrukkelijk voor de onthechting, in een vrijwillig minimalistisch ‘outsiderschap’. In plaats van iets toonden ze bijna niets. Je kunt het verlangen naar een ‘buiten’ ook terug zien aan de steeds weer terugkerende aandacht voor drop-outs, als (‘I prefer not to’) Bartleby, en de kunstenaars Lee Lozano of Cady Noland die al vroeg in hun carrière besloten de kunst achter zich te laten.

Terwijl we werkten aan dit nummer passeerde een aankondiging van het zomernummer van het tijdschrift Kaleidoscope, waarin melding werd gemaakt van een serie teksten gewijd aan de sociaalpsychologische wijze waarop hedendaagse kunstenaars zich met ‘materie’ uiteenzetten. Deze materialistische interesse met een nadrukkelijk digitale laag en veel technologische dwarsverbanden, werd in het korte bericht niet heel precies benoemd, slechts voorzien van alle mogelijke voorvoegsels als i, hyper, post, neo en meta. Het zijn verwijzingen naar de manier waarop het object in zijn materialiteit is opgeladen met informatie. Zomaar zijn wat het is, zit er in de kunst niet meer in. ‘Alles is neo’, schreef Frans Hals precies tien jaar bij de grote tentoonstelling over neo-bewegingen in het Centraal Museum. We zijn bij geboorte al geïnformeerd en voorbestemd om te herhalen.

Het was wel grappig, al die voorvoegsels op een rij in een wereld die zichzelf niet meer is, maar altijd staat voor iets anders, waar ze op gebaseerd is, waar ze zich toe verhoudt, waar ze zelfs deel van uitmaakt. We leven onder het juk van het voorvoegsel. Het lijkt me om die reden niet eenvoudig om nu een jonge kunstenaar te zijn en je carrière te beginnen op die dikke humuslaag van kant-en-klaarliggende informatie, waar je nauwelijks weet van hebt, maar die dankzij de computer wel voor iedereen kenbaar is. Bij alles wat je doet ben je veroordeeld tot het voorvoegsel.

Het is informatie die de wereld voorbestemt, die bezit heeft genomen van de dingen, ook in de kunst, en van ons, het publiek. Wij zijn slaven van de kennisspreiding, opereren in dienst van de voortschrijdende informatisering die steeds meer trekken vertoont van een onbekende hogere intelligentie die ons monitort en aanstuurt. In het zomernummer van Artforum las ik in de tekst Art & Transmission van Michael Sanchez hoe de tentoonstellingen zich al aan het aanpassen zijn aan de digitale weergave ervan op populaire websites als Contemporary Art Daily. Ruimtes hangen vol fel TL-licht, objecten zitten vol fluorkleurtjes. Het gros van het publiek ziet het werk alleen nog op het scherm.

Er is geen mens die nog het overzicht heeft, geen mens die precies weet hoe het allemaal werkt. Alleen de outsider waagt zich aan een totaalschets, gemaakt vanuit het nirvana van de ongeïnformeerdheid, net buiten de kennismaatschappij, waar het spreken onverantwoord is, ongecontroleerd en vrijmoedig.

Domeniek Ruyters is hoofdredacteur van Metropolis M

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen