No Order
No Order
Art in a Post Fordist-Society
Het debat rond kunst en politiek in Nederland is dit jaar behoorlijk verhit geraakt, zelfs al voor de aankondiging van de vermaledijde bezuinigingen op kunst en cultuur. Los van deze omstreden ontwikkelingen is de vraag naar de juiste situering (of her-situering) van de kunst binnen de hedendaagse kapitalistische maatschappij al langer een geliefd onderwerp. SKOR, SMART Project Space en het Van Abbemuseum, om er een paar te noemen, hebben allemaal geprobeerd om dit onderwerp in tentoonstellingen, lezingen en conferenties kritisch te benaderen. Terugkerende vragen waren daarbij hoe de kunst kan ontsnappen aan de logica van het kapitalistisch regime, en, platter gesteld, wat het nut van kunst tegenwoordig eigenlijk is.
Het ‘boektijdschrift’ No Order kan als referentie dienen bij deze discussies over kunst en politiek, de politiek van de kunst, politieke kunst, et cetera. No Order verschijnt eenmaal per jaar en wordt samengesteld door de Italiaanse kunstcriticus en curator Marco Scotini. Dit eerste ‘nummer’, in zowel Italiaans als Engels, is een 400 pagina’s tellende bundeling van artikelen (sommige speciaal hiervoor geschreven, andere in herdruk genomen, soms in aangepaste vorm), waarin een grote verscheidenheid aan onderwerpen wordt behandeld die echter allemaal te maken hebben met de huidige rol van kunst in het politieke en economische domein. In drie secties, met de nogal verwarrende titels ‘Time Zone’, ‘Play Time’ en ‘Time Machine’, wordt ingegaan op respectievelijk geopolitieke kwesties, onderwijs en de markt, en op de rol van het archief in de hedendaagse kunst.
In het eerste deel wordt gepoogd om een alternatieve geografie van de internationale kunstscene te schetsen. In verschillende bijdragen wordt de situatie in opkomende landen als Rusland, Roemenië en Turkije behandeld. Hoewel Vit Havránek vol lof is over de alternatieve kunstscene in Tsjechië, is de algehele indruk toch dat de meeste subsidie naar nationalistische kunst gaat (Kroatië), terwijl privaat geld zich op het veilige terrein van commerciële kunst richt (Rusland, Turkije). De artikelen worden afgewisseld met visuele bijdragen, variërend van woordwolken tot informatieve illustraties en van tabellen tot satirische stripverhalen. Het deel wordt afgesloten door de kunstenaar Minna Henriksson die in een gesprek met Jasna Jaksic uitleg geeft over haar eigen praktijk van het in kaart brengen van lokale kunstmilieus.
Het middendeel biedt een kritische beschouwing op kunst vanuit drie gezichtspunten: onderwijs, markt en presentatie. Het eerste aspect wordt behandeld aan de hand van het werk van diverse kunstenaars: Astrit Schmidt-Burkhardt buigt zich over George Maciunas’ fascinatie voor het archiveren van historische feiten, terwijl meer hedendaagse kunstenaarscollectieven als Chto Delat? en Etcétera… maatschappelijke en filosofische onderwerpen bespreken met zowel theoretici als straatactivisten. No Order’s benadering van kunst en de markt wordt overheerst door Italiaanse schrijvers, van Paolo Caffoni met zijn stelling dat kunst het potentieel voor culturele zelfbeschikking heeft, tot en met de analyse van kunstmanagement en kapitalisme door Maurizio Lazzarato en Christian Marazzi. Een paar van de interessantste bijdragen in dit deel zijn van de hand van samensteller Marco Scotini zelf, die schrijft over zowel ‘markt’ als ‘presentatie’. In het ene artikel uit deze curator kritiek op de Manifesta Foundation, die alleen maar korte samenwerkingsverbanden aan zou gaan voor de steeds wisselende biënnale-edities en daarmee geen blijvende relaties met lokale gemeenschappen zou ontwikkelen. In een ander artikel prijst hij juist de 11de Istanbul Biënnale in 2009, waar ze zo deugdzaam zijn geweest om hun hele financiële opzet openbaar te maken en toe te lichten, ten behoeve van een ware ‘politisering van de cultuur’. Luchtiger van toon is de visuele documentatie gemaakt door het Parijse collectief Société Réaliste van hun ‘random curating’, een grappig experiment voor degenen die hun conceptuele en kunstzinnige gewiekstheid op de proef willen stellen.
Het derde en laatste deel van No Order richt zich op archieven en documentaires en het verhalend potentieel daarvan. Een van de interessantste bijdragen is waarschijnlijk het gesprek over de films van Angela Ricci Lucchi en Yervant Gianikian, waarin de filmmakers praten over hoe oude beelden kunnen worden gebruikt om te spreken over nieuwe gebeurtenissen.
Gezien de grote variatie aan behandelde onderwerpen en de verscheidenheid aan schrijvers – curatoren, kunstenaars, theoretici – vormt No Order prikkelende lectuur. De compactheid van de snel afwisselende visuele bijdragen en de enorme brokken tekst kunnen soms echter een beetje ontmoedigend zijn. Ook hebben we bepaalde observaties – zoals het onvermogen van de kunst om onafhankelijk te worden van de kapitalistische markt – nu wel vaak genoeg gehoord. Toch staan er voldoende uitspraken in die stevig aankomen, zoals die van Roger M. Buergel, die stelt: ‘Een goede tentoonstelling moet tot een crisis leiden.’ Ik denk niet dat No Order een crisis uitlokt, maar het geeft er wel een goede beschrijving van.
Nicola Bozzi is freelance schrijver, Amsterdam/Milaan
-Marco Scotini (red), No Order. Art in a Post-Fordist Society (nr. 1), Archive Books, Berlijn 2010.
Vertaald uit het Engels door Leo Reijnen
Nicola Bozzi