Öyvind Fahlström
Öyvind Fahlström
Het grafische werk
Toen Het Domein anderhalf jaar geleden een solotentoonstelling van Jennifer Tee presenteerde, nam het museum tegelijk werk van de Braziliaanse kunstenaars Helio Oiticica en Öyvind Fahlström in bruikleen. Tee, die een artistieke verwantschap voelt met beiden, gebruikte een aantal werken van Oiticica en Fahlström als vertrekpunt voor haar installatie. De inspiratie voor het werk dat Tee in Sittard presenteerde, deed ze op tijdens een verblijf in Brazilië, maar het was niet het exotisch-Braziliaanse dat haar aantrok in het werk van Fahlström (1928). In het oeuvre van de in 1976 overleden kunstenaar herkende ze vooral een sterk geëngageerde mentaliteit, een actieve houding ten opzichte van de sociaal-culturele omgeving waarin kunst tot stand komt.
Fahlström is een miskende kunstenaar, zou je kunnen stellen, die pas lang na zijn dood de erkenning kreeg die hij op basis van zijn complexe oeuvre verdient. In de tijd waarin hij zijn artistieke hoogtepunt beleefde (van grofweg 1965 tot aan zijn dood in 1976), werd hij vanwege de formele kenmerken van zijn werk al te gemakkelijk in het pop-discours gemanoeuvreerd. Het in Öyvind Fahlström – The Complete Graphics and Multiples tentoongestelde ESSO-LSD uit 1967 is misschien wel de duidelijkste illustratie van deze verleiding: twee plastic plaquettes, beide toe-eigeningen van het bekende Esso-logo, felgekleurd en glimmend – in al hun glossy, directe communicatie representatief voor de beeldtaal van de massacultuur. Maar waar binnen pop-art de nadruk lag op het oppervlak, en de massaproducten van de populaire cultuur verheerlijkte, gaat het Fahlström nadrukkelijk om kritiek ten opzichte van de sociaal-politieke kaders van zijn omgeving. Zijn project is grofweg hetzelfde als dat van een anti-globalist anno 2003: het categorisch aan de kaak stellen van sociaal-economische misstanden op kapitalistisch macroniveau, schermend met grote hoeveelheden cijfers en statistieken. Fahlströms alternatieve wereldkaarten zitten boordevol eigentijdse economische en politieke data, een soort Kolonisten van Catan, waarop alle machtsverhoudingen en geldstromen reeds zijn ingevuld.
De kracht van Fahlströms werk schuilt voor een deel in zijn vermogen een op het eerste gezicht ontwapenend populair-cultureel formalisme (cartoonesk, refererend aan undergroundtekenaars als Robert Crumb) te combineren met serieus engagement. Maar er is meer: ernstig lijdend aan horror vacui, zijn Fahlströms tekeningen een zoemend, vibrerend onderzoek naar de grenzen van vertelling en associatie, verband en chaos. Figuren, kleuren, vormen en teksten buitelen kriskras over elkaar heen, in een barstensvol beeldvlak dat alles in het werk stelt lineaire structuren te vermijden. De werken kennen geen centrum, geen aandachtspunt, geen start en geen einde: de blik wordt niet gestuurd door rationele compositiewetten, maar in plaats daarvan losgelaten op een organische overdaad aan visuele informatie waarin de tekst een dominante rol vervult. In de in de entreezaal van de tentoonstelling gepresenteerde concrete poëzie uit 1953 is Fahlströms interesse in linguïstische en narratieve experimenten reeds zichtbaar. Middels zowel een geluidswerk, waarin het gedicht wordt voorgelezen, als een transcriptie ervan op de muur en een animatie op een beeldscherm, wordt getoond hoe de kunstenaar al vroeg in zijn carrière op zoek is naar de relatie tussen woord en beeld.
De tentoonstelling is door haar tweedimensionale karakter enigszins statisch, zeker voor wie de installaties van Fahlström kent. Het is jammer dat slechts zijn grafiek en multiples te zien zijn. Het speelse van zijn interactieve werken (Elements from Masses bijvoorbeeld, waarin de beschouwer zelf de compositie en vertelling kan bepalen door beeldcomponenten met magneetjes over het beeldvlak te schuiven) wordt in Sittard nog wel op een computer gereproduceerd, maar dat voelt toch enigszins kunstmatig aan. Een installatie als The Little General, prominent onderdeel van de tiende Documenta en onlangs nog te zien in Baltic, zou een welkome toevoeging zijn geweest. De onstuimige, speelse openheid van Fahlströms ruimtelijk werk had wellicht tegenwicht kunnen bieden aan de hypernerveuze overbevolking, die het leeuwendeel van zijn grafiek kenmerkt. Het is ondoenlijk alle werken in hun volledigheid in je op te nemen, laat staan in al hun details te doorgronden, en wat dat aangaat is de tentoonstelling een beetje veel van het goede (en lijken vooral veel van de landkaartwerken sterk op elkaar). Maar de beschouwer krijgt wel een prachtig beeld van de ontwikkeling in zijn werk, die vooral van poëzie naar politiek lijkt te lopen.
De actuele relevantie van Fahlström blijft stevig overeind in Het Domein. Naast zijn conceptuele invloed is het vooral zijn politiek engagement, vormgegeven volgens de direct communicerende taal van de massacultuur, dat voor hedendaagse kunstenaars een vruchtbare inspiratiebron kan zijn. Ten tijde van steeds brozer wordende mondiale machtsverhoudingen, constante oorlogsdreiging en een algemeen gevoel van maatschappelijke onvrede en irritatie is engagement in de kunst een wenselijk goed. Öyvind Fahlström is zo’n kunstenaar die analyseert, vragen weet op te roepen en kritiek levert zonder prekerig te worden.
Öyvind Fahlström, The complete graphics and multiplesHet Domein, Sittard, 19 januari – 9 maart
(georganiseerd door de Öyvind Fahlström Foundation Inc., New York)
Xander Karskens