Onuitsprekelijk FAT
Ruim tien jaar gelden ze al als de angry young men van de Engelse architectuurwereld. Maar FAT doet aanmerkelijk meer dan het ontwerpen van huizen en interieurs alleen. Als culturele producers mengen ze zich met even groot gemak in de wereld van mode, van kunst en commercie, die ze met een opvallende frisheid van commentaar voorzien.
FAT (Fashion Architecture Taste) wordt gevormd door Sean Griffiths, Charles Holland en Sam Jacob. Voordat ik bij FAT op bezoek ging, bekeek ik eerst hun website (www.fat.co.uk) sprak ik met Owen Oppenheimer, een Engelse kunstenaar die op de Rijksakademie heeft gezeten en die onlangs met FAT heeft gewerkt aan een tentoonstelling voor Stroom hcbk in Den Haag.
De website
Ik herinner me drie zinnen van de FAT website. De eerste, ‘In the culture bunker not the ivory tower’, omdat hij klonk als een soort intentieverklaring of lijfspreuk. De tweede ‘How to become a famous architect’, omdat ook deze door de toon ervan iets lijkt te vatten van de essentie van FAT. Het antwoord op deze laatste vraag luidt trouwens: ‘kopieer wat in de tijdschriften staat’. De derde zin ‘At last something useful on this website’ heb ik onthouden omdat deze getuigt van een gevoel van humor over het nut van zowel websites als architecten. De informatie onder dit kopje stelde echter een beetje teleur. Er wordt uitgelegd hoe je raamopeningen dicht kan maken in geval van een atoomaanval, wat naar mijn gevoel een beetje clichématig is. Op de website staan ook plaatjes van de projecten die FAT heeft gedaan in particuliere huizen en kantoorruimtes, zoals bijvoorbeeld het interieur van het Amsterdamse reclamebureau KesselsKramer. FAT, zo staat op de site, ‘geniet en leert het meest van de eisen en smaakopvattingen van mensen die zich buiten de architectuur begeven’. Overigens was een van de onderdelen van de site die ik het aantrekkelijkst vond de live-verbinding met stranden en gebouwen.
De assistent
Hoe politiek is FAT?
Ze zijn niet als BANK [een bekende groep Londense kunstenaars/curatoren/kunstwereld-saboteurs, DL].
Zijn ze dan meer verwant aan de kunstenaars die deelnamen aan Democracy!, de politiek getinte tentoonstelling in de Royal College in Londen afgelopen voorjaar?
Ze zijn meer heterogeen. Ze werken samen met zoveel mensen. Het is bijna niet te definiëren wat ze doen. Ze maakten bijvoorbeeld cakejes in de vorm van Sellafield, de Engelse kerncentrale waar ooit bijna een nucleaire ramp uitbrak, en in de vorm van de Book Depository, het gebouw van waaruit Lee Harvey Oswald vermoedelijk John F. Kennedy neerschoot. Ze nodigden kunstenaars uit om plastic tassen te ontwerpen, zoals Gilbert & George en Jake & Dinos Chapman. Ze deden Outpost, een project met visitekaartjes in Edinburgh en AdSite, met advertenties in bushokjes. Er is wel een dun laagje van politiek verzet, geloof ik, maar belangrijker is de kameleontische manier van opereren. De drie leden hebben allen architectuur gestudeerd. Van Sam Jacob weet ik dat trouwens niet zeker. Hij zat op de Glasgow School of Art, maar misschien deed hij daar ook wel architectuur. Dat zou logisch zijn.
Denk jij dat ze vijf jaar geleden politieker waren?
Weet ik niet. Misschien hebben ze nu het gevoel dat ze niet meer alles hoeven te verantwoorden. Dat is toch anders. Ze gaan gewoon door en doen waar ze zin in hebben. Ik zie ze als een soort agentschap voor het creëren van dingen.
Hebben jullie iets te zeggen over Democracy!, de tentoonstelling in de Royal College?
Nee, we zijn er niet geweest. We waren wel een soort onderwerp voor BAD Foundation uit Rotterdam, een van de deelnemers. Zij hebben met iedereen gesproken en cadeautjes gemaakt voor degenen van wie zij dachten dat die daar behoefte aan had. Wij kregen dat ding [wijst naar een reusachtig FAT-uithangbord in het raam]. Ze dachten dat we dat nodig hadden. MUF kreeg een opbergplank.
MUF?
Dat is een groep waar wij vaak mee geassocieerd worden, bestaande uit allemaal vrouwen. De Spice Girls versus Boyzone. Ze komen uit dezelfde hoek. Architectuur.
Ik moet altijd denken aan de AA, de Architectural Association London, als ik aan jullie denk.
Die haten ons als de pest. Waarom eigenlijk?
De nadruk op radicale architectuur, vermoed ik.
De AA is pseudo-radicaal. Het is de architecturale equivalent van een Zwitserse kostschool vol dochters van drugsbarons. Ze maken grappige gevormde dingetjes, dat is alles.
Owen Oppenheimer zei dat jullie een soort agentschap zijn omdat jullie zo vaak samenwerken met andere kunstenaars.
Het project in Den Haag is het meest coöperatieve dat we ooit gedaan hebben. We houden ons voornamelijk bezig met de stad en met communicatie in de stad. We ontwerpen concepten en structuren en nodigen dan weer anderen uit om die in te vullen. Het is niet direct een samenwerkingsverband.
Het klinkt alsof jullie opdrachtgevers zijn.
Uiteindelijk wel. Neem bijvoorbeeld de plastic tassen. Ons deel bestaat uit hoe zo’n project in een stad past. Het inhoudelijke deel, zoals de afbeelding op de tas, ligt geheel bij de kunstenaar. Wij zijn meer geïnteresseerd in de structuur, in het beoefenen van architectuur voorbij de grens waar ze normaal gesproken ophoudt. Het gaat over hoe dingen een fysieke aanwezigheid kunnen hebben.
Maar jullie maken toch ook nog steeds concrete objecten?
Dat is waar, maar in het geval van het tassenproject zijn we vooral geïnteresseerd in de galerie als een fysieke container. Vijfhonderd jaar geleden was hét ding om te ontwerpen een renaissancekerk, vandaag is dat een galerie. Wij hebben al veel galeries ontworpen. Een galerie is een container van kunst.
Sam: Wij veranderen ook bushokjes en visitekaartjes in galeries. Overigens is er wel een programma, maar steeds op een tijdelijke, kortstondige manier. In een galerie wordt kunst vaak zo exclusief. Mensen raken geïntimideerd. Er is een curator en zo.
Maar jullie zijn zelf toch ook curatoren?
We zeggen niet dat het verkeerd is. We halen alleen kwesties naar voren die meestal onder het tapijt worden geschoven en maken deze juist het onderwerp van de tentoonstelling.
Volgens mij is er behoorlijk wat discussie over.
Ja, maar in de jaren zestig en zeventig veel meer. Wij zijn minder marxistisch dan die mensen uit die tijd. Zo gaat het plastic tassenproject over kunst en merknamen, maar het neemt geen positie in. Het onderzoekt het alleen, draagt materiaal aan.
Heeft Jeremy Deller ook een tas gemaakt?
Nee.
Hij gaf me ooit een tas die hij had ontworpen met de tekst ‘Capitalism isn’t working’. Ik wist niet of ik ‘m wel kon gebruiken, omdat het toch een soort kunstwerk was, een multiple. Ik heb hem maar in de doos met mijn verzameling kunstparafernalia gestopt. Daar ligt ie dus nu, in die doos… wachtend op.. op wat eigenlijk?
Je kleinkinderen.
Ik betwijfel of het enig nut voor hen zal hebben.
Nee maar luister: bij ons project maakte elke kunstenaar duizend tassen en om er een te krijgen moest je iets in de winkel kopen. Als je dat deed, kreeg je een echte limited edition tas, ook al wist je dat niet. Dat is juist zo interessant. Een nietsvermoedende Japanse toerist zal het anders zien dan iemand die van het project afweet. De houding ten opzichte van het object is afhankelijk van de kennis en mentaliteit van de persoon. Het wordt een ervaring. Er zijn verschillende benaderingswijzen. Zoals ‘wat is de waarde van dit object? Maar ook het idee dat het publiek kunstverzamelaar wordt, heeft er mee te maken. De politieke implicaties ervan veranderen al naar gelang van wat het publiek ermee doet.
Dat kan wel waar zijn in jullie ogen, omdat jullie een bijna Goddelijk idee hebben over dit project, maar…
Laten we eens kijken naar wat andere projecten, onze For Sale-borden bijvoorbeeld. Deze zagen er hetzelfde uit als de Te Koop-borden op stokjes die in tuinen worden geplaatst van huizen die te koop staan. Ons project besloeg een hele straat in Noord-Londen. We vroegen kunstenaars een beeld te maken en de bewoners van de straat kozen het beeld dat zij het leukst vonden. Deze werden op een zijde van het bord getoond. Vervolgens werkten de geselecteerde kunstenaars samen met de bewoners om een beeld te maken voor de andere zijde. Zo werden de bewoners dus eerst ‘kiezers’ en toen zelf kunstenaars en vervolgens verzamelaars, als ze dat wilden. Het ging over het idee dat mensen verschillende rollen en posities aannemen. Posities die in de kunstwereld vaak belangrijk zijn.
Vonden de bewoners het leuk?
Bijna iedereen deed mee.
Hoe was de straat gekozen?
We kregen hem toebedeeld door het Islington Art Festival waar het onderdeel van was.
Het klinkt een beetje als sociaal-maatschappelijke kunst.
Er zaten elementen van in.
Sinds het loterijengeld voor de kunst alleen nog maar naar projecten gaat die ‘goed zijn voor de gemeenschap’, is er een plotseling opleving van wat men gemeenschapskunst zou kunnen noemen. Kunstenaars passen zich aan om geld te krijgen.
We zijn niet geïnteresseerd in democratisering. Het is in ieder geval geen motivatie voor ons. We zijn niet ‘van de straat’.
Wat is dan jullie drijfveer?
Het toe-eigenen van communicatievormen als een manier van stedelijk design. De gebruikelijke Te Koop-borden bevatten precieze informatie. Wij eigenden ons in dit geval alleen de vorm toe. Het is niet de bedoeling om mensen het gevoel te geven dat we ze willen helpen of zo. Het heeft veel te maken met onze opleiding als architect. Die manier van denken wordt … uh, laat ik het zo zeggen: dingen een andere vorm geven helpt niemand, maar het maakt het allemaal wel rijker en gecompliceerder.
Hoe verdienen jullie je geld?
We worden gewoon betaald. We krijgen betaalde opdrachten als architecten om projecten uit te voeren, zoals kantoren en huizen.
Is het misschien decoratief wat jullie doen?
We doen wel interieurontwerp, maar vanuit ons gezichtspunt is het architectuur.
En wat is jullie belangrijkste inkomstenbron?
Architectuur, kunst in de publieke ruimte, beeldende kunst, stedelijke kunst, ‘branding’ en ambient-communicatie.
Wie betaalde voor het plastic tassenproject?
Een rijk grondbedrijf dat ongeveer half Londen bezit. We waren gevraagd om iets te doen aan het publieke imago van Carnaby Street.
Om het trendy te houden?
Om het trendy te maken.
Klinkt als een behoorlijk kapitalistisch project.
Tja, we zijn kapitalisten. We nemen ook een politiek standpunt in, het ligt ingewikkelder. Wij erkennen de relatie tussen kunst en commercie in plaats van te doen alsof die er niet is. Die tentoonstelling Apocalypse, die momenteel in de Royal College te zien is, is gefinancierd door Rupert Murdoch.We doen wel alsof kunst een andere kwestie is, maar alleen als er financiering is wordt iets mogelijk. Dat gold ook voor het abstract-expressionisme en voor de kunst uit de renaissance. Wat wij doen is het tegenovergestelde van wat doorgaat voor radicale architectuur. Ik denk dat wat wij doen een traditionele manier van uitdrukken is. De meeste architecten bootsen gewoon na. Het is hun rol om ‘ruimte te boetseren’. Dat is compleet gescheiden van wat er werkelijk aan de hand is in de wereld. Neem Frank Gehry. Het belangrijkste aspect van zijn gebouwen, zoals het Guggenheim Bilbao, is de hype die het veroorzaakt. Het gaat helemaal niet om ruimte, het meest interessant is dat het beeld over de hele wereld verspreid is. Het beeld geeft de plek zijn bezieling. Mensen gaan er ten onrechte vanuit dat het een staaltje van pure architectuur is en dat alleen dat telt. Dat is het niet. We komen langzaam tot de ontdekking dat, terwijl ons vroege werk op een heel logische manier uit te leggen is, ons huidige werk veel gecompliceerder is. Onuitsprekelijk. Waarom bouw je, zoals wij hebben gedaan, een fort in een reclamebureau? Ons volledig gebrek aan eerbied voor een bepaalde stijl komt voort uit onze kritiek op een bestaande, geaccepteerde manier van uitdrukken. Wij verkiezen steeds verschillende uitgangspunten te gebruiken. Alhoewel we de neiging hebben een historisch perspectief te ontwikkelen. Het fort dat we bouwden in het kantoor van KesselsKramer intrigeert me nog steeds. Het is nu zelfs een wezenlijk onderdeel van de manier waarop het reclamebureau zichzelf presenteert. En uiteindelijk verschillen we niet zoveel van andere architecten. We houden ook van Le Corbusier en van Mies van der Rohe. Bedenk eens hoeveel honderden gebouwen ontworpen zijn naar het model van een oceaanstomer. En op hoeveel oceaanstomers ben jij geweest, of hoeveel heb je er ooit gezien?
Vertel eens over het project in Den Haag?
Het is een video-installatie, waaraan John Hardwick en Owen Oppenheimer hebben meegewerkt. Jij kent Owen toch? Hij is een echte renaissance-man. Het Haagse project was anders dan wat we voorheen hebben gedaan, een ander medium. Stroom hcbk gaf ons de opdracht om de beveiliging te ontwerpen voor een fietsenstalling. Op het moment dienen nog oude scheepscontainers als observatieposten die men wilde vervangen en aanvullen met twaalf nieuwe ruimtes. Het stadsbestuur had opdracht gegeven aan Stroom om dit te organiseren en zij vroegen ons om er een te maken. Vervolgens vroegen ze ons ook om een tentoonstelling te maken in hun tentoonstellingsruimte aan het Spui.
In een tentoonstellingsruimte! Hadden jullie daar geen onbehaaglijk gevoel bij?
Nee. We hebben al twee tentoonstellingen in galeries gedaan.
Zelfs meer. Drie. Van die beveiligingspost maken we een soort miniatuurheuvel met erbovenop een miniatuurgebouwtje dat elke vijf minuten in de fik vliegt. Stel je voor: een heuse heuvel, in Nederland.
Er zijn er wel een paar in het zuiden, heb ik gehoord.
Het gebouwtje heeft een rookmachine en stroboscooplichten.
Zitten er ook mensen in?
Twee.
En het videowerk in de galerie?
Het was een drieluik, een real time reisverslag van een aantal personages in een auto. Een Mercedes. Er was een camera gemonteerd op de motorkap, een in de laadbak en een binnen voorin de auto. Er hangt een verdacht sfeertje omheen. Waarom gaan die mensen in die auto zitten en waar gaan ze naartoe? Tegelijkertijd is het ook behoorlijk saai. De personages zijn allemaal karikaturen, zoals een Engelse voetbalhooligan. En Dracula. Dit videowerk was gerelateerd aan een andere video, een tweeluik over Madurodam. Met deze tentoonstelling zijn we niet meer of minder radicaal dan voorheen. Het hangt er maar van af wat je onder radicaal verstaat. We hebben personages uit de ene video in de andere gestopt. Er is een relatie tussen de twee video’s, en ook een relatie met specifieke films en verschillende filmgenres, zoals thrillers en detectives, zelfs documentaires en reality-tv. De twee videos werden gepresenteerd in afzonderlijke ruimtes.
Waar zijn jullie verder mee bezig?
De sponsors van de Apocalypse tentoonstelling, Eye Storm, hadden ons gevraagd iets te doen voor hun tentoonstelling. We hebben toen buttons gemaakt met tips om een Apocalyps te overleven. Het is een soort branding.
Het vertegenwoordigt geen kritiek op de tentoonstelling?
Nee.
Jullie hebben toch ook dia’s geprojecteerd in de Tate tijdens de Turner Prize uitreiking in 1995?
1994 of 1995.
En jullie hebben ook dat project Red Dot gedaan, waarbij jullie tijdens de Royal Academy’s zomertentoonstelling rode stippen plakten op alle kunstwerken?
Dat was de zomertentoonstelling van 1995.
Dat lijkt op guerrillakunst.
De Turner Prize-actie was absoluut geen protest, het nam alleen de vorm aan van een protest. De dia’s verkondigden geen boodschap. Het ging alleen maar over het mediaspektakel van de Turner Prize. Destijds leek dat het enige moment in het jaar te zijn waarop er aandacht aan kunst werd besteed in de media.
Zijn jullie sindsdien hiermee verdergegaan?
Nee, we werken interdisciplinair.
Ten slotte de dingen die ik vergeten ben te vragen: Hoe betalen jullie de assistenten en hoeveel? Wat vinden jullie van Guy Debord en wat denken jullie van de recente artikelen van architecten over Kurt Schwitters en Walter Benjamin?
Ten slotte de dingen die ik vergeten ben te vragen: Hoe betalen jullie de assistenten en hoeveel? Wat vinden jullie van Guy Debord en wat denken jullie van de recente artikelen van architecten over Kurt Schwitters en Walter Benjamin?
The Explorers is nog tot en met 7 januari te zien bij Stroom hcbk in Den Haag. De fietsenstalling zal volgend jaar in het kader van het project Fiets & Stal worden gerealiseerd in Scheveningen.
The Explorers is nog tot en met 7 januari te zien bij Stroom hcbk in Den Haag. De fietsenstalling zal volgend jaar in het kader van het project Fiets & Stal worden gerealiseerd in Scheveningen.
David Lillington