Painting pictures: painting and media in the digital age
Painting pictures: painting and media in the digital age
Wonderland in Wolfsburg
Vincent is een Nederlandse graaf, hij stamt af van een beroemd Europees geslacht en heeft verre verwanten die in Venetiaanse palazzi wonen. Hij verteld dat Suzanne droomt van een introductie. Ze stelt zich een feminiene edelman voor in een buitenissige salon. Varend in de warme nacht over het Canal Grande is het niet moeilijk om je een voorstelling te maken van zo’n languissant lid van de beau monde verloren in doorluchtige eenzaamheid. Oscar Wilde en Lord Alfred Douglas, Ludwig II van Beieren, Prins Harry zijn, met hun kleine aardbeienrode mondjes, figuren die onder de handen van Elisabeth Peyton tot geschilderde iconen zijn geworden. Deze Amerikaanse schilderes bezit het vermogen om grote mannen – ook sterren als Kurt Cobain, Leonardo di Caprio, David Hockney – vast te leggen op een uniek moment van intense, breekbare, onvolwassen schoonheid. Ze presenteert ze in een sfeer van intimiteit, zodat ze ons gaan toebehoren, dichtbij komen alsof ze tot je familie horen. Geen wonder dat Peytons werk is opgenomen in Painting Pictures. Deze groepstentoonstelling in Kunstmuseum Wolfsburg, met de ondertitel Painting and Media in the Digital Age, gaat over het hedendaagse ‘beeld’, dat met al zijn logo’s, iconen, pornoclichés en andere aan de urbane sfeer en populaire media ontleende motieven, een subliem onderwerp voor hedendaagse schilderkunst blijkt te vormen. Door zijn geprononceerde picturale karakter en bescheiden formaten, vormt het werk van Peyton (die in 1998 een solo had in Wolfsburg) een uitzondering binnen de hier gepresenteerde schilderkunstige actualiteit, waarvan de huid in veel gevallen de finish van een foto naar de kroon steekt. Sommige kunstenaars, Jeff Koons en Albert Oehlen bijvoorbeeld, knutselen hun collages op de computer in elkaar voor ze er een vloeiende uitvergroting op doek van maken. En ook Richard Patterson, een specialist in overgeschilderde filmstills en foto’s uit seksbladen, geeft zijn vette kwaststreken de platheid van een trompe l’oeil. Patterson heeft zijn wortels in de beroemde Freeze-tentoonstelling, net als Fiona Rae en David Hume; Albert Oehlen in de Mülheimer Freiheit. Het zal niemand verbazen dat het aantal vertegenwoordigde kunstenaars dat woonachtig of geboren in Los Angeles, dus in de nabijheid van de filmindustrie, beduidend is: Ingrid Calame, Doug Aitken, Brian Calvin, Laura Owens, Lari Pittman, Monique Priëto, Fred Tomaselli. Deze kunstenaars houden van de koele kracht van uiterlijk vertoon, hun realiteit is van esthetische fictie doordrenkt. Trouwens, ook de Duitse en Londense kunstenaars weten hoe ze de pictures voor hun paintings kunnen benutten. Ongeacht hun afkomst, zetten ze vergelijkbare troeven in: allereerst weten ze goed om te gaan met de trucjes van het perspectief en scheppen hier en daar duizelingwekkende diepte-illusies. Even belangrijk zijn de reusachtige formaten. Gecombineerd met de vaak heldere kleuren die doorgaans met een opgewekte stemming worden geassocieerd, is er voldoende stof om ogen te kort te komen in de uitgestrekte picturale velden. Wasserfall (von Prora nach Ostende) van Franz Ackerman meet zo’n drie bij zeven meter en lijkt ervoor gemaakt om ieders oriëntatie volledig in de war te brengen. Niet dat het aan structuur ontbreekt, integendeel, het is een en al structuur, vrolijk pulserend en woekerend, met een blauwe hemel en gestileerde waterstromen als vaste elementen. Bij Matthew Ritchie, Takashi Murakami en Fred Tomaselli stuit je helemaal op een psychedelische vermenigvuldiging van organische elementen. Met de mond, het oog, een bloem of vrucht worden geraffineerde vormspelletjes gespeeld. Wil je ervan genieten, dan zul je je moeten laten meeslepen in een tomeloze roes. Is dit ethisch nog verantwoord? Als je vol van de noden van de wereld naar Wolfsburg komt, ervan bewust dat hedendaagse kunstenaars daar vaak met confronterende documentaires op reflecteren, overvalt je het schandalige gevoel te snoepen van verboden vruchten.
Gijs van Tuyl spreekt over de pictor ludens, een parafrase op Johan Huizinga’s homo ludens, die belangrijke notie in Constants oeuvre. ‘Desire, fun, joy, pleasure and satisfaction are no longer taboos in the conception and perception of art – and certainly not in painting,’ schrijft Gijs van Tuyl in zijn voorwoord van de catalogus en haalt daarbij Kippenberger aan: ‘Entertainment in art is like colour in a painting.’ De catalogus bevat een negental lezenswaardige essays, van onder andere Annelie Lütgens, die de tentoonstelling mede samenstelde, en Frank Reijnders, waarin naar een kunsthistorische en mediatheoretische verankering wordt gezocht. Doordat ook fotografie, film en video deel uitmaken van Painting Pictures, bezit de werkelijkheid, hoe filmisch, dromerig of unheimlich ook, in Wolfsburg een kloppend hart. Er is een boeiende film met strakke urbane beelden van Miami, gemaakt door Sarah Morris, de schilderes die bekend werd met haar geometrisch verbeelde architectuur. Zij weet de wereld overzichtelijk te maken, net als Doug Aitken, die ditmaal foto’s bijdraagt van een nachtelijke omgeving waarin een wit scherm oplicht: het betreft een elektronisch informatiebord waarvan de laatste letters net verdwenen zijn om een seconde later weer te verschijnen. De witte leegte ontlokt een dubbel gevoel – eindelijk rust/hopen op nieuws – precies wat de beeldcultuur teweegbrengt. Het gaat hier op een abstracte manier over de menselijke conditie in een urbane context. Waar deze concreter wordt opgevoerd – in portretten (Gary Hume), in kleine scènes (Brian Calvin, Elisabeth Peyton) of in grotere overzichten, zoals bij Lisa Ruyter – speelt altijd de vraag mee door welke lens, welk filter, vanaf welk standpunt we kijken. Omdat het schilderkunst is, dient de waarneming blijkbaar te worden vertraagd. Voor veel figuratie moet de kijker wat scharrelen en puzzelen om het beeld te doorgronden.
Het is een typisch westerse wereld die hier wordt bezongen, vol vervreemding, wereldwijsheid, verdwazing, oppervlakkigheid. Dat is absoluut een beperking, maar ook een situatie naast andere situaties, en tegelijkertijd worden binnen die beperking onthullende uitspraken gedaan over een wereld die onze wereld is. Schilderijen zijn rare dingen. Ze zetten de tijdgeest even stil, bevriezen de vluchtigheid van het denken, van de waarneming, de distortie, de emotie. Wanneer ze goed gemaakt zijn, hebben ze vanzelf een intrinsieke waarde. Temidden van de overvloed aan tijdgebonden media, werkt de stabiele permanentie van het schilderij altijd ook als een verademing. Het is niet eenvoudig om onverschillig te blijven tegenover de grillen van bekoorlijke fantasie die in Painting Pictures getoond worden.
Tineke Reijnders