Quetzal Art Centre – het privémuseum van de verzamelaarsfamilie De Bruin-Heijn
In het voorjaar van 2016 opende Quetzal Art Centre haar deuren in het landelijk gelegen Vidiguiera te Portugal. De hedendaagse kunstruimte is opgezet door de verzamelaarsfamilie De Bruin-Heijn. Yasmijn Jarram ging in gesprek met dochter en conservator Aveline de Bruin.
Al veertig jaar komt de familie voor vakanties samen in Portugal. Vanuit een belangstelling voor Portugese wijn kochten ze vijftien jaar geleden een kleine wijngaard in de Alenjento-streek, waarop al snel een eigen adega (wijnmakerij) volgde. Het was directeur Reto Jörg die op het idee kwam wijn en kunst samen te brengen, vertelt kunsthistoricus Aveline de Bruin. ‘De regio is cultureel rijk, maar economisch achtergebleven. Wij vroegen ons af hoe we meer toeristen naar de Alentejo konden krijgen. Reto wist dat mijn ouders kunst verzamelen en stelde voor het landgoed te combineren met een museum en restaurant. Toen we de tekeningen zagen, besloten we: het is een family estate. Als we dit zelf gaan doen, doen we het helemaal goed. Van het logo en de website tot de inrichting van het restaurant.’
Het was niet de eerste keer dat het tonen van de collectie De Bruin-Heijn ter sprake kwam. De Bruin, die de familiecollectie al jaren beheert, vertelt: ‘We zijn wel vaker benaderd, door de Kunsthal en internationale instellingen. Ik vond dat lastig, omdat alles al snel als losse postzegels oogt. Een presentatie moet het karakter van onze collectie waardig zijn en ook laten zien hoe we verzamelen. De nieuwe eigen ruimte biedt de gelegenheid dit te onderzoeken.’ Ondanks de afgelegen locatie, anderhalf uur rijden vanaf Lissabon en Faro, is De Bruin enthousiast over de plek. Het heuvelachtige gebied trekt niet alleen kunstliefhebbers, maar ook wijnproevers en vakantiegangers. ‘Het is bijna een pelgrimstocht. Je komt hier bewust en geconcentreerd naartoe’, aldus De Bruin.
Quetzal Art Centre zoekt verbinding met het lokale kunstklimaat, al vroegen sommige locals zich aanvankelijk af waarom er geen Portugese kunstenaars getoond worden. ‘Portugezen zijn heel trouw aan hun eigen kunstenaars’, verklaart De Bruin. ‘Maar ik geloof dat nationaliteit er niet toe doet. Als je sterke kunst toont, ontstaat er vanzelf een dialoog met de omgeving. Dat is inmiddels ook gebleken. We hebben al goede contacten gelegd met curators, verzamelaars en kunstenaars in Portugal. Zo raakte Filipa Oliveira, een curator uit de nabijgelegen stad Évora, tijdens onze opening in gesprek met Manifesta-directeur Hedwig Fijen. Wie weet kan er in de toekomst een Manifesta in de Alejento georganiseerd worden. Dat zou te gek zijn.’
Net als haar ouders, die op verschillende manieren verbonden zijn aan onder meer de Rijksakademie, het Stedelijk Museum en het Brusselse Wiels, acht De Bruin het waardevol om als verzamelaar nauw betrokken te zijn bij de kunstwereld. Niet alleen financiële ondersteuning geven, maar ook onderdeel zijn van een discours. ‘Elke verzamelaar zoekt zijn eigen vorm van betrokkenheid’, licht ze toe. ‘Ik vind de Zabludowicz Collection in Londen een boeiend voorbeeld. Zij bieden jonge kunstenaars een podium en de gelegenheid een publicatie te realiseren. Trisha Baga, die bij ons heeft tentoongesteld, heeft daar haar eerste boek kunnen maken. Als verzamelaar kun je op heel veel manieren een relatie met de kunstwereld aangaan.’
Naast het organiseren van tentoonstellingen denkt de familie ook na over het ontwikkelen van een kunstenaarsresidency en het faciliteren van theaterperformances. ‘Ik denk dat er meerdere interessante vormen bestaan die ondersteuning verdienen’, zegt De Bruin. ‘Als je alleen maar verzamelt om een werk boven de bank te hebben, dan zijn de meeste verzamelaars na tien aankopen wel klaar. Maar de verzamelaars die tot in het manische doorgaan en uiteindelijk een eigen collectie opbouwen, zijn vaak breed geïnteresseerd en willen op verschillende wijzen geraakt worden.’ Als voorbeeld noemt ze een recent project waarin ze het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder leiding van dirigent Yannick Nézet-Séguin liet samenwerken met kunstenaar Martha Colburn en componist Felipe Waller. ‘Dat contact met een ander publiek voegt echt iets toe’, vindt De Bruin.
In de praktische totstandkoming van Quetzal Art Centre en de eerste tentoonstelling heeft De Bruin een actieve rol gespeeld, met hulp uit zowel Amsterdam als Portugal. ‘Ik heb zelf met de verfroller in de hand gestaan’, lacht ze. ‘Voor mij was alles nieuw. Onze ruimte is met 450 vierkante meter zeker niet klein, maar ook geen groot museum. We hebben geen eigen apparatuur of technische staf. Zo zien mijn ouders dit project ook; het moet in verhouding staan tot de plek en de mensen die er werken.’ Ze vertelt zich onder meer te laten inspireren door De Hallen in Haarlem en het Belgische Museum Dhondt-Dhaenens; kleinere instellingen met een sterk gecureerde inhoud. Voorop staat het tonen van de diversiteit aan werken in de collectie: van intiem tot imposant, van gevestigde makers tot jong talent.
De openingstentoonstelling sluit daarop aan, met deels geleend videowerk van de relatief onbekende pionier Pat O’Neill, zijn docent Robert Heinecken en Trisha Baga uit een nieuwe generatie. ‘Als je naar het werk van O’Neill en Baga kijkt, zie je visuele en inhoudelijke overeenkomsten zonder dat ze elkaar kennen’, legt De Bruin uit. ‘Beide kunstenaars presenteren de wereld in een andere gelaagdheid. Heinecken doet dat ook, maar dan in fotografie. Ik vind het fascinerend om deze onderlinge verbanden binnen een verzameling zichtbaar te maken.’ De tentoonstelling is ongeveer een jaar te zien. De Bruin: ‘Ik heb niet de illusie dat onze bezoekers meerdere keren per jaar zullen afreizen naar Vidigueira, dus ik denk ook niet dat wij voortdurend met iets nieuws hoeven te komen. Bovendien past het niet bij ons om snel te wisselen. Bij ons krijgen dingen de tijd om te groeien.’