Richard Wright
Richard Wright
Psychedelische muurtekeningen
Verstild en subtiel, de muurtekeningen van Richard Wright kenmerken zich door een onmodieuze elegantie. De ontwerpen houden het midden tussen op-art, minimalisme en psychedelica, met een eigentijdse touch in de manier waarop Wright reageert op architectuur en omgeving, zelfs op de hedendaagse cultuur. In verband met zijn Nederlandse debuut in het Van Abbemuseum een gesprek met Wright over zijn werk.
Je bent bekend geworden met muurtekeningen die worden ontworpen met de specifieke, architecturale omgeving als uitgangspunt, waardoor je de architectuur in zekere zin articuleert. Een voorbeeld daarvan is de eerste tekening die je maakte voor BQ in Keulen in 1999. Die galerie had een heel klein vloeroppervlak, maar wel een hoog plafond. Ik herinner me dat ik me daar juist bewust van werd dankzij jouw tekening. Vanuit de bovenhoek van de muur spreidden plantachtige vormen zich over de ruimte uit als spinnenweb. Er was letterlijk sprake van een intense concentratie en daardoor leefde de hele ruimte op. Over het algemeen gesproken creëren jouw tekeningen een sfeer waarbij de concentratie gericht is op de ruimte. Ik vraag me daarom af hoe jouw werk functioneert in groepstentoonstellingen, waar ook andere werken in dezelfde ruimte kunnen zijn. Weet je al in welke ruimte je zult gaan werken binnen de complexe, architectonische structuur van het Van Abbemuseum? Wat vind je van de situatie daar?
‘Het is niet altijd mogelijk om de context van mijn werk te bepalen, dat is soms echt een zinloze onderneming, wat me er overigens niet van weerhoudt om het toch te proberen. De lege ruimte is een belangrijk aspect van mijn werk. Daarom kan het werken binnen een groepstentoonstelling lastig voor me zijn; vaak heeft men juist de neiging om alle ruimte te gebruiken, om een evenwicht binnen de tentoonstelling na te streven. Tegelijkertijd is het ook interessant om met andere kunstenaars te werken, omdat ze me inspireren. Ik vind het een aantrekkelijk idee dat mijn werk in een situatie ontstaat, die nog niet helemaal vaststaat. De andere stemmen voegen iets toe aan de kwetsbaarheid van de situatie. Dus het idee van een exclusieve en onbesmette ruimte is waarschijnlijk minder interessant voor me, in dat opzicht.
Wat betreft de tentoonstelling in het Van Abbemuseum: er zijn een aantal ruimten aangewezen voor deze tentoonstelling en sommige werken zijn al provisorisch geïnstalleerd. Dus er is geen sprake van een compleet vrije keuze, maar binnen dit raamwerk heb ik een ruimte uitgekozen waarin ik graag een werk wil maken. Op dit moment ligt alles nog open. Ik heb nog geen duidelijk idee voor het werk en hoe het zich tot de ruimte gaat verhouden, ook omdat er zich andere werken in die ruimte zullen bevinden en ik heb nog geen helder beeld van de tentoonstelling als geheel. Ik heb geprobeerd de ruimte uit te kiezen die de meeste mogelijkheden lijkt te hebben om het werk op aan te passen. Architectuur is zowel een emotionele als een fysieke structuur, en het zou best kunnen dat het uitgangspunt voor mijn werk in het Van Abbemuseum evengoed daarop, als op aspecten als volume en licht in de ruimte, berust. Toen ik door Phillip van den Bossche werd uitgenodigd voor deze tentoonstelling, sprak de selectie van de kunstenaars me aan, maar vooral zijn houding ten opzichte van de tentoonstelling. Die biedt heel veel mogelijkheden. Ik zou het misschien nog het best kunnen beschrijven als een boek dat je leest, zonder dat het uitmaakt op welke pagina je begint.’
Ambiguïteit is een belangrijk aspect van jouw werk. Jouw opmerking over de behoefte aan lege ruimte doet me denken aan een werk van jou, dat te zien was op een solotentoonstelling in Kunstverein Düsseldorf. De tentoonstellingsruimte was een langgerekte kamer op de tweede verdieping van het zware, betonnen gebouw. Jij maakte je werk op de twee kleine muren van die ruimte, waardoor je de ruimtelijkheid benadrukte. Op een van de muren ging een verzameling vierkanten – die deed denken aan een stoel waarvan het perspectief vervormd is – op in de schaduwen van de ruimte. Op de tegenoverliggende muur was een vierkant van blauwe lijnen te zien, onderbroken door zwarte en rode cirkels. Het leek te zinspelen op het idee van een schilderij als een raam dat uitzicht biedt op een landschap. De vorm van de cirkel deed zelfs denken aan een kachelpijp die Joseph Beuys ooit door de muur van een gebouw drukte, om deze naar buiten toe te openen.
Ik heb me op die tentoonstelling in Düsseldorf vooral verwonderd over alle veranderende, visuele effecten. Hoe het kwam dat bepaalde lijnen leken te vibreren als je ze van ver bekeek, of hoe de indruk van een vorm of de totaalindruk veranderde, afhankelijk van de positie die je innam in de zaal. Deze beweging door de ruimte werd ook versterkt door gouden letters, die hier en daar te zien waren binnen de kaders van de waaiervormige bovenlichten. Natuurlijk probeerde men de letters in de juiste volgorde te zetten om de veronderstelde ‘sleutel’ tot een begrip van het werk te vinden. Ik moest daarom denken aan middeleeuwse kerken en inscripties, maar dat leek me tegelijkertijd wel een gewaagde interpretatie. Het idee van de tentoonstelling als kathedraal werd ook al eens door de Secessionisten naar voren gebracht. Destijds impliceerde dat niet alleen een contemplatieve houding, maar ook een puristisch idee van kunst. Toch vond ik de vergelijking met middeleeuwse kerken gevuld met fresco’s interessant omdat dit gaat over het ervaren van een schilderij waarbij je zoekt naar verhalen en iconografische referenties die helpen om de indrukken te begrijpen en die je een richting geven. Fresco’s zijn net zozeer een deel van de architectuur, als dat ze de grenzen daarvan proberen op te heffen. Hoe dan ook, ik vroeg me af of je enige affiniteit hebt met Italiaanse fresco’s?
‘Ja, vanzelfsprekend heeft Italiaanse frescokunst een grote indruk op me gemaakt. Ik hou van de gedachte dat deze werken zich nooit zomaar aan je ontsluiten. Neem bijvoorbeeld de Convento di San Marco, de tocht er naartoe wordt, zowel letterlijk als figuurlijk, ook een onderdeel van de kennismaking met het werk. Ik zou uitgebreid kunnen vertellen over Italiaanse kunstenaars uit de late middeleeuwen die me fascineren, met name uit Sienna. Ik zou graag een tweede leven hebben om hen beter te bestuderen. De buitengewone kwaliteit van de techniek is nog steeds een indrukwekkend aspect van deze werken. Ik weet niet of ik iets kan met het idee van de tentoonstellingsruimte als kathedraal. Ik moet wel zeggen dat over het algemeen het museum steeds meer de richting van het spektakel op gaat, waardoor het moeilijk te vermijden is.
Vanzelfsprekend voel ik me verwant met veel kunstenaars voor mijn tijd, en niet alleen westerse kunstenaars. Met name het werken met bepaalde materialen fascineert me. Maar wat ik intrigerend vind aan muurschilderingen heeft meer te maken met jouw beschrijving van “het oplossen van grenzen”. Schilderkunst kan alles omvatten. Ik ga er altijd vanuit dat schilderen een fysieke handeling is; het gaat over het aanraken van materie. Schilderkunst is echter paradoxaal genoeg immaterieel. Het is een projectie. Misschien bestaat een gedeelte van de betekenis, inherent aan deze paradox, wel uit een gevoel van re-enactment bij de ervaring van schilderkunst. En misschien heeft dit iets te maken met wat jij “de beweging door de ruimte” noemt, maar dan niet alleen in de fysieke ruimte.’
Je gebruikt penselen, wat opmerkelijk is, gezien het enorm nauwkeurige, grafische karakter, de complexiteit en regelmatigheid van je patronen. Van dichtbij is het mogelijk om jouw handschrift te zien, het ongelijkmatige karakter, de kleine verschillen en de penseelstreken. Op afstand laten deze onregelmatigheden de tekeningen vibreren, van dichtbij laten ze zien hoeveel werk er in is gaan zitten. Jij hebt eens gezegd dat je Mondriaan bewondert vanwege de feitelijke tastbaarheid van zijn schilderijen. Net als bij jou het geval is, zien de schilderijen van Mondriaan er vanaf een afstand volmaakt uit, maar valt van dichtbij juist het handmatige karakter op. Misschien zit daar wel juist de tastbaarheid in. Wanneer je kijkt naar de wijze waarop zijn abstracte schilderijen zich ontwikkelden uit zijn landschappen enerzijds, en anderzijds naar de wijze waarop jouw schilderijen het fysieke en emotionele karakter van een ruimte probeert te vatten, dan zou je ook kunnen spreken van een concept van abstractie die afhankelijk is van de fysieke verschijning van dingen. Het is eerder een samenballing van dingen zoals een bouillonblokje de abstractie van soep kan zijn. Past dat in jouw idee over schilderkunst als ‘overal onderdeel van zijn’?
‘Als ik het heb over schilderkunst die overal een onderdeel van kan zijn, dan bedoel ik dat als de schilderkunst een microscoop zou zijn die naar de wereld keek, dat op zo’n intense manier zou doen dat ze zou opgaan in de wereld die bekeken werd. De wereld zou verdwijnen en de microscoop ook. Ik vind jouw metafoor van het bouillonblokje wel interessant, maar ik denk dat het wel meer afstand en afscheiding inhoudt. Als schilderkunst een woord zou zijn, dan zou het een zelfstandig naamwoord zijn, waarvoor geen synoniem bestaat. Ik wil ook dat schilderkunst verder reikt dan tekens, maar uiteindelijk kun je er niet omheen dat schilderkunst een taal is van associaties. Het is waar, zoals jij aangeeft, dat deze associaties concreet lijken (in plaats van abstract), maar blauwe verf is nog geen blauwe lucht, het heeft de potentie herkenningen en herinneringen op te roepen.’
Sommige nieuwe werken zien er nogal psychedelisch uit. Met name sommige papierwerken lijken op rorschach-motieven of zogenaamde fractalstructuren. Ze bevinden zich op het grensvlak van oncontroleerbare vormen. Bij eerdere muurtekeningen vroeg ik me al af of het niet voelt alsof je al schilderend een trip beleeft als je je urenlang moet concentreren op die dunne lijnen en complexe patronen. Je laatste muurtekeningen uit Dundee, Domaine de Kerguéhennec in Bretagne en de Gagosian Gallery in New York, brengen deze ervaring duidelijk naar voren door voortdurend de grenzen van visuele perceptie te tarten. Ik krijg de indruk dat deze ontwikkeling te maken heeft met een interesse in het spektakel. Klopt dat?
‘Lange concentratie kan zeker een andere staat van bewustzijn oproepen. Maar het is meer een in jezelf gekeerd raken. Ik zou het niet beschrijven als een trip; als een staat van zijn waarin de zintuigen aan alle kanten openstaan. Jouw vraag heeft te maken met een beeld van hallucinatie. Daar ben ik in geïnteresseerd, maar dat zoek ik meer in de concrete dan de symbolische manier. De werken die je noemt benaderen de kwestie van schaal en grootte op een andere manier, wat verder gaat dan dat ze meer ruimte innemen. Ik weet niet of ik helemaal begrijp wat je bedoelt met spektakel. Ik word geïntrigeerd door een soort suspense. Misschien heeft dit iets met spektakel te maken, maar in de praktijk betekent het dat ik me zorgen maak over elke millimeter, terwijl ik tegelijkertijd wil dat het werk zo vanzelfsprekend overkomt dat het zo om zou kunnen vallen.’
De subversieve charme van de bourgeoisie. Burgerlijke elementen in de hedendaagse kunstVan Abbemuseum, Eindhoven
De subversieve charme van de bourgeoisie. Burgerlijke elementen in de hedendaagse kunstVan Abbemuseum, Eindhoven
18 maart t/m 3 september
18 maart t/m 3 september
Anja Dorn