metropolis m

Frik Hovy Foundation. Foto door auteur.

In 2021 richtten beeldend kunstenaars Helen Frik en Hans Hovy in Amsterdam de Frik Hovy Foundation op, ter bewaring van hun nalatenschap. De twee staan nog midden in het leven maar hebben tegelijkertijd een lange, internationale carrière achter de rug met een grote variatie aan materialen en thematiek. De aspiratie achter de stichting is dan ook groot en grensverleggend: het duo wil hun nalatenschap tijdens hun leven actief kunnen vormgeven, zodat zij op de lange termijn hun eigen erfenis op een juiste manier kunnen waarborgen. Vanaf 1 tot 16 maart openen Frik en Hovy hun eigen woon- en werkruimte voor het publiek, midden in De Pijp in Amsterdam, als startschot van de eerste openbare activiteit vanuit de stichting. Kelly-ann van Steveninck gaat in gesprek met het kunstenaarskoppel over hun onderlinge samenwerking, het prematuur beheren van een nalatenschap en de sterk veranderde kunstwereld.

Hans Hovy (1953, Amsterdam) wordt vooral gekend door zijn sculpturen van albast, speksteen, brons en hout, die zich tussen de traditionele beeldhouwerij en meer humoristische, sensuele toespelingen bewegen. ‘Altijd geleid door onschuldige schoonheid, geenszins plat,’ drukt Hovy mij op het hart. De kunstenaar werkt al zijn leven lang met deze materialen en heeft met elk een unieke relatie. Helen Frik (1960, Worcester, GB) heeft, wellicht meer nog dan haar partner, een veelzijdigheid aan materialen, installatie-vormen en genres tentoongespreid gedurende haar carrière. Haar werk richt zich op het concept van ruimte in combinatie met het absurdisme van alledaagse en persoonlijke narratieven. De verhalen vertalen zich vervolgens in onder andere tekeningen, sculpturen, prints en keramiek. Daarnaast maakte Frik door heel Nederland heen werken voor de openbare ruimte. 

De kunstenaars zijn sterk met elkaar verweven maar werken apart: Frik haar atelier bevindt zich op de Quellijnstraat waar het koppel ook woonachtig is en die nu is opengesteld voor publiek. Hovy heeft een ruimte in het Houthavengebied. De werkwijze van de twee kunstenaars is dan ook verschillend: Waarbij het lange proces voor Hovy belangrijk is, werkt Frik daarentegen snel en doelgericht, Hij past regelmatig achteraf nog sculpturen aan, soms ook nadat het werk al tentoongesteld is.

Het doel achter de tentoonstelling is om de grote reikwijdte te tonen van de jarenlange praktijk van Frik en Hovy. Deze is bijzonder rijk aan objecten, tekeningen, collages en sculpturen. Maar ook aan toegepast werk als sieraden, meubels en tapijten is geen gebrek. Er is kortom véél. Dit betekent niet dat het duo te ijdel omgaat met hun oeuvre, aldus Hovy: ‘Als ik ergens niet meer blij mee ben, dan moet het worden veranderd, of weg. Het is dan wel geschiedenis, maar ik blijf niet kleven aan werk.’ Met het oog op de langdurigheid van de beider kunstpraktijken hebben ze samen objecten geselecteerd. Het is belangrijk dat er een vertegenwoordiging aanwezig is van alles wat er ooit gedaan is, vertelt Hovy, maar: ‘We zitten 40 jaar op deze plek. We kunnen daarom ook niet alles tonen, we hebben zo veel gemaakt. Wij zijn al verschillende types, Helen en ik, en dan hebben we veel verschillende genres en mediums.’ Het is dan ook belangrijk dat de kunstenaars goed moeten onthouden wat er zo allemaal geproduceerd is door de jaren heen, iets waar zij vroeger minder mee bezig waren. Daarom is er een uitgebreide digitale database opgezet. Frik: ‘Dat is essentieel, voor de toekomst maar ook zeker voor het nu. In 1996 had ik een tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam waar ik veel werk voor moest lenen. Ik wist van sommige werken niet waar het was, of ik had er niet eens een foto van.’

Het nadenken over de beheer-aspecten van hun oeuvre is iets wat Frik en Hovy nu meer dan ooit bezighoudt. ‘Langzamerhand is dat zo’n beetje een major part of life geworden, omgaan met wat je gemaakt hebt. Dan denk je terug aan dat je 25 was en gewoon vrolijk druk doorgaat met maken. Maar nu ben je zelf curator, beheerder en waakhond van je werk,’ vertelt Frik. Het koppel merkt dat generatiegenoten zich minder bewust zijn van deze verantwoordelijkheid. Hovy: ‘Ik denk dat de meeste kunstenaars denken: ‘nou als ik dood ben, dan zien we wel weer verder’…’ Frik vult aan: ‘Het hangt er ook van af hoeveel geld men heeft: opslag kost nu eenmaal wat, als men alles bewaard en geen ruimte meer heeft om te werken, dan moet er wel de financiële gelegenheid zijn om het te houden.’ Je hebt ook kunstenaars die alles verkopen, aldus Hovy. Frik merkt op dat ‘wie alles verkoopt, niets heeft.’

Het is het agentschap over hun eigen werk dat tussen de regels door zwaar weegt: naast de praktische aspecten is de vraag hoe zij zullen worden herinnerd later, ook belangrijk voor het duo. De dreiging van vergetelheid en irrelevantie hangt als het zwaard van Damocles boven iedere ouder wordende kunstenaar. Frik: ‘Het klinkt een beetje cru: maar beeldende kunst is niet zo bijzonder. Er is een hele wereld vol van. We zien soms dat werk van kunstenaars van onze generatie voor een paar honderd euro op de veilingen te koop is.’ Bij het overlijden van verzamelaars ligt het gevaar op de loer dat de erven de collectie vrijwel integraal laten veilen voor een scherpe prijs, wat voor een devaluatie kan zorgen met betrekking tot de kunstenaars. Hovy: ‘Ook al heb je een meganaam als Karel Appel. Zijn erven binnen een stichting zijn continue bezig met die naam levend te houden, met te zorgen dat het niet wegzakt.’

Frik zetelde sinds het begin van haar artistieke carrière bij Nouvelles Images in Den Haag. Ze zag daar hoe de kunstwereld door de tijd heen veranderde. Trouwe verzamelaars kwamen binnen en spraken over hoe leuk ze het hadden gehad bij andere galeries op Art Basel. ‘Het is nu niet meer voor te stellen, maar 40 jaar geleden was je als koper trouw aan één galerie. Het was bijna een soort huwelijk, als klant had je het vertrouwen dat zij goede kunstwerken hadden. Stukje bij beetje kwam de internationale marktwerking daardoorheen, met als resultaat dat de galeriehouders zich veel meer moesten profileren naar buiten toe.’ Marketing werd een speerpunt. Ook het duo zelf zag dit gegeven terugkomen in de communicatie over hun eigen stichting, waarin kreten stonden als ‘de hoogtepunten uit de verzameling’ (wat zij hebben geschrapt). ‘Hoogtepunten voor wie?’, vraagt Frik zich af. ‘Het klinkt dan alsof de rest niet geldig is.’

Hovy is optimistischer over de toekomst van de kunst dan zijn eega. Hij merkt op dat het na het afstuderen aan De Ateliers in hun tijd immers ook geen vetpot was, na het afschaffen van de Beeldende Kunstenaars Regeling. Frik maakt zich echter zorgen over de verruiming van de kunstwereld: de vele nieuwe opleidingen produceren werkzoekenden waarvoor geen ruimte is. Ook ziet zij een trend van ont-spullen ontstaan. ‘Mensen verzamelen steeds minder. Vooral in het middensegment is weinig draagvlak voor. De secundaire markt is dood: er zijn zo veel kunstwerken in omloop die geen nieuwe eigenaar vinden.’ Onlangs vond Hovy op een veiling een ets van de Duitse surrealist Hans Bellmer voor een schamele honderd euro. ‘Dan moet je je afvragen, waarom komt dat? Was het te duur om mee te beginnen?’ vraagt Frik zich af. Hovy merkt het ook aan de manier waarop mensen tegenwoordig kijken. ‘Voor kunst moet je moeite doen. Een bevriende advocaat vertelde dat zij op hun kantoor van oudsher beeldende kunst aankochten voor op de muur, maar dat anderen nu gewone foto’s ophangen. Daar zijn ze nu dan ook gewoon tevreden mee, waar ze naar kijken hoeft niet uniek en speciaal te zijn: het is simpelweg decoratie geworden.’

Frik en Hovy hebben vanuit de stichting een bestuur samengesteld wat hun nalatenschap zal gaan beheren na hun overlijden. Het is belangrijk dat de gekozen vorm die van een stichting heeft, zodat de kunstenaars nu alvast werk daaraan kunnen schenken. Ook in hun testament legateren zij alles aan de Frik Hovy Foundation. Frik: ‘Sinds we de stichting hebben opgezet is er een soort bestemming voor middelen en geld. Daarvoor hadden we helemaal geen strategie. Dat vind ik wel positieve bijkomstigheid, dat we het niet voor niets doen.’ 

Het belang van doorgeven en delen is een van de ijkpunten binnen de stichting. In de Franse Ardennen bezit het koppel een grote schuur, waarin zij eigenhandig een appartement hebben gebouwd wat gebruikt kan worden door kunstenaars. Hierdoor werken Frik en Hovy aan een nalatenschapsvorm die verder reikt dan hun eigen praktijk, wat weer als voorbeeld zou kunnen dienen voor andere kunstenaars in dezelfde levensfase. Het openstellen van hun pand aan de Quellijnstraat is daarmee een mooi begin. De presentatie laat zien hoe twee complementair maar verschillende kunstenaars een leven lang de ander hebben kunnen inspireren en stimuleren. Frik: ‘Als wij een tiental jaar geleden waren gescheiden hadden onze praktijken er geloof ik heel anders uitgezien. Een kunstwerk is alleen dat bij de gratie van zijn context.’ Helen Frik haar context is Hans Hovy en vice versa, al 43 jaar lang, en naar alle waarschijnlijkheid tot in de toekomst voorbij.

Van 1 tot en met 16 maart 2025 opent de Frik Hovy Foundation het atelier/woonhuis in de Pijp, Amsterdam met een tentoonstelling over de lengte en breedte van het oeuvre van Hans Hovy en Helen Frik. Dagelijks geopend van 11.00 tot 20.00 uur.

Kelly-ann van Steveninck

is kunsthistoricus met als specialisatie moderne en hedendaagse kunst

Recente artikelen