metropolis m

Samenscholing
Onderwijs als politieke strategie

Onder pakkende namen als School of Echoes en Bruce High Quality Foundation University (BHQFU) beginnen veel kunstenaars hun eigen school. Terwijl het reguliere onderwijs gebukt gaat onder een overdaad aan bureaucratie en een toenemende invloed van de markt, ontpoppen zij zich als het onafhankelijke alternatief, dat kritisch is en niet bol staat van neoliberale belangen.

In de afgelopen jaren is er een hernieuwde interesse in onderwijs als organisatievorm en middel tot experiment. Kunstenaars hebben een breed scala aan projecten opgezet, variërend van informele leesgroepen en discussies tot alternatieve academies, leerplatforms op internet en pedagogische experimenten die op lokale gemeenschappen gericht zijn. Sommige van die projecten lijken op het eerste gezicht een voortzetting van de aandacht voor onderwijs en de academie, waar we in de kunst van de afgelopen tien jaar bekend mee zijn geraakt. Maar gezien hun specifieke nadruk op autonomie en zelforganisatie moeten de huidige onderwijsexperimenten misschien eerder worden begrepen als politieke strategieën: als creatieve antwoorden op de huidige sociale en economische toestand, of als alternatieven voor gevestigde kunstacademies en universitaire opleidingen.

De projecten onderscheiden zich duidelijk door een gedeeld uitgangspunt: dat de organisatie van onderwijs op zichzelf een politiek experiment kan worden. Het opzetten van scholen, leesgroepen en workshops wordt gezien als een manier om aan te zetten tot discussie, om gemeenschappen te binden en te vormen, om kritisch bewustzijn te kweken van de problemen en mogelijkheden in de wereld van nu, en er achter te komen hoe daarmee om kan worden gegaan. Maar waar al deze projecten de organisatie van onderwijs beschouwen als een politieke kwestie die vraagt om creatief en kritisch engagement, kennen ze grote verschillen in hun vorm en doelstelling.

In sommige gevallen worden experimentele leermethoden ingezet om bestaande gemeenschappen bewust te maken van machtsstructuren en ze te helpen om zich te organiseren. Ultra-red, een groep internationale kunstenaars en activisten, experimenteert met dergelijke strategieën in de vorm van collectieve luisterworkshops onder de titel School of Echoes. Het Carrot Workers’ Collective uit Londen ontwikkelt workshops en handleidingen voor huidige en aankomende stagiairs in de kunstwereld om ze te informeren over hun rechten en ze te wijzen op de manier waarop organisaties misbruik maken van goedkope arbeidskrachten. Jakob Jakobsen, initiatiefnemer van de voormalige Copenhagen Free University, onderzoekt in een eenjarig onderzoeksproject de documentatie van de alternatieve Antiuniversity in Londen uit 1968 – een project dat is gekoppeld aan een programma van workshops, publicaties en ‘teach-ins’ voor dOCUMENTA (13). Bij deze projecten is er in het bijzonder aandacht voor experimentele onderwijsvormen die als middel kunnen dienen om bestaande politieke structuren te beïnvloeden en om een stem te geven aan lokale gemeenschappen. Daarmee bouwen ze voort op ideeën over radicale pedagogie die voor het eerst geconceptualiseerd werden in boeken als Paolo Freires Pedagogie van de onderdrukten (1970) en Ivan Illichs Ontscholing van de maatschappij (1971).

Andere projecten manifesteren zich in de vorm van relatief autonome ruimtes, die de mogelijkheid bieden om te experimenteren met alternatieve vormen van onderwijs en kennisuitwisseling. De 16 Beaver Group in New York organiseert zelfstandige discussiegroepen, presentaties, debatten en andere activiteiten vanuit de thuisbasis op 16 Beaver Street. Het weekprogramma kan gezien worden als een doorlopende poging om vat te krijgen op de dringende, complexe vraagstukken van deze tijd, om na te denken over mogelijke antwoorden en interventies, en om meer kennis op te doen over organisatiestrategieën. Anders dan bij academische organisaties en gevestigde kunstinstellingen lijkt het lesaanbod van zelforganiserende opleidingen en cursussen niet alleen beter toegerust om snel in te gaan op actuele kwesties, maar ook volop ruimte te bieden voor compromisloos politiek engagement. Dit soort zelfgeorganiseerde programma’s slaagt er vaak in een discussieplatform op te zetten voor kwesties die buiten het gezichtsveld blijven van de bestaande instellingen.

Gezien hun potentieel aan politieke effectiviteit is het niet verbazend dat de protesten van de laatste jaren hebben geleid tot een hernieuwde toename van autonome onderwijsinitiatieven, sommige met steun van reeds bestaande netwerken. Zo hebben de discussiegroepen van 16 Beaver Group een actieve rol gespeeld bij de protesten van de Occupybeweging op Wall Street, terwijl andere onafhankelijke leesgroepen, workshops en vrije scholen in New York en elders de mogelijkheden hebben geboden voor kennisproductie en kritische reflectie op de protesten. Deze projecten bieden kunstenaars de gelegenheid hun creativiteit in te zetten voor politieke doeleinden: het zijn platforms waarop alternatieve vormen van verzet kunnen worden ontwikkeld en verspreid, waar gezocht kan worden naar nieuwe manieren om bijeenkomsten te organiseren, collectief tot beslissingen te komen en een publiek te mobiliseren.

Veel kritische onderwijsexperimenten van nu laten zich niet alleen als een onmiskenbaar politieke strategie begrijpen, maar presenteren zich eerder als alternatieven voor bestaande onderwijsinstellingen – zowel binnen als buiten de kunstwereld. Enerzijds zijn sommige zelf georganiseerde studieprogramma’s te zien als een pragmatische reactie op economische factoren: wegvallende subsidies, toenemende kosten en krapte op de arbeidsmarkt. Anderzijds zijn de huidige experimenten van kunstenaars ook bedoeld als een serieus alternatief voor de universiteiten en academies, die in toenemende mate gestuurd worden door overheden en het bedrijfsleven.

The Public School – een initiatief van de oprichters van Telic Arts Exchange in Los Angeles, Sean Dockray en Fiona Whitton – is een voorbeeld van een dergelijk project waar zowel economische als institutionele kwesties centraal staan. Deze ‘school zonder curriculum’ biedt het publiek de mogelijkheid om zelf via een website voorstellen voor lesprogramma’s aan te dragen en collectief te realiseren, en maakt zo een eind aan de hele structuur van instellingen en titels, evenals het gangbare onderscheid tussen docenten en studenten. The Public School komt direct voort uit de interesses en de bezigheden van een galerie voor hedendaagse kunst in Los Angeles, maar biedt potentieel een open platform. Een project als dit heeft vooral de intentie om onderwijs vrij toegankelijk te maken en engagement in de breedte te bevorderen, los van institutionele bemoeienissen.

Waar The Public School een antwoord biedt op de toestand van instellingen voor hoger onderwijs in algemene zin, zijn er andere kunstenaarsinitiatieven die specifiek (en kritisch) ingaan op de status van kunstacademies en postdoctorale opleidingen: programma’s die in toenemende mate geïnstitutionaliseerd raken, duurder worden en steeds meer deel uitmaken van de commerciële kunstwereld – een trend die geïllustreerd wordt door de groeiende populariteit van lessen die zich richten op netwerken en marketingvaardigheden. Meer en meer zien kunstenaars af van postdoctorale opleidingen en richten zich eerder op residencies, summerschools, onafhankelijke instellingen en alternatieve programma’s die geen titel opleveren. Aan de ene kant gaat het hier om hoog aangeschreven programma’s zoals het Whitney Independent Study Program, de Skowhegan Summer School en de Rijksakademie – programma’s die al langere tijd hoog in aanzien staan, maar eigenlijk een soort aanvulling vormen op het reguliere postdoctorale traject. Aan de andere kant is er een aantal semi-institutionele, semi-informele, door kunstenaars geleide studieprojecten die eerder gezien moeten worden in de context van de huidige interesse voor zelfgeorganiseerd onderwijs: zulke projecten worden gekarakteriseerd door een impliciet politieke stellingname tegen de conventionele programma’s en een gebrek aan eerbied voor formeel onderwijs.

Een goed voorbeeld van de laatste categorie is de Mountain School of Arts, gevestigd in de Mountain Bar in de Chinese wijk van Los Angeles. Het aanbod van deze in 2005 door Piero Golia en Eric Wesley opgerichte opleiding omvat lezingen over filosofie, recht, dans en kunst, maar ook live performances en gesprekken met een eclectische verzameling figuren van binnen en buiten de kunstwereld. Het is een omgeving waar geen fundamenteel onderscheid wordt gemaakt tussen discussies over theoretische teksten, politieke debatten, discussies met vooraanstaande kunstenaars of een gezamenlijke barbecue. De nog recenter opgerichte Bruce High Quality Foundation University is via een website begonnen met lessen ‘Extreme performancekunst’, ‘CoBra: Het verbond van revolutionaire zwarte kunstenaars’ en ‘De taal van de liefde: een introductie Italiaans’ voor kunstenaars die af willen van het, zoals zij het noemen, ‘onhoudbare’ model van de kunstacademie. Hun oplossing is eenvoudig: ze maken de kunstopleiding zoals ze die altijd voor ogen hebben gehad simpelweg zelf. In hun manifest staat dan ook: ‘Dit is het uitgangspunt van BHQFU: dat kunstenaars dit zelf kunnen uitzoeken.’

Dit soort kunstprogramma’s wordt een steeds serieuzer alternatief voor dure postdoctorale opleidingen. Toch blijft het onduidelijk of zulke projecten daadwerkelijk een kritisch alternatief kunnen vormen voor het gevestigde systeem van kunstopleidingen – zelfs wanneer ze de mogelijkheid bieden om te studeren zonder je in al te grote schulden te steken. Het is de vraag of deze organisaties, hoewel ze de tradities van het kunstonderwijs ondermijnen, niet op hun beurt een nieuw stelsel van erkenning en uitsluiting tot stand brengen – een hergroepering rond andere normen. In dat geval is het mogelijk dat ze de invloed van de markt op studieprogramma’s niet weten te vermijden, zoals oorspronkelijk de bedoeling was, maar er juist een directe opening voor bieden.

De kritiek op kunstopleidingen en de projecten die voortkomen uit specifieke groeperingen en activistische kringen zijn niet onopgemerkt gebleven: ze worden tegenwoordig vergezeld door projecten die zijn opgezet door de grotere instellingen. Zo heeft de Hayward Gallery de Wide Open School in het leven geroepen, een tijdelijke summerschool, gegeven door een groot aantal verschillende kunstenaars; dOCUMENTA (13) presenteert het Maybe Education and Public Programs-platform, in samenwerking met het Art Academies Network. Zulke projecten laten zien dat de internationale kunstorganisaties de onderwijskwestie onderkennen. Het is echter de vraag of zulke grootschalige evenementen erin zullen slagen om een coherente agenda te formuleren die verder gaat dan de ongerichte diversiteit die publieksprogramma’s vaak kenmerkt.

Zelfgeorganiseerde vormen van onderwijs zijn vandaag de dag van bijzonder belang: zowel wanneer ze toestaan om vorm te geven aan politiek engagement als wanneer ze een specifiek antwoord bieden op de toestand van universiteiten en kunstopleidingen. De economische crisis, de Occupyprotesten en de aanhoudende bezuinigingen op onderwijs en sociale ontwikkeling hebben een specifiek doel, en urgentie gegeven aan het werk van kunstenaars die zich bezighouden met onderwijs – een praktijk die anders wellicht op afstand was gebleven van actuele sociale en politieke vraagstukken. Waar experimentele vormen van onderwijs van de afgelopen jaren eerder speelden met het idee van het onderwijs als artistiek medium, of van de tentoonstelling als onderwijsruimte, geven de experimenten van nu blijk van een dringende behoefte aan het stellen van specifieke vragen. Nu het harde bezuinigingsklimaat en de onderliggende politieke besluitvorming diepgaande invloed uitoefenen op alle gelederen van de samenleving en op de kunstwereld in het bijzonder, zijn zelforganiserende onderwijsomgevingen wellicht de juiste plek om enkele dringende vragen aan de orde te stellen: Hoe kunnen we onszelf organiseren? Wat zijn relevante strategieën om kennis te verspreiden en discussies te organiseren? En hoe wordt het mogelijk om vorm te geven aan een gemeenschappelijk project?

Tim Ivison en Tom Vandeputte zijn onderzoekers aan het London Consortium. Ze werken aan een boek over kritische onderwijsexperimenten dat dit najaar zal verschijnen bij Bedford Press.

Tim Ivison & Tom Vandeputte

Recente artikelen