metropolis m

In april 2003 vond in Amsterdam een tweedaags symposium over artistiek onderzoek plaats, georganiseerd door de stichting Global Vernunft van Henk Slager en Annette Balkema. Uitgangspunt was het feit dat steeds meer Europese kunstacademies PhD-programma’s aanbieden. De belangrijkste vraag was waarin artistiek onderzoek overeenstemt met wetenschappelijke onderzoeksmethodes en waarin ze daarvan verschilt. De eerste dag opende ambitieus en sprankelend met een lezing van Sarat Maharaj, een van de curatoren van de Documenta11 en onder andere docent aan Goldsmiths in Londen. Hij ging in op projecten die hij met zijn studenten deed, insisteerde op de wetenschapsfilosofische inzichten van Feyerabend – volgens wiens epistemologisch anarchisme in de wetenschap elke methode om tot kennis te komen geoorloofd is – en speelde met de inzichten die opborrelen uit de woordspelletjes van James Joyce’s Finnegans Wake. Dat beloofde veel. Maar op zijn welbespraaktheid en wendbare geest volgden uiteenzettingen over postacademisch kunstonderwijs die vooral interessant waren als je er zelf als docent betrokken bij bent. Het ging minder over wat artistiek onderzoek is en wat haar waarde zou kunnen zijn, en meer over de vraag naar de hervorming van het postacademisch onderwijs in het licht van de Europese regelgeving. Daarbij tekende zich een duidelijke tweestrijd af tussen enerzijds de opleidingen die het geen bezwaar vinden om te werken met een duidelijk curriculum (inclusief het – door de Europese regelgeving vereiste stelsel van studiepunten) en academies die vast wilden houden aan het ateliermodel en die de regelgeving als bedreiging van hun autonomie zien. (Al gebied de eerlijkheid mij te zeggen dat er ook een aantal alternatieve modellen voorgesteld werden).

Het is natuurlijk de vraag hoe het kunstonderwijs er in de toekomst uit moet zien. Wat voor bagage – intellectueel of qua vaardigheden – het kunstonderwijs een kunststudent moet meegeven heeft alles te maken met wat wij van kunst verwachten en het soort kunst dat volgens ons nu of in de toekomst relevant is.

In dat opzicht is het zeker ook interessant om vanuit de kunstpraktijk het onderwerp artistiek onderzoek te belichten. Er lijkt steeds meer kunst te zijn – of misschien is in dit geval de term ‘culturele projecten’ op zijn plaats – die de vorm heeft van een onderzoek en een artistieke verslaglegging van dat onderzoek, of een verslaglegging die de toeschouwer of deelnemer een esthetische ervaring geeft. Je kunt dan bijvoorbeeld denken aan het in kaart brengen van bewakingscamera’s (Institute for Applied Autonomy), aan GPS-wandelingen of psychogeografische experimenten, aan kunstprojecten in het kader van planologisch onderzoek (De Geuzen), aan Knowbotic Research, aan mapping-projecten, aan de projecten van Multiplicity en Raqs Media Collective, of aan een tentoonstelling als GNS in het Palais de Tokyo. Maar je zou ook kunnen wijzen op iets dat artistieke productontwikkeling genoemd zou kunnen worden of aan kunst die de marketing als medium kiest.

Hoewel het onmogelijk is om iedereen die in dit veld bezig is op een lijn te stellen, kunnen er wel een paar tendensen worden aangegeven. Het gaat vaak om projecten waarbij intensief wordt samengewerkt, projecten waarbij het verzamelen van data het startpunt is, en waarbij deze data opgeslagen, verbonden en gecombineerd worden, vaak in digitale vorm. De bloei van zulk artistiek onderzoek heeft dan ook zeker te maken met de beschikbaarheid van nieuwe technologieën. Het betreft vaak projecten waarbij een grote rol is weggelegd voor de toeschouwer of deelnemer. De initiatiefnemers (de kunstenaars?) hebben niet alles vastgelegd, ze hebben een kader gecreëerd waarbinnen deelnemers een ervaring kunnen hebben. Niet zelden is het kunst die is gebaseerd op een database-model: kunst die bestaat uit digitale objecten in een database en regels die bepalen wanneer en hoe en in welke combinaties ze daaruit retrieved worden. De Russische mediatheoreticus Lev Manovich schreef in 1998 een artikel Database as Symbolic Form waarin hij een dergelijke visie ontvouwt. Stephen Wilson zou veel van zulke projecten onder de noemer information arts plaatsen. Hij stelde een encyclopedie van deze information arts samen, die vorig jaar onder de titel Information Arts, Intersections of Art, Science and Technology verscheen.

Is een kunstenaar die zulke projecten initieert een andere dan de kunstenaar die performances doet, schildert of installaties maakt? Heeft hij andere vaardigheden nodig? Is zo’n kunstenaar gebaat bij een postacademie die is gebaseerd op het ateliermodel? Op het symposium in Amsterdam zei Els Odijk als vertegenwoordiger van de Rijksakademie – bij uitstek een postacademie die zich baseert op het ateliermodel – dat zij niets hebben met artistiek onderzoek omdat de Rijksakademie er is voor kunstenaars die in relatieve afzondering hun eigen werk verder willen ontwikkelen, in hun eigen studio of atelier. De Rijksakademie heeft dan ook geen vaststaand curriculum, er zijn geen lessen, er is geen vastgesteld programma dat iedereen moet volgen. Dat zal uitstekend werken voor autonome kunstenaars die gebaat zijn bij het ‘in relatieve afzondering’ ontwikkelen van hun werk en die gericht zijn op tentoonstellingen in galeries of musea. Kunstenaars die werken in de richting van ‘information arts’ en ‘artistiek onderzoek’ zouden wel eens meer baat kunnen hebben bij een opleiding met een duidelijk programma, waar ze leren over de contexten van hun project, waar ze leren samenwerken met programmeurs, leren wat onderzoek is, hoe je het beste data verzamelt, welke ontwerpmethodes je kunt gebruiken, enzovoorts. Zulke kunstenaars kunnen ook baat hebben bij samenwerking tussen universiteiten en kunstacademies, al was het alleen maar om zo toegang te krijgen tot zeer kostbare apparatuur en de laboratoria. Anderzijds blijkt dat universiteiten vaak geïnteresseerd zijn in samenwerkingen omdat het een methode kan zijn om andere perspectieven te openen. Wetenschap en kunst staan dichter bij elkaar dan wel eens wordt gedacht.

Blijft de vraag, die ook rond bleef zingen op het symposium, waarom zou je kunstenaars een PhD verlenen? Die vraag kan evengoed gesteld worden aan om het even welke academicus. Het antwoord is: om een aanstelling te kunnen krijgen op een universiteit, er les te kunnen geven en daar je stem te laten gelden.

Symposium Artistic Research, Maison Descartes, 11 en 12 april 2003, georganiseerd door Stichting Global Vernunft.

Stephen Wilson, Information Arts, Intersections of Art, Science and Technology, MIT Press, Cambridge (Mass), 2002

Arie Altena

schrijft over kunst en technologie, werkt voor V2_ Lab voor de instabiele media en Sonic Acts

Recente artikelen