metropolis m

Tate Modern
Londen beweegt

In Londen is kunst fashionable. Een opening van Chris Cunningham bij Anthony d’Offay Gallery waaiert uit over Dering street. De scene stroomt en verspert het modieuze straatje tussen Oxford en New Bond street. Op de after party praten de gasten, werkzaam in verschillende regionen van de kunstwereld, met name over film, terwijl een celebrity scout pikanterieën probeert op vangen omtrent het privé-leven van de art stars. Londense tabloids meten de kunststerren breed uit. Na een pakkende kop wordt in een paar woorden de laatste verrichting aan het kunstfirmament genoteerd, om vervolgens tot in het onzinnigste detail te treden over een laatste ontmoeting met Madonna. De kunstkritiek toont zich niet onbetuigd en scherpt de zinnen. Ook het museum is populair en in beweging. De Tate Modern opende enkele maanden geleden haar deuren en heeft nu reeds grootse bezoekcijfers geboekt. In economisch opzicht is het museum een doorslaand succes. Zijn aanwezigheid heeft gezorgd voor een spectaculaire metamorfose van de verpauperde omgeving op de zuidoever van de Theems. Diverse hotels, restaurants, winkels en galeries hebben zich er gevestigd. Bij dit succes zou je bijna vergeten dat de artist-run spaces van minstens zo groot belang zijn op een andere plek in de stad. In de Londense East End waar ze zich sinds een aantal jaren massaal hebben gevestigd, zorgen ze niet alleen voor de noodzakelijke culturele doorstroming van nieuw talent, hun aanwezigheid heeft ook gezorgd voor een economische impuls. Allerlei kleine bedrijfjes, restaurants en hotels hebben zich er onderdak gevonden in pakhuizen en wat dies meer zij. Uiteraard doen interacties tussen de wereld van de stad en die van de kunst overal ter wereld hun werk. Maar wat Londen nu interessant maakt, is de uitgebreide schaal waarop dit gebeurt en de openheid van de kosmopolitische dynamiek.

Tate Modern, dat grotendeels bekostigd is met loterijgelden schermt met een nieuw presentatiemodel. Maar allereerst is er het imposante gebouw. Het is opgetrokken uit tienduizenden bakstenen, heeft nauwelijks ramen, enkel sporadisch een detail dat doet denken aan de Amsterdamse School. Het publiek glijdt het museum zonder vertraging binnen, via een tientallen meterslang rechthoekig oppervlak dat schuin naar beneden het immense schip inloopt, om vervolgens in hoger sferen te geraken bij de aanblik, de sensatie van de grote hal, waar vroeger de turbine van de elektriciteitsfabriek heeft gestaan. De schaal is immens; materiaalgebruik ondersteunt de ruimtelijkheid. De linker flank bestaat uit een bedrijvige galerij – museumwinkel, restaurant, filmzaal foyer- achter transparant kozijnloos glas. Drie trapsgewijs verspringende roltrappen verbinden de eerste vijf verdiepingen. In het centrum van de hal, onder de geweldige Maman, een gigantische spin van Louise Bourgeois, staat de bewegwijzering, als het triptiek in de kathedraal. Charles Jencks plaatste het tegenwoordige museum ooit in een vergelijking tussen kathedraal en shopping mall. In het geval van de Tate Modern zou er een derde begrip aan toegevoegd kunnen worden: het theater, vooral omdat het zich dichtbij gewijde grond van de theatergeschiedenis bevindt. Op steenworpafstand stond The Globe, het theater waar ruim vier eeuwen geleden de bevolking uitliep om het nieuwste stuk van Shakespeare mee te maken.

Werkelijk bevliegen doet de presentatie van de collectie je niet. Gekozen is voor een achronologische benadering. Maar daarmee wordt het lineaire denken niet verlaten. Want ‘het genre’, dat als uitgangspunt werd genomen, ligt sinds de zeventiende eeuw verankerd in de kunstgeschiedenis. De categorisering op genres -naakt/lichaam, landschap/omgeving, stilleven/real life, maatschappij/geschiedenis- is beschaafd, verzorgd, duidelijk, communicatief. Elk ‘educatief museum’ kan er veel van leren. Bijvoorbeeld hoe het stouter kan. Want de genrepresentatie is weinig speels. Het concept getuigt niet van nieuwe inzichten, overstijgt de verantwoorde interpretatie niet en laat weinig ruimte. Dat is jammer want van een nieuw presentatiemodel verwacht je op zijn minst een uitspraak over een mogelijke verbreding van het discours, een stap verder. Gelukkig gaat het zoeken in alle openheid verder en volgt er spoedig weer een nieuwe stap.

Amsterdam kan nog heel wat leren van het succes van Tate Modern en de artist run spaces in het Londense East End. Waar in Londen openheid regeert en de culturele doorstroming enorm is, daar regeert in Amsterdam geslotenheid en angst. Telkens als de subsidiekraan wordt toegedraaid, kiest men de defensieve slachtofferrol – niet onbegrijpelijk als je weet dat de Mondriaan Stichting zijn marketingactiviteiten met name inzet voor een handjevol succesvolle kunstenaars, die toch al voor het dynamischer buitenland hebben gekozen. In Amsterdam belooft de gemeente beterschap. Ze trekt een aantal miljoenen uit voor een nieuw te stichten culturele broedplaats. Maar het is niet meer dan een alibi om het ene na het andere organisch gegroeide kunstinitiatief, dat wortel schoot op een in onbruik geraakte plek in de stad, met de grond gelijk te maken om er vervolgens dure appartementen te kunnen bouwen. Een bar slecht alibi. Want vergeten wordt dat de controleneuroses van de politiek allerminst een vruchtbare voedingsbodem voor levendige kunst en cultuur zijn. Culturele vernieuwing kan niet georganiseerd worden, culturele vernieuwing heeft geen format. Het isoleren van ontwikkelingen in nieuwe instituten werkt juist contraproductief. Ook Londen voorziet niet in het ideale model. Maar de stad laat wel zien hoe inspirerend het kan zijn om alles open te gooien.

Jellichje Reijnders

Recente artikelen