The Projection Project
Met The Projection Project dacht het MuHKA deze winter na over de toekomst van het concept ‘projectie’. Het idee hierachter was dat analoge projectiemethoden, zoals 35mm-film, voorbijgestreefd worden door de digitale technologie, wat aanleiding is voor een hernieuwde, artistieke reflectie op het begrip ‘projectie’. Door het verdwijnen van de traditionele projectie wordt dit begrip losgekoppeld van zijn verbondenheid met film. De expositie wilde die verschuivende betekenissen verkennen met twintig kunstwerken in de ruime benedenverdieping van het MuHKA.
Het hoogtepunt van de expositie was ongetwijfeld Matt Stokes’ video Long After Tonight (2005), waarin een groep mensen op soulmuziek danst in een kerk. De verrukkelijke beelden van dansende lichamen, altijd enthousiasmerend om naar te kijken, nodigden uit om de korte film (ruim zes minuten) meerdere keren te bekijken, zonder dat de verveling toeslaat. Stokes geeft het wervelen en draaien van de dansers op hypnotische wijze weer met een diversiteit aan shots, waarin hij volop experimenteert met close-ups en slow motion.
Een werk dat in figuurlijke zin positieve beelden op de toekomst ‘projecteerde’ was One Year Celebration (2003-2006) van Pierre Huyghe. Een installatie bestaande uit 48 posters, waarop voorstellen zijn geformuleerd voor mogelijk nieuwe, collectieve feestdagen in de toekomst. Het lijkt op het eerste gezicht een droge installatie, maar zodra men zich in de opschriften en toelichting begint te verdiepen, opent One Year Celebration zich als een hartverwarmende, soms zelfs ronduit hilarische reflectie over het indelen van tijd en de menselijke behoefte aan zingeving.
Zeer charmant is de foto-installatie Wonderland (2005) van de Koreaanse Yeondoo Yung. Aan kinderen werd gevraagd om een toekomstvisie te tekenen voor zichzelf of iemand anders. Yung vertaalde deze tekeningen naar gefotografeerde ensceneringen in vrolijke snoepkleurtjes, vol grappige gadgets en sprookjesachtige kostuums. Het werk treft door de ontwapenende eenvoud van de kinderdromen, maar ook omdat de jonge kinderen zich duidelijk bewust zijn van de veranderende maatschappij om zich heen, getuige een tekening, annex foto van een homokoppel dat in het huwelijk treedt.
De jeugd wordt vaker op de tentoonstelling in beeld gebracht. Bij binnenkomst wordt men begroet door De Nos Jours (2003), een videodrieluik van Marie José Burki, dat met een sensueel voyeurisme, groepjes jongeren gadeslaat. Fiona Tan toont een lange opname van een hele reeks tieners van allerlei verschillende nationaliteiten, die lachend in de lens kijken (Tomorrow, 2005). Hier smelt een reflectie op de huidige, multiculturele samenleving samen met de toekomstdromen die men op de gezichten van de tieners zou kunnen projecteren.
Meest verrassend echter, want volkomen onverwacht, is de aanwezigheid van Cerith Wyn Evans’ reconstructie uit 1998 van Brion Gysins legendarische Dreamachine (1960): een roterende, geperforeerde koker met een lamp in het midden, die hallucinaties veroorzaakt als men er met gesloten ogen naar kijkt. Deze intieme vorm van projectie contrasteert scherp met Ricochet # 2 van Marc De Blieck. Voor het maken van deze video-installatie bezocht de kunstenaar de locaties in Washington DC, waar twee sluipschutters in oktober 2002 willekeurig een aantal onschuldige mensen neerschoten. Het begrip ‘projectie’ krijgt hier een agressieve connotatie, die getemperd wordt door de overwegend mooie beelden die De Blieck opnam. Je zou dit ook als een commentaar kunnen lezen op het soort maatschappij dat we nalaten aan de kinderen en jongeren die Yung en Tan ons laten zien: een multiculturele meltingpot, waarvan de instabiliteit gemakkelijk zou kunnen ontsporen in haat, geweld en terrorisme.
Aansluitend op de hoofdtentoonstelling toont het MuHKA ook een selectie werken uit haar eigen collectie, waarmee verder wordt gebouwd op het thema projectie. Vooral Antonio Muntadas’ dia-installatie Emission-reception (1973-74) springt hier in het oog, en niet alleen omdat Muntadas gebruik maakt van een medium dat langzamerhand obsoleet is geworden. Twee diaprojectoren plaatsen twee reeksen beelden tegenover elkaar. Aan de ene kant zien we mensen (vaak in een café), die verveeld naar een scherm staren, dat zelf ‘buiten beeld’ is gelaten. Dit afwezige televisiescherm wordt ingevuld op een tweede dia aan de andere kant. Zo ontstaat een dialectiek tussen de twee beelden, die vooral boeit omdat televisie in het Spanje van Franco volledig op propaganda was gericht. De lethargische tv-kijkers worden hier in feite gepresenteerd als het onkritische projectiescherm, waarop het systeem zijn ideologie kan projecteren.
Al met al is The Projection Project een aangename en verrijkende, museale ervaring. De tentoonstelling weet niet alleen de geest te prikkelen, de getoonde werken bieden ook meer dan voldoende aanleiding voor esthetisch genot. Hierdoor is The Projection Project een vrij laagdrempelige tentoonstelling, waarin de verbanden tussen de werken zich tijdens het kijken naar de kunst bijna vanzelf aandienen. Die toegankelijkheid wordt mogelijk gemaakt door de verschillende manieren waarop ‘projectie’ wordt ingevuld: van een ‘ouderwets’ geprojecteerd beeld, via digitale beeldvorming, naar een meer figuurlijke ‘projectie’ van idealen op de toekomst of het ‘projecteren’ van verwachtingen en vooroordelen op onze medemens. Door deze gelaagdheid weet de tentoonstelling verrassend goed te ontkomen aan alle verwachtingen die bezoekers erop konden ‘projecteren’: The Projection Project biedt voor elk wat wils, voor ieder iets verrassends. Mijn enige punt van kritiek is de afwezigheid van andere media, vooral traditionele filminstallaties en schilderkunst. Ook buiten het digitale veld wordt immers met ‘projectie’ geëxperimenteerd.
Christophe Van Eecke