Voorheen autonoom
Case study 1: autonomie en kunst
The Nordic Pavilion op de Biënnale van Venetië van dit jaar bood de ultieme bijna niets-ervaring. Het modernistische gebouw, waar middenin een boom staat was helemaal leeg gelaten, afgezien van een rekje met wat apparatuur en een stel lullige beige schotten. Langs de muur was een groot aantal ijzerdraden gespannen waar nu en dan een trilling doorheen ging. Een soundtrack completeerde de presentatie en vulde de ruimte met glitch-achtig geluid. De meeste bezoekers liepen verdwaasd enkele seconden door het modernistische paviljoen, om het bij gebrek aan duidbaar werk schielijk te verlaten. Het valt kennelijk niet mee jezelf met bijna niets tevreden te stellen op een tentoonstelling waar overdaad troef is. Tegelijkertijd was juist dat weinige dat geboden werd ook de kwaliteit van het paviljoen. In een omgeving die zo bol staat van de belangen en betekenissen was de prettige vluchtigheid van de geluidstrilling een weldaad voor zintuig en gemoed.
The Nordic Pavilion was zonder twijfel het hipste paviljoen van de Biënnale. Het haakte in op de opkomende populariteit van geluidskunst en de groei van de behoefte aan een formele, letterlijke vorm van kunst, zonder al te veel ingewikkelde bijbedoelingen. Geluidskunst is te zien als het grote voorbeeld van deze hernieuwde interesse in esthetiek, in kunst die betekenis in zichzelf zoekt, haar eigen orde en wetten schept, geheel en al ‘auto-nomos’. Op de Biënnale werd dat nog eens bevestigd door Carsten Nicolai, die met enorme geluidsbronnen een laagje water in een grote glazen mengbol in trilling bracht. Botsend tegen het glas vormden de weerkaatste golven interferentiepatronen met vaste lijnen en vaste knooppunten, een onvermoede orde in de geluidsbrij visualiserend.
Het zal even wennen zijn voor de hardcore postmodernist. Hij die had gehoopt voorgoed af te zijn van de kunst die buiten zichzelf niet zoveel te melden heeft, ziet zich ineens geconfronteerd met haar wederopleving. Na jaren van kunst die hunkerde naar de wereld, die honger had naar beelden, die reflecteerde op het leven en de beeldcultuur, is er ineens weer kunst die wel degelijk genoeg heeft aan zichzelf, de belangeloze genieting vooropstellend. Kan dat zomaar?
Voor Fredric Jameson, Amerikaans huisfilosoof van het postmodernisme, is het geen verrassing. Hij heeft al jaren geleden voorspeld dat esthetiek in de kunst weer een grotere betekenis zal krijgen. Maar, voegde hij er waarschuwend (voor een ander geruststellend) aan toe, die neomodernistische kunst zal haar esthetische dictaat niet meer aan de kunst en de wereld kunnen opleggen. Omdat de hele wereld in de huidige lifestyle-cultuur veresthetiseerd is, stelt de terugkeer van de esthetiek in kunst weinig meer voor. Esthetische autonomie is een uitgehold begrip, zonder verdere politieke implicaties, zoals ooit nog wel het geval was in de hoogtijdagen van het modernisme.
Dit soort postmoderne relativering laat evenmin de autonomie van de ogenschijnlijk zo autonome geluidskunst met rust. Want het lijkt wel alsof dat geruis volledig op zichzelf staat, maar is dat wel zo? Is de genieting wel zo belangeloos als dat ze lijkt? Zo’n diepgemeende twijfel, zo niet ontkenning van de autonomie van de kunst zit de postmodernist ingebakken. En dus is het niet moeilijk om vanuit zijn perspectief iets te duiden in de eerst nog zo diffuse muur van geluid. Lees in de toelichting van The Nordic Pavilion over de herkomst van het geluid, hoe alle radiozenders tegelijk hoorbaar zijn gemaakt, met monotonie als gevolg. Lees in de toelichting ook over het feit dat de tentoonstelling door meerdere kunstenaars is gemaakt die zich als één presenteren en je weet dat het paviljoen een treffend commentaar is op de excessen van de (modernistische) beeldcultuur en haar eeuwige persoonsverheerlijking. The Nordic Pavilion zet de hele Biënnale op z’n kop als in een spottend contrapunt. Durf dan nog te zeggen dat het een vorm van autonome kunst is. Niets zo relatief als autonomie.
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M