Warmte vergt jaren groei -in gesprek met Jaring Dürst Britt over de nalatenschap van Willem Hussem
Willem Hussem was schilder, beeldhouwer en dichter, maar boven alles modernist. Zijn brede oeuvre laat zich kenmerken door een hoge mate van experimentele drang: dit resulteerde in schilderijen met een sterke pasteuze toets waarin het ritme van zijn hand goed te volgen is. Hij creëerde composities die in zowel kleur als vorm primair het midden houden tussen expressiviteit en structuur. Tot in zijn laatste jaren bleef hij zich telkens vernieuwen, laat galerie Dürst Britt & Mayhew zien in de presentatie ‘Though I’m seventy I still plant trees’.
al dat hout
bij de haard
voor één vuur
warmte vergt
jaren groei
— Willem Hussem
Bovenstaand gedicht hing gedrukt op een gouache aan de wand van het leslokaal Nederlands op de middelbare school van Jaring Dürst Britt. De tekst bleef hem jarenlang dierbaar, en toen Dürst Britt kunstgeschiedenis ging studeren kwam hij achter het bestaan van de maker: kunstenaar en dichter Willem Hussem, die de jonge student direct fascineerde. Nog eens jaren later beheert hij samen met partner Alexander Mayhew sinds 2019 de nalatenschap van Hussem in hun galerie in Den Haag.
Willem Hussem (1900-1974) werd geboren in Rotterdam en bezocht daar kort de kunstacademie, maar noemde zichzelf later voornamelijk autodidact. Al in 1918 verplaatste hij zich naar het artistieke milieu in Parijs en deelde het café met beroemde tijdgenoten als Mondriaan en Picasso. Hussem vestigde zich in 1936 voorgoed in Den Haag waar hij zich mengde in café de Posthoorn; een populaire verzamelplek voor kunstenaars maar ook schrijvers. Deze literaire invloed zorgde er mede voor dat hij begon met dichten. Daarnaast werd Hussem door de Duitse bezetting geen schildermateriaal verschaft, waardoor hij naast zijn beeldende werk aan het schrijven sloeg en in plaats van schilderwerk met inkt werken op papier produceerde, waarvoor hij inspiratie ontleende aan oosterse kalligrafie.
Hussem staat voornamelijk bekend om zijn constructivistische schilderijen met sterke kleurvlakken die hij in de periode na de oorlog begon te vervaardigen en die volledig tot wasdom kwamen tijdens de jaren 50. Gedurende de jaren 60 vervolmaakte hij zijn herkenbare stijl. Beïnvloedt door het Zen Boeddhisme bleef Hussem zich echter continu vernieuwen, op zoek naar de leegte in zijn werken. Hij ging soms met paardensprongen terug naar eerdere technieken binnen zijn praktijk wanneer dit hem opnieuw inspiratie kon verschaffen.
Toen hij in de jaren 50 drie keer de Jacob Maris-prijs voor de schilder en tekenkunst ontving waren Maris zijn nazaten ontzet dat een modernistische kunstenaar als Hussem het erfgoed van de klassieke Maris op deze manier onteerde. Ook eerdere winnaars als Co Westerik en Piet Ouborg werden niet gespaard in het publieke debat. Er ontstond een rel, maar Hussem werd omarmd en verdedigd door de jongere generatie kunstenaars en academie-studenten. Dit is veelzeggend voor de reputatie van de kunstenaar, die als open en ontvankelijk bekend stond.
Al ben ik zeventig
Het respect voor de vernieuwingsdrang van Hussem vloeit vandaag de dag nog door. In 2024 is het 50 jaar na Hussem zijn overlijden, en galerie Dürst Britt & Mayhew koos voor een presentatie van werk uit het eind van zijn leven van de kunstenaar, aan de hand van het gedicht ‘Al ben ik zeventig ik plant nog bomen’:
al ben ik zeventig ik plant nog bomen
laten de buren mij niet bespotten
in de geboorte schuilt de dood
het is goed het sterfuur niet te weten
Hierbij houden zij rekening met het beeld dat de meeste bezoekers hebben van Hussem. De entreeruimte is een zachte landing van eerder, meer herkenbaar werk, waarna de hard-edge schilderijen van na 1971 volgen in de achterzalen. Deze werken lijken op het eerste gezicht strak en glad, maar herbergen een fysieke toets waarin de kwast en palette-bewegingen goed te herleiden zijn. Deze monumentale doeken schetsen een mooi contrast met de eerdere werken, die grover zijn in opzet, de randen rafelig van de verf. Het gebruik van kleur is vergelijkbaar, maar geven in de latere werken een ander, subtieler effect door de soepelere afwerking van de lijnen. Hussem gebruikte in deze tijd niet meer dan twee vormen per compositie, terwijl zijn eerdere werken zich laten kenmerken door verschillende, vaak overlappende, patronen. Het herkenbare ritmische aspect van zijn praktijk is echter nog duidelijk terug te zien in de oppervlakte: de pasteuze toets verraadt de bewegingen van de schilder.
Mayhew en Dürst Britt vroegen kunstenaar Paul Beumer uit eigen stal om het kleurenschema voor de achterwanden te ontwerpen, specifiek voor deze ruimte met het latere werk. Hussem handhaafde zelf geen vastomlijnde kleurtheorie en hield van dynamiek in zijn werk, waardoor het drietal het passend vond om zelf te experimenteren met de verschillende combinaties van kleurvlakken. Deze presentatiewijze strookt niet alleen met Hussem zijn eigen open houding wat betreft vernieuwing in zijn oeuvre maar trekt ook de moderne schilderijen het hedendaagse discours in, aldus Dürst Britt.
De beurzenbubbel
Het inbedden in datzelfde discours is nu de taak van Dürst Britt en Mayhew. Al in 1974, enkele maanden voor zijn overlijden, werd onder andere door Wim Beeren en Peter Struycken de Commissie Hussem opgericht. De collectie werd sinds die tijd beheerd door Galerie Nouvelles Images in Den Haag, tot zij in 2018 door financiële tegenspoed moest sluiten. Dürst Britt en Mayhew hadden kort daarvoor al een succesvolle wederzijdse flirt met de galerie achter de rug: ze lieten hun interesse in het werk van Hussem blijken door middel van een samenwerking met een van hun jonge kunstenaars, Joseph Montgomery. In november van dat jaar opende in de galerie een solo van Montgomery, met in de Frontspace een presentatie met werk van Hussem, waarna begin 2019 bekend gemaakt werd dat Dürst Britt & Mayhew de volledige nalatenschap van Hussem voor hun rekening ging nemen.
Voor Dürst Britt en Mayhew was dit nog onontgonnen terrein: de verantwoordelijkheid voor het beheren van het werk van een dode kunstenaar. De twee erven, kleindochters van Hussem, laten de galeristen vrij en verwachten niet veel meer dan het passend onder de aandacht brengen van het werk van hun grootvader. Maar hier ligt een vrij aanzienlijke opdracht in verborgen: de kunstenaar mag dan wel binnen de landsgrenzen aanzien en bekendheid genieten bij het publiek, verzamelaars en bedrijfscollecties en aangekocht zijn door de grote musea, in het buitenland is Hussem altijd onder de radar gebleven. Zijn eerdere representant, Nouvelles Images, bewoog zich vrijwel uitsluitend binnen het vacuüm van de Nederlandse beurzenbubbel en opereerde volgens de mores van de vaderlandse kunstwereld. Met Hussem onder de arm zijn Dürst Britt & Mayhew er de afgelopen vijf jaar dan ook gretig op uitgetrokken richting internationale beurzen als Artissima in Turijn en Art Düsseldorf. Ook werden er middels samenwerkingen met lokale galeries tentoonstellingen gerealiseerd in Londen en Mexico City. In deze contreien gaan de wenkbrauwen omhoog wanneer men de prijzen van de werken ziet: voor Nederlandse maatstaven zit Hussem aan de top, maar in het buitenlandse segment wordt hij als bijzonder betaalbaar geacht.
Frisse associaties
Dürst Britt en Mayhew zien het als hun opdracht om de volle breedte van het oeuvre van Hussem naar de oppervlakte te brengen. In tegenstelling tot de gangbare verhouding tussen galerist en kunstpraktijk, die zich wellicht meer zou richten op de geijkte, goed verkoopbare werken, is het koppel als enige verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een lange termijn strategie. Er komt geen nieuw werk bij, maar het oeuvre van Hussem is rijk en breed en kan nog steeds op verschillende niveaus resoneren. Hierdoor heeft het koppel de tijd om de kunstenaar gestaag maar trefzeker te herintroduceren. Niettemin beseffen Dürst Britt en Mayhew zich terdege dat het in de schijnwerpers zetten van een dode, witte, mannelijke kunstenaar in het huidige tijdsgewricht niet direct voor de hand ligt binnen het hedendaagse kunstdiscours.
Getracht wordt dan ook om nieuwe, frisse associaties te geven aan Hussem zijn artistieke nalatenschap door het werk in combinatie met hedendaagse kunstenaars te tonen. Dit deden Dürst Britt en Mayhew onder andere begin 2024 bij Billytown in Den Haag, door de doeken van Hussem in perspectief te zetten samen met de evenzo kleurrijke en handelingsgedreven werken van Robbin Heycker en Klaas Kloosterboer. Rond dezelfde tijd toonden zij in eigen galerie de Mexicaanse kunstenaar Alejandra Venegas met haar gouache-geverfde houtsnijwerken, in combinatie met vroege houtsnedes van Hussem uit 1924, die altijd als buitenbeentjes werden gezien binnen zijn oeuvre. Deze gestileerde zwart-wit drukken van planten en bloemen zijn sierlijk in hun eenvoud en worden versterkt door de kleurrijke gesneden werken van Venegas, die de vergelijkbare natuurmotieven juist op een warme en uitbundige manier uitwerkt. Door deze paartjes te maken willen de galeristen benadrukken dat de esthetiek van Hussem soepel samenvloeit met die van hedendaagse kunst, en nog steeds tot de verbeelding kan spreken voor de huidige generatie. Andersom geeft zijn werk de praktijk van de jongere kunstenaar een zekere versterkende gravitas.
Jongensboek
De anekdotes van Dürst Britt klinken soms als een spannend jongensboek (maar dan wel de kunst-nerd editie). Het beheren van een nalatenschap brengt de boeiende maar schatplichtige consequentie met zich mee dat hij en zijn partner momenteel de kunsthistorische experts moeten zijn op het gebied van Hussem. Dit uitte zich op veilingen, maar ook op minder voor de hand liggende platforms zoals Marktplaats. Een inwoner uit Haarlem plaatste daar een schilderij van Hussem wat eerder aan Nouvelles Images had toebehoord. De man had het werk bij Christie’s aangeboden, maar zij kregen geen verificatie van de galerie dat het een echte Hussem betrof. Toevalligerwijs waren Dürst Britt en Mayhew vlak daarvoor in het bezit gekomen van een inventaris van schilderijen van vanaf de jaren 50 die Hussem’s vrouw Anna had bijgehouden in de vorm van een kaartenbak. Zij tekende de werken in het klein na en schreef er korte technische gegevens naast: bij toeval stuitte Dürst Britt op een kaart met daar op het desbetreffende schilderij. Aan de hand van deze vondst konden zij het werk alsnog als echt verifiëren – en besloot de galerie het aan te kopen.
Deze positie zorgt ook voor diplomatiek-artistieke spanningen: zo zijn er vervalsingen op de markt. Dürst Britt heeft de afgelopen jaren twee werken uit veilingen laten verwijderen toen hij genoeg argumentatie had verzameld om hard te maken dat het wat hem betreft geen originele Hussem betrof, en heeft vermoedens dat er in sommige verzamelingen ook het een en ander niet pluis is. De wens naar een catalogue raisonné is dan ook groot maar betreft erg veel werk: de galerie hoopt dat in de nabije toekomst door middel van een grote (museale) solo-tentoonstelling daar een impuls aan gegeven kan worden.
Warmte vergt jaren groei: het beheren van een nalatenschap als dat van Willem Hussem vergt precisie, geduld en liefde voor het werk en voor de man achter de kunstenaar, maar is onder de streep een dankbare taak: een die generaties overstijgt.
De tentoonstelling Though I’m seventy I still plant trees is tot 10 November te bezoeken bij Dürst Britt & Mayhew
Kelly-ann van Steveninck
is kunsthistoricus met als specialisatie moderne en hedendaagse kunst en stagiair bij Metropolis M