Wat heet normaal
Wat heet normaal
Brian Jungen en Bruno Peinado
Niets is zo hardnekkig als nationalistische clichés. Brian Jungen en Bruno Peinado zijn twee westerse kunstenaars, met een niet-westerse achtergrond, die in hun werk een speels maar heftig gevecht aangaan met de alomtegenwoordigheid van simplistisch nationalisme.
Het idee van een natie wordt in de huidige tijd van migratie en nieuwe geopolitieke allianties voortdurend herzien. De introductie van het multiculturalisme als reactie op wereldwijde vluchtelingenstromen heeft in tal van Europese staten een nieuw nationaal zelfbeeld geschapen – niet de homogeniteit van de bevolking is bepalend voor de natie, maar het vermogen van mensen met verschillende etnische, religieuze en culturele achtergronden om samen te leven. Aan dit idee van multiculturalisme ligt een concept ten grondslag dat de harmonische coëxistentie van mensen van verschillende herkomst benadrukt, en dat tegelijkertijd ook die verscheidenheid van culturen uitdraagt. Terwijl het klassieke begrip van de natie een vastomlijnde monocultuur suggereert, waar andere culturen aan de zijlijn staan, moet men tegenwoordig uitgaan van een culturele hybride. De ‘zuiverheid’ van de natie gaat hoe langer hoe meer verloren – wat vooral voor politici een verontrustende gedachte schijnt te zijn.
Terwijl biënnales uitgroeien tot toeristische attracties die het lokale element negeren, neemt tegelijkertijd de artistieke uiteenzetting met het lokale toe. In het kunstbedrijf ontwikkelen zich altijd weer nieuwe, alternatieve visies. Zo wordt telkens weer de artistieke productie van weer een andere, tot dan toe onbekende regio ontdekt. ‘De 21ste eeuw behoort toe aan de Chinese kunstenaars’, voorspelde Harald Szeemann in 1999 naar aanleiding van de door hem samengestelde Biënnale van Venetië. Ook Afrika behoort tot de veronderstelde ontdekkingen van de laatste jaren. Momenteel is, met kunstenaars als Francis Alÿs, Santiago Sierra en Carlos Amorales, Mexico aan de beurt. De daarbij horende tentoonstellingen hebben het cliché van de bijzonderheden van een land en zijn kunst eerder versterkt dan herzien. Zelfs geëngageerde tentoonstellingen als In Schluchten des Balkans, die de actuele kunstproductie in Zuidoost- en Midden-Europa onder de aandacht brengt, wordt de betekenis van de werken gezocht in de herkomst van de kunstenaars. Anderzijds moet men zich afvragen wat er verkeerd is aan het idee van een kunst die persoonlijke ervaringen in een land met een roerige politieke cultuur in het middelpunt stelt.
Bekijkt men de situatie vanuit het perspectief van de kunstenaar, dan is de omgang met nationale kenmerken, tradities en ontwikkelingen inderdaad zeer reflexief en vaak van een onoplosbare tegenspraak doortrokken. Zo is het idee dat de globalisering zou leiden tot een postnationalistisch tijdperk, snel in zijn tegendeel veranderd. De intensieve verhouding tot het eigene en het vreemde is zelfs een van de belangrijkste karakteristieken van de hedendaagse kunst geworden. Zoals elke emancipatoire politieke beweging is ook de hedendaagse kunst op veelvoudige wijze bezig lokale en internationale ontwikkelingen te coördineren, opdat het lokale niet wordt opgeslokt door de globale cultuur. Dat betekent ook dat ze zich bezighoudt met de eigen herkomst, de kritische verhouding tot het nationale saamhorigheidsgevoel, het terugvinden van het eigene in het vreemde, en de subjectieve plaatsbepaling in een naar homogeniteit strevende omgeving.
First Nation
De Canadese kunstenaar Brian Jungen (1970, Port St. John, British Columbia) behoort tot de zogenaamde First Nations, zoals de nakomelingen van de indiaanse inwoners in Canada in het officiële woordgebruik heten. Ze spelen een belangrijke rol in de nationale representatie van een klassiek immigrantenland als Canada, wat niet betekent dat ze een belangrijke positie hebben in de maatschappij. Hun maatschappelijke acceptatie verschilt niet wezenlijk van die van minderheden elders. Als men op de luchthaven van Vancouver landt, stuit men overal op moderne interpretaties van traditionele indiaanse kunst: totems, vogelsculpturen, houtsnijwerk. Ook in de souvenirwinkels is een groot aantal moderne First Nation kitsch te koop, als symbool voor het ware Canada.
Brian Jungen houdt zich in zijn werk bezig met zijn vermeende culturele voorvaders. Tussen 1999 en 2002 ontstond de serie Prototype for a New Understanding (1-12), bestaand uit verscheidene sculpturen die opgebouwd zijn uit Nike Air Jordan basketbalschoenen. Uit de afzonderlijke delen van de globale gymschoenicoon prepareert Jungen zoiets als cerebrale maskers, die opvallend veel lijken op de maskers van de indianen van de Noordwestkust. Zelfs in het wit-rood-zwarte kleurenschema van de Nikes is het traditionele handwerk van de First Nations te herkennen. Desondanks gaat het Jungen niet simpelweg om de voortzetting van de eigen cultuur in een hedendaagse, geglobaliseerde context. Weliswaar lost het vermeend authentieke op in een internationaal toepasbaar, ruw materiaal, maar tegelijkertijd bieden Jungens sculpturale objecten een alternatieve voorstelling van de cultuur van de First Nations. Het in de titel doorklinkende ‘nieuwe begrip’ van de culturen, de Amerikaanse Air Jordans en de moderne traditie van Canada, klinkt afwisselend ironisch en sarcastisch, en is meer dan slechts een poging de verscheidene clichés van het nationale in een schijnbaar onmogelijke synthese te overwinnen.
Ook Brian Jungens sculpturen die aan walvisskeletten herinneren, zoals Shapeshifter (2000) en Cetology (2002) zijn op te vatten als hybride uiteenzettingen die tegenspraken in de nationale identiteit vertegenwoordigen. Ook deze sculpturen doen zich authentiek voor, maar zijn eigenlijk een politieke constructie. Ze zijn van goedkope plastic stoelen gemaakt, van die stoelen die men overal ter wereld in cafés en op terrassen vindt. Hoewel ze eruit zien als artefacten uit het natuurmuseum, zijn ze door deze materiaalkeuze duidelijk verbonden met het heden. Jungen verwijst ermee naar de logica van het globale kapitalisme, waarin de menselijke arbeidskracht, grondstof en esthetiek worden aangewend als rücksichtsloze winstmakers. Zowel de Nikes als de witte plastic stoelen worden in de armste landen van de wereld geproduceerd. Uiteraard dringt zich bij het walvisskelet ook de associatie op met afstandelijke wetenschappelijkheid en de wijze waarop ook de mythologie van de indiaanse westkustbewoners in musea is geconserveerd. Over dergelijke meervoudige contextverschuivingen en overlappingen heen creëert Jungen het hybride beeld van een cultuur, die zich niet langer etnologisch laat onderzoeken, maar die in al haar tegenstrijdigheid vooral gewoon geleefd moet worden.
Enige kritiek op de politieke verhoudingen is Jungen niet vreemd. De sculptuur Isolated Depiction of a Passage of Time (2001) ziet eruit als een stapel bonte cafetariadienbladen. In het binnenste van de opgestapelde dienbladen zit een tv-toestel verstopt, waarvan het geluid gedempt hoorbaar is. De achtergrond van deze minimaal uitziende sculptuur is de waargebeurde geschiedenis van een inwoner van de Kingstongevangenis, die geprobeerd heeft te ontsnappen door zich in een dergelijke stapel dienbladen te verstoppen. Het aantal gebruikte dienbladen in de sculptuur komt overeen met het aantal First Nation-inwoners in Canadese gevangenissen, die het aantal Canadese gedetineerden overtreft. De realiteit blijft verborgen onder het bonte oppervlak. De First Nations spelen weliswaar in de officiële representatie van British Columbia een belangrijke rol, maar zitten verder opgesloten in hun reservaten. Paradoxaal genoeg geldt ook Brian Jungen zelf als een hedendaagse representant van de First Nation in de internationale kunstscene. Zijn tentoonstellingen worden ondersteund door stimuleringsprogramma’s voor leden van de Canadese minderheid. Ook profiteert hij handig van het label ‘indiaan uit Canada’ dat momenteel overal in de wereld dankbaar wordt omarmd. Het is kenmerkend voor de huidige situatie en alle discussies over de betekenis van een moderne natie, dat kritische geluiden als die van Jungen kennelijk overal in het Westen zo geruisloos worden ingekapseld. Wat zorgwekkend is.
Creolisering
‘Mijn logica is de creolisering, de wereld als een botsing van beelden. Mijn werk gaat over het verstoren van zuiverheid’, zegt Bruno Peinado. De Franse kunstenaar, deels van Europese, deels van Caraïbische herkomst, vertelt vaak over zijn fascinatie voor landen waar verschillende culturen gedwongen zijn samen te leven. Daarmee bedoelt hij niet de klassieke voorstelling van een multiculturele gemeenschap. Zijn werk gaat meer over het in kaart brengen van archetypen van de westerse cultuur, die alleen door witte Europeanen bepaald lijken te zijn. Toe-eigening en verstoring, volgens dit principe maakt Peinado zich de hedendaagse cultuur eigen, brengt hij tegendelen bij elkaar, verlost ze uit contexten en schept nieuwe werelden. Low Revolution 3 (2002) bijvoorbeeld, een werk dat tijdens zijn verblijf aan PS1 in New York ontstond, geeft zijn kijk op de Verenigde Staten en de huidige wereld weer. Ofschoon voornamelijk gericht op de Amerikaanse politiek en cultuur, integreert Peinado ook Europese slogans en iconen van alledag. Stakingsposters, beelden van een KISS-album, een dollarbiljet met zwarte president, de politieke poster van Amerikaanse hippies, filmtitels en reclameslogans als ‘Mars Attacks’ en ‘Be part of it’, een zwart en een witte fiets – al deze dingen leunen tegen wanden die in primaire kleuren geschilderd zijn. Low Revolution 3 zit vol dialectische verbindingen die de verschillende tegenstellingen in de gemeenschap symboliseren: hoge- en lage cultuur, zwart en wit, reclameglans en activistische anti-esthetiek. Peinado eigent zich de iconen van het verleden en het heden toe, kopieert ze, modificeert ze en plaatst ze in een nieuwe context. Reclameleuzen staan naast burgerrechtendemonstraties, popiconen naast revolutieleiders. Het werk spiegelt onze neutrale houding tot dit soort beelden in een maatschappij die ons dagelijks met zulke beelden bombardeert. Low Revolution 3, met zijn toespelingen op de burgerrechtenbeweging, is Peinado’s bijna activistische oproep tot politiek bewustzijn in een samenleving, die bezeten is van consumptie en vrijheidsdrang en die T-shirts met het portret van Che Guevara tot nieuwste mode verklaart.
Peinado werkt met beelden van de tegencultuur die door de dominante cultuur worden opgepikt en gerecycled. Het Michelinmannetje, een van Frankrijks meest geliefde reclamedragers, heeft hij daarom demonstratief in een zwarte Afro-figuur veranderd. The Big One World staat als rood opschrift op zijn borst, maar een de wereld omarmende geste à la Benetton is daarmee niet bedoeld. Peinado’s installatie Rainbow Warrior verenigt gekleurde i-Macs met een motorhelm en een plastic vrachtwagen. Het is een gebroken readymade esthetiek, een toe-eigening van bestaande culturele beelden, die bij Peinado niet de Franse cultuur representeren, maar een creoolse weergave ervan zijn. Het begrip natie blijkt zich naar believen op te tuigen met het vreemde of het vertrouwde. Peinado’s overaanbod aan identificaties en stereotypes ontneemt de dingen hun eenduidige codering. Het werk stelt dat het politieke weer politiek moet worden en het witte Europa zijn macht moet opgeven om de dingen hun naam te geven. Ook in zijn werk staat de hybride centraal. De globalisering is het niet gelukt om het verschil tussen het globale en het lokale op te heffen, alleen de wederzijdse afhankelijkheden zijn duidelijk geworden.
Het is wellicht om deze reden dat er bij veel kunstenaars van dit moment de vraag centraal staat wat het begrip natie in emancipatoire zin nog te betekenen heeft. Complete landen meten zich een eigen corporate identity aan – denk aan het Britse Cool Britannia. De Young British Artists werd een succesvol label en heeft de weg geëffend voor het merkartikel ‘nationale kunstproductie’. Verzamelaars en curators volgden, en ook de media houden nog steeds van het onder een eenvoudige noemer presenteren van een nationale trend. Het alternatief ligt in de poging zich te onttrekken aan een economisch beargumenteerde vorm van nation branding. Kunstenaars als Brian Jungen of Bruno Peinado houden vast aan het idee dat een natie, die zich met de politieke samenleving of het leven van alledag verbindt, wezenlijk complexer van karakter is. Het complexe begrip identiteit stemt almaar minder overeen met actuele levensruimtes en onttrekt zich zelfs geregeld aan territoriale bepaaldheid. Het is nu belangrijk om de coördinaten, die de werkelijkheid schijnbaar eenvoudig ontcijferbaar maakt, te verschuiven. Alleen zo verschijnt het exotische als normaal en het normale als exotisch.
Vanessa Joan Müller