Willem de Rooij
Willem de Rooij
Intolerance
Willem de Rooij (1969) realiseerde op de begane grond van de Neue Nationalgalerie een indrukwekkende installatie onder de beladen titel Intolerance. Een tentoonstellingsmuur incorporeert aan beide zijden meerdere vogelschilderijen van de zeventiende-eeuwse Nederlandse schilder Melchior d’Hondecoeter, bruiklenen uit collecties verspreid over Europa. Ze worden geflankeerd door een drietal vitrines met achttiende- en negentiende-eeuwse gevederde, ceremoniële objecten uit Hawaï, afkomstig uit diverse Europese etnologische collecties. Het geheel ademt een bezwerende, hypnotiserende sfeer. De ruimte is verduisterd, de werken gedempt en zorgvuldig uitgelicht.
Koppen van de prechristelijke oorlogsgod Kuka’ilimoku, verleidelijke capes en indrukwekkende hoofdtooien, die zijn gebruikt in processies door individuele (geestelijk) leiders van de inheemse bevolking van Hawaï, werden halverwege de achttiende eeuw door ontdekkingsreiziger James Cook naar Europa gebracht. Hier kwamen ze in diverse collecties terecht. De stukken zijn opgebouwd uit minuscule, overwegend rode en gele vogelveertjes. Duizenden vogels werden gedood door de Hawaïanen om zich hun schoonheid toe te eigenen. De angstaanjagende objecten met opengesperde ogen en grijnzende (dieren)tanden moesten het kwaad afwenden. Tegelijkertijd werd er hun macht mee gerepresenteerd, de kracht en pracht toegeëigend. Veren, zo werd gedacht, overbrugden het contact met hun goden en voorouders.
Motieven uit deze exotische wereld vind je terug in de schilderijen van D’Hondecoeter. Worstelende exoten en vechtende hanen ̶ vogelveren stuiven in het rond ̶ worden afgewisseld met taferelen waar hetzelfde vogelspul op de kop uithangt als jachttrofee boven een verzameling keukenstillevens, ingrediënten voor een rijkelijk diner. Verderop hangen vier schilderijen van fantasietuinen naast elkaar, met op de voorgrond een pelikaan, en nog eens die pelikaan, en nog een keer, en nog een keer. Vier keer dezelfde beeltenis van deze vogel typeert een rij aan D’Hondecoeters vogelvocabulaire, als waren het multiples. Als je zo veel schilderde als D’Hondecoeter ̶ hij produceerde een honderdtal schilderijen dat diende als statussymbool voor rijke handelaren en machthebbers ̶ , dan gebruikte je niet steeds andere vogelsoorten, maar ‘samplede’ een nieuwe collage bijeen. Op een andere achtergrond, binnen een wisselende context, ontstond weer een nieuw verhaal, een nieuwe werkelijkheid.
Intolerance is meer dan een flirt met een radicaal statement of het kritisch aankaarten van een thema. Het is een eigenaardige mix van objecten uit totaal verschillende culturen, continenten en eeuwen die, fascinerend genoeg, een haast vanzelfsprekende eenheid vormen. De Rooij schotelt een associatieve werkelijkheid voor. Assemblerend en componerend uit historische bronnen schetst de kunstenaar verbanden, forceert hij kijkrichtingen en beschrijft hij nieuwe mogelijkheden voor lezing van de geschiedenis, de heersende machtsrelaties, hun symbolische systemen en het kunstenaarschap, zonder eigen materiaal toe te voegen. Een en ander wordt aangejaagd door de titel, die alle motieven binnen het geheel telkens weet aan te sturen.
Thema’s uit de werken van D’Hondecoeter en de Hawaïaanse objecten schuiven als een caleidoscoop in, uit en over elkaar en leggen verbanden die vervolgens uitzoomen naar actuele maatschappelijke vraagstukken, zoals toe-eigeningsgedrag en de omgang van Europa met (post)koloniale gebieden en haar koloniaal verleden. De vraag dringt zich op wat te doen met exotische erfenissen. Welke rollen dienen kunsthistorische instituten en etnografische musea te spelen? Wat is de rol van de kunstenaar binnen deze institutionele context?
De Rooij maakt met Intolerance een duidelijke, uitzonderlijke en urgente geste, niet in de laatste plaats aangezwengeld door de titel. Daarnaast dringt zich de vraag op wat het eigenlijk betekent om als Nederlander deze vraagstukken aan te kaarten in de Nationalgalerie op Berlijnse bodem, de thuisbasis van historistisch wetenschapper en ontdekkingsreiziger Wilhelm von Humboldt. Ik moet denken aan de film Intolerance (1916) van D.W. Griffith, die zwijgend (het is een stomme film) thema’s als stigmatisering en uitsluiting laat passeren. Ook denk ik aan de situatie in Nederland, waar een nieuw kabinet is gevormd met gedoogsteun van de polarisatiepartij PVV. Deze reflecties buitelen over elkaar heen, aangereikt door het werk van De Rooij en de dwingende titel ervan.
Intolerence nestelt zich in het hoofd. Het is het louter visuele gebaar dat zo ijzersterk is. Documentatie ontbreekt in de tentoonstelling. Wel is er een omvangrijke driedelige publicatie verschenen met beeldmateriaal en twee wetenschappelijke studies naar respectievelijk Melchior d’Hondecoeter en de historische Hawaïaanse objecten. Die tussenstappen krijg je niet te zien in de tentoonstelling. Door een (fictieve) relatie te suggereren tussen de tentoongestelde objecten, dwingt de kunstenaar je de geest lenig te bewegen om een eigen verhaal te (re)construeren, en er vrijelijk mee aan de haal te gaan. Dat is niet arrogant, dandyachtig of decadent ̶ kwalificaties voor kunstenaars zoals De Rooij die ik eens tegenkwam ̶ , maar een belangrijke, zo niet de belangrijkste functie van beeldende kunst. Daar kan geen ‘expliciet geëngageerde’ kunst in de vorm van populistisch conceptualisme, een Geert Wilders monument of een in het museum ingelijfd pistool van Volkert van der G. tegenop.
Bregje van Woensel is criticus en curator, Rotterdam
Bregje van Woensel