Mid-career curator Bij het vertrek van Nicolaus Schafhausen
Eerste indruk: veel wenkbrauw, verlegen handje, ambitieus. Nicolaus Schafhausen.
Toen hij kwam in 2006 lag Witte de With op zijn kont. Zijn voorganger Catherine David was een briljant curator, een intellectuele ziener met een indrukwekkend netwerk in de Arabische wereld, maar helaas voor het publiek, was ze niet erg in tentoonstellingen geïnteresseerd. Gevolg: Witte de With stond de helft van de tijd half of helemaal leeg. En dat is wat onhandig bij een presentatie-instelling. Het centrum dreigde de steun van de stad volledig te verliezen.
Interim-baas Hans Maarten van den Brink verrichtte noodhulp, waarna Schafhausen (en Paul van Gennip) het tij voor Witte de With definitief moest keren. Dat is gebeurd. Het Rotterdamse kunstcentrum is door Schafhausen handig teruggevoerd naar zijn oorspronkelijke taak, zoals de eerste directeur Chris Dercon en diens artistieke geweten Gosse Oosterhof die begin jaren negentig formuleerden: het brengen van internationale toonaangevende kunst met het debat eromheen.
Zoals ook al bij Dercon het geval, was Witte de With onder Schafhausen meer van het ‘nieuwe’ dan van het ‘programma’. Ook al heeft Schafhausen enkele programmatische koepels geformuleerd waaronder hij zijn tentoonstellingen en debatten presenteerde, in vergelijking met bijvoorbeeld BAK of het Van Abbemuseum is het centrum opvallend open en opportunistisch van aard gebleven. Dat lijkt me geen slechte keuze in handelsstad Rotterdam. Het past ook beter bij de Nederlandse beleving van kunst, die nu eenmaal niet erg van het diep (en zeker niet intellectueel) doorgronden van de dingen is.
Waarmee Nicolaus Schafhausen vanaf dag één heeft geboden wat de Nederlandse kunstwereld van hem vroeg. Met presentaties van Mathias Poledna, Tue Greenfort, Geoffrey Farmer, Tris Vonna Michell, en nog heel veel anderen heeft Schafhausen zich keurig van zijn taak gekweten. Je kunt zeggen, misschien te keurig. Als je de tentoonstellingslijsten in het vandaag verschenen jubileumboek bekijkt valt er weinig op af te dingen. Iets meer rafelrand, iets meer controversiële keuzes of complete miskleunen, waren wellicht welkom geweest.
Als je terugdenkt aan de mijlpalen uit de periode Schafhausen springen direct de mid- (en zelfs late) career solo’s eruit. Meer dan met de groepstentoonstellingen en de solo’s met jonge kunstenaars, heeft het centrum zich onderscheiden met deze grote retrospectieve presentaties van kunstenaars die al een grote naam hadden maar om de een of andere reden in het museale circuit maar moeilijk aan de bak kwamen. Denk aan Ian Wallace, Billy Apple, Liam Gillick en Cosima von Bonin. En niet te vergeten de tentoonstelling die vandaag opent: Angela Bulloch. Als laatste in de planning zit Lidwien van de Ven.
Schafhausen is begonnen met deze solo’s op het moment dat iedereen in de kunst het wel een beetje gehad had met het discours en al die daaruit voortkomende essayistische tentoonstellingen van jonge curatoren. Om er meer diepte aan te geven, verbond hij aan de solo’s kleine goed verzorgde essaybundels en een serie lezingen van belangrijke wetenschappers over het oeuvre van een kunstenaar.
Die stellige keuze voor de mid-career (zie overigens ook de Metropolis M Special over Mid-career), heb ik geen ander instituut zo krachtig zien maken. Ik denk dat het Schafhausens beste programmatische ingreep geweest. Meer dan het langdurige, maar niet erg boeiende experiment met Morality, meer ook dan de thematische groepstentoonstellingen over vakwerk en economie die er ook zijn geweest, zelfs meer dan de summa plus ultra-netwerk bijeenkomst Rotterdam Dialogues, met honderden professionals uit de internationale kunstwereld en de complete spraakverwarring die het resultaat was.
Twintig jaar na zijn oprichting is Witte de With niet meer de eenzame vooruitgeschoven post in de kunst die met hooghartige vanzelfsprekendheid een nieuw terrein in de internationale kunst kan verkennen. Niet alleen is er veel meer concurrentie gekomen, waarmee de taak over veel meer partijen wordt verdeeld, het draagvlak voor die taak is momenteel ook hevig in het geding. Naast de kunst die gezien wil worden, is er op voorspraak van de politiek ook het publiek dat recht op aandacht claimt. Net als vele andere instellingen in de kunst zal ook deze presentatie-instelling zich moeten heruitvinden, wil ze kunnen blijven voortbestaan. Ze zal de banden met haar publiek moeten intensiveren en er veel meer geld uit zien te kloppen.
Het lijkt er daarmee op dat Schafhausen de laatste curator van een relatief onbezorgd kunsttijdperk was. Het waren de jaren dat de curator koning was, en het er eigenlijk niet heel veel toe deed wat hij of zij programmeerde, zolang de eigen vakwereld het maar goed vond. Nu het eigen professionele netwerk niet meer volstaat zal de toekomst er anders uit gaan zien, ook voor dit centrum.
In de inleiding van het vandaag te verschijnen jubileumboek lees ik dat het centrum bezig is zich om te vormen tot een Huis voor Visuele Cultuur. Ik meen dat die discussie al wat jaartjes duurt, maar wellicht dat het er onder Defne Ayas daadwerkelijk van gaat komen. We zullen zien of dit het model wordt dat de toekomst van Witte de With zeker stelt.
Angela Bulloch
Short Big Drama
Witte de With Rotterdam
21 januari-9 april 2012
20+ Years Witte de With
Book launch 20 januari
http://www.wdw.nl/
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M